Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
middelbehelst de klacht dat de bewezenverklaring in het licht van art. 6 EVRM en art. 359, tweede lid, Sv onvoldoende met redenen is omkleed, omdat het hof heeft volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen, nadat de rechtbank de verdachte gemotiveerd had vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Het bij de overval gebruikt veerdrukwapen is van [verdachte] , maar deze is in feb/mr/april gestolen. In april heeft de politie een inval gedaan. Deur geforceerd. Daarna kon iedereen in de woning komen. [betrokkene 1] , pg. 379, is ermee bekend dat er bij [verdachte] ingebroken is.
Foslo
Foto 8, pg. 209 [slachtoffer] = aag, [verdachte] niet herkend. Foto 8 = [betrokkene 2]
De dader van de overval gebruikte een andere fiets dan de fiets waarop [verdachte] normaliter reed (zwarte Halleluja met rekkie aan het stuur, pg. 445 + 478 ev). Met de foto’s van 479, 480 en 481 aar Mammoet rijwielen gegaan. Behalve de voordrager (wel op fiets [verdachte] , niet op fiets dader), is bij de fiets van de dader de kettingkast gesloten, terwijl de fiets van [verdachte] een open kettingkast heeft. Op de fiets van de dader is tevens een voorspatbord aanwezig, terwijl deze niet aanwezig is op de fiets van [verdachte] . Als dit dezelfde fiets is, en het de politie suggereert dit, zou dat betekenen dat [verdachte] voorafgaande aan de overval zijn bagagerek en het voorspatbord gedemonteerd moet hebben en een gesloten kettingkast gemonteerd moet hebben op de fiets en na de overval het bagagerek en het voorspatbord gemonteerd en de gesloten kettingkast naar een open kettingkast gemonteerd moet hebben. Volgens de medewerkers van Mammout is het (de-)monteren van een kettingkast een “dingetjes”, dat doe je niet in een handomdraai. Volgens Mammoet zijn dit twee verschillende fietsen. Daar zijn de medewerkers heel stellig in. Dan rijst de vraag: waar is de fiets van de overval gebleven?
Overig
komt vaker in de winkel. [verdachte] kan zich niet herinneren zoiets te hebben gedaan, RC 3. Zijn partner, [betrokkene 1] , pg. 379, acht hem daartoe niet in staat.
- petje of muts op zijn hoofd.
- 3. Een proces-verbaal d.d. 26 mei 2016 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. 2016113989. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina's 264 tot en met 266):
- als relaas van de opsporingsambtenaar:
- Op 26 mei 2016 werd mij, verbalisant [verbalisant 5] ; een wapen overhandigd.
- Aantreffen wapen
- Het wapen werd aangetroffen op de openbare weg en was gebruikt bij een overval.
- Omschrijving wapen
- Soort wapen Een voor be- en afdreiging geschikt veerdrukpistool
- Serienummer [001]
- Bijzonderheden Het wapen betreft geen speelgoedvoorwerp
- Categorie wapen Het wapen vertoont voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis met een pistool van het merk SigSauer, model P226/P228.
- Forensisch onderzoek Het wapen is overgedragen aan de technische recherche van politie eenheid Den Haag. Zij hebben van het wapen eventueel aanwezige dactyloscopische en biologische sporen veiliggesteld.
- 4. Een proces-verbaal Onderzoek stuk van overtuiging d.d. 10 mei 2016 van de Politie Eenheid Den Haag met nr. PL1500- 2016113989-23. Dit proces-verbaal houdt onder meer in (pagina 243 en 244):
Spoornummer: PL1500-201611398 9-637 98
Antwoord getuige:
“In een geval als het onderhavige, dat zich kenmerkt door de bijzonderheid dat de rechter in eerste aanleg heeft doen blijken dat hij een ten overstaan van een opsporingsambtenaar afgelegde, de verdachte belastende verklaring van een getuige niet betrouwbaar acht en daarom niet voor het bewijs gebruikt, en de rechter (mede) op die grond tot vrijspraak van het tenlastegelegde feit is gekomen, dient de rechter in hoger beroep, indien hij die verklaring wel voor het bewijs gebruikt, ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing daartoe de redenen op te geven. In het bijzonder moet de rechter in hoger beroep vermelden op welke gronden hij de desbetreffende verklaring betrouwbaar acht. Die gronden kunnen, maar behoeven niet te zijn ontleend aan een verhoor van de getuige in hoger beroep. In dit verband kan voorts van belang zijn de mate waarin de verklaring van de getuige steun vindt in andere bewijsmiddelen, alsook de door het Openbaar Ministerie tegen de vrijspraak aangevoerde bezwaren en de procesopstelling van de verdachte.” [9]
Manoli tegen Moldaviëging het om een politieambtenaar die in hoger beroep was veroordeeld voor – kort gezegd – mishandeling van een arrestant. De appelrechter had getuigenverklaringen voor het bewijs gebruikt, terwijl het gerecht in eerste aanleg mede op basis van diezelfde verklaringen had geoordeeld dat het door de politie gebruikte geweld niet disproportioneel was geweest. [11] Ook in
Lorefice tegen Italië, Moinescu tegen Roemenië, Hanu tegen Roemeniëen
Flueras tegen Roemeniëging het om veroordelingen in hoger beroep die waren gebaseerd op getuigenverklaringen, ten aanzien waarvan in eerste aanleg was geoordeeld dat deze niet konden leiden tot de conclusie dat de klagers het ten laste gelegde hadden begaan. De veroordeling in hoger beroep is in dergelijke gevallen gebaseerd op “une nouvelle interprétation de témoignages dont elle n’a pas entendu les auteurs. Elle a ainsi pris le contre-pied des jugements des tribunaux inférieurs, qui avaient relaxé le requérant sur la base, notamment, des dépositions de ces témoins faites lors des audiences tenues devant eux. [12] In
Botten tegen Noorwegenten slotte ging het om de situatie waarin de Noorse Hoge Raad een vrijsprekend vonnis van de rechter in eerste aanleg vernietigde en alsnog een veroordeling uitsprak, terwijl de Hoge Raad de verdachte (klager) niet had opgeroepen en gehoord. [13]