Het hof heeft dit verweer in een nadere bewijsoverweging als volgt verworpen:
“Bij de beoordeling van dit verweer gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden, die blijken uit de gebruikte bewijsmiddelen:
- op 16 juni 2014 heeft [betrokkene 1] een kniklader met aanhanger verhuurd aan ene [betrokkene 2] . De kniklader en aanhanger zijn vervolgens op of omstreeks 17 juni 2014 gestolen dan wel verduisterd. De aanhanger was van het merk Hapert en was voorzien van het kenteken [AA-00-BB] en had als chassisnummer [001] (pv pol. pag. 63-67);
- op 13 januari 2016 heeft verdachte een minigraver met een Vlemmix machinetransporter (het hof begrijpt dat hiermee een aanhanger wordt bedoeld), voorzien van kenteken [CC-00-DD] , gehuurd van het verhuurbedrijf van [betrokkene 4] in Valthermond. Verdachte heeft tegen de moeder van [betrokkene 4] gezegd dat hij de minigraver nodig had voor een festival in Groningen (pv pol. pag. 100-101);
- op 14 januari 2016 heeft verdachte van het bedrijf [B] te Oud-Alblas een miniloader gehuurd. Verdachte heeft deze miniloader meegenomen op een aanhanger achter een witte Mercedesbus. Verdachte heeft daarbij aan een medewerker van [B] , [betrokkene 5] , verteld dat hij de miniloader wilde gebruiken om een festivalterrein in Rotterdam glad te strijken. Nadat verdachte was vertrokken, zag Den Besten via het GPS-systeem in de miniloader dat deze zich op dat moment bevond op de A59 en dat deze zich voortbewoog in de richting van 's-Hertogenbosch en niet in de richting van Rotterdam (pv pol. pag. 108-109);
- aangezien de eigenaar van het bedrijf [B] de situatie niet vertrouwde, heeft hij de politie geïnformeerd en gemeld dat de graafmachine (het hof begrijpt: de hiervoor genoemde miniloader) zich blijkens de GPS-tracer inmiddels bevond aan de Monseigneur Borretstraat te Reek, gemeente Landerd. De politie is vervolgens ter plaatse gegaan en heeft diezelfde middag bij een tankstation in de genoemde straat in Reek een autobus met aanhangwagen aangetroffen met daarop een oranjekleurige shovel met de reclameopdruk ' [B] '. De aanhangwagen was voorzien van het kenteken [CC-00-DD] . Bij die combinatie trof de politie onder andere verdachte aan (pv pol. pag. 9-10);
- het was de politie ambtshalve bekend dat verdachte veelvuldig in verband werd gebracht met diefstallen van gereedschappen en bouw- en tuinbouwmachines. Aangezien verdachte geen documenten van de bedrijfsbus, de aanhanger en de shovel kon overleggen en het de politie niet duidelijk was of sprake was van een strafbaar feit, heeft de politie de bedrijfsbus, de aanhanger en de shovel op 14 januari 2016 in beslag genomen in het kader van de waarheidsvinding;
- de politie heeft het kenteken op de aanhangwagen nagekeken in de systemen. Daaruit bleek dat dit hoorde bij [betrokkene 4] te Valthermond. De politie heeft vervolgens contact opgenomen met [betrokkene 4] , waarna deze de volgende dag naar het politiebureau is gekomen. Nadat [betrokkene 4] de aanhanger had bekeken, heeft hij gezegd dat het wel zijn kenteken, maar niet zijn aanhanger was. Vervolgens heeft de politie geconstateerd dat er geen identificatieplaatje meer op de aanhanger zat (pv pol. pag. 16-17, 48);
- op 19 januari 2016 heeft verdachte de minigraver en de aanhangwagen die hij van [betrokkene 4] had gehuurd aan laatstgenoemde teruggeven (pv pol. pag. 32). Op deze aanhanger ontbrak onder meer de bijbehorende kentekenplaat (pv pol. pag 42);
- uit onderzoek door de politie bleek de inbeslaggenomen aanhanger van het merk Hapert te zijn, met het Voertuig Identificatie Nummer [001] en met als kenteken [CC-00-DD] , welk kenteken was afgegeven voor een andere aanhangwagen (pv pol. pag. 46);
- verdachte heeft eerst verklaard dat hij de onder hem inbeslaggenomen aanhanger had gehuurd van [betrokkene 4] , maar nadat de politie hem ermee geconfronteerd had dat het kenteken op de aanhanger, [CC-00-DD] , niet overeenkwam met de aanhanger en de tenaamgestelde van het kenteken (hof: [betrokkene 4] ) had verklaard dat de aanhanger niet van hem was, heeft verdachte verder geen verklaring meer willen afleggen (pv pol. pag. 77).
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen stelt het hof allereerst vast dat de op 14 januari 2016 onder verdachte inbeslaggenomen aanhanger van het merk Hapert, met chassis- of VIN-nummer [001] van misdrijf, te weten diefstal dan wel verduistering, afkomstig was. Het hof stelt voorts vast dat het dossier geen enkele aanwijzing bevat dat verdachte zelf op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de diefstal of verduistering van deze aanhanger.
Uit het dossier blijkt voorts niet op welke datum verdachte deze aanhanger voorhanden heeft gekregen. Dat moet zijn geweest in de periode tussen 16 juni 2014 en 14 januari 2016.
Het hof overweegt dat de omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden op zichzelf niet tot het bewijs kan bijdragen. Wel kan het hof, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, zulks in zijn overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal betrekken.
Nu verdachte geen, Iaat staan een geloofwaardige verklaring heeft willen afleggen over hoe het kan dat op de op 14 januari 2016 onder hem inbeslaggenomen aanhanger van het merk Hapert het kenteken was bevestigd van de Vlemmix-aanhanger die hij de dag ervóór, op 13 januari 2016, van het bedrijf van [betrokkene 4] had gehuurd, moet het er naar het oordeel van het hof voor worden gehouden dat verdachte degene is geweest die dat kenteken op de Hapert-aanhanger heeft gemonteerd. Aangezien verdachte voorts geen, laat staan een plausibele verklaring heeft afgelegd waarom hij dat heeft gedaan, gaat het hof ervan uit dat verdachte dat heeft gedaan om de ware identiteit van die Hapert-aanhanger, waarvan ook het identificatieplaatje was verwijderd, te verhullen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden en in aanmerking genomen dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van de aanhanger, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de Hapert-aanhanger ten minste willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die aanhanger van misdrijf afkomstig was. Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Het bewijsverweer wordt derhalve verworpen.”