Conclusie
middelricht zich tegen het oordeel van het hof dat er geen sprake is van ‘schuld’ in de zin van art. 307 Sr. [1]
Vaststelling feitelijke gang van zaken
Pathologisch onderzoek
- sub 3: een vaag begrensde, blauwe, onderhuidse bloeduitstorting in het gelaat ter plaatse van de rechter kaakhoek en in de diepere halsspieren daaronder.
De letsels sub 3 waren recent en het gevolg van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig, mechanisch geweld. Dit geweld kan stomp of botsend zijn geweest. Ze kunnen echter ook zijn ontstaan ten gevolge van inwerking van samendrukkend geweld bijvoorbeeld gelijktijdig met het mogelijk opgetreden samendrukkende geweld op de bovenlip.”
- sub 4: een paarsblauwe bloeduitstorting in het onderhuidse weefsel rechts in de hals, kleine bloeduitstortingen in de oppervlakkige halsspieren en meer uitgesproken bloeduitstortingen in de diepe halsspieren voornamelijk in de onderste helft beiderzijds, bloeduitstorting in en om de onderpool van de rechterkwab van de schildklier.
De letsels sub 4 waren bij leven ontstaan en het gevolg van uitwendig mechanisch samendrukkend en/of stomp botsend geweld, zoals bijvoorbeeld bij de keel grijpen, een ‘band’ om de hals aanbrengen, (zich) stoten of slaan. De letsels waren klein, dit past beter bij geringe geweldsinwerking dan bij grote(re) geweldsinwerking. Veranderingen die eventueel zouden kunnen passen bij substantieel omsnoerend geweld op de hals zoals beschadigingen en/of breuken van het tongbeen of het strottenhoofd of talrijkere puntvormige bloeduitstortingen in de bindvliezen werden niet aangetroffen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de kans op het optreden van beschadigingen en/of breuken van het strottenhoofd in het voorliggende geval minder waarschijnlijk is gelet op het gegeven dat deze structuur nog elastisch was en dus niet (volledig) verbeend, waardoor deze minder makkelijk beschadigd raakt. Het ontbreken van deze afwijkingen sluit substantieel geweld op de hals echter niet volledig uit en daarom is (enige) mate van verstikking niet volledig uit te sluiten.”
- sub 5: een bloeduitstorting aan de binnenzijde van de bovenlip links.
Het letsel aan de bovenlip was het gevolg van bij leven opgetreden inwerking van uitwendig mechanisch geweld. Dit geweld kan botsend of samendrukkend zijn. Indien er sprake was van een samendrukkend geweld op de mond, waarbij ook de neus was bedekt kan dit hebben geleid tot of bijgedragen aan verstikking door belemmering van inademing van lucht (smoren). Smoren leidt in het algemeen niet tot het ontstaan van stipvormige bloeduitstortingen en is middels een sectie niet aan te tonen. Indien er sprake zou zijn geweest van smoren kan dit het overlijden verklaren of een bijdrage hieraan hebben geleverd.”
GHB kan in de gemeten concentratie het overlijden van slachtoffer verklaren door het optreden van centraal dempende effecten.”
De patholoog concludeert dat bij sectie op het lichaam van [betrokkene 1] geen eenduidige doodsoorzaak is gevonden. Het overlijden kan worden verklaard door verstikking ten gevolge samendrukkend geweld op de hals, verstikking ten gevolge van smoren, een intoxicatie met GHB of een combinatie van twee of al deze factoren.
Bij uitsluiting van een meer waarschijnlijke doodsoorzaak kan het overlijden van slachtoffer verklaard worden door GHB” en het pathologisch onderzoek waaruit volgt: “
GHB kan in de gemeten concentratie het overlijden van slachtoffer verklaren door het optreden van centraal dempende effecten.”
Verstrekken GHB geen onaanvaardbaar risico
geenonaanvaardbaar risico oplevert.
Een beschreven recreatieve dosis is één tot twee soms drie gram. De hoeveelheid aan vloeistof zegt niks over de hoeveelheid GHB die erin heeft gezeten. Het gaat om de totale hoeveelheid die is ingenomen. De concentratie in de vloeistof is te meten door de politie dan wel door de afdeling verdovende middelen bij het NFI. Als niemand het heeft gemeten kunnen we achteraf niet vaststellen wat de concentratie in het flesje was. Het is erg lastig om terug te rekenen van de concentratie in het bloed naar de concentratie in het drankje.” De hoeveelheid vloeibare GHB (of dit nu twee dopjes, een scheut, een scheutje, of een aanduiding in milliliters is) die verdachte aan het slachtoffer heeft verstrekt, is derhalve niet bepalend voor de vraag of sprake was van een veilige niet dodelijke hoeveelheid GHB omdat voor die vraag de concentratie GHB in die vloeistof bepalend is. Juist die vraag kan niet beantwoord worden. Specifieke wetenschap van verdachte omtrent de concentratie van de dosis GHB die zij aan [betrokkene 1] verstrekt heeft is niet vast te stellen evenmin wetenschap dat een dergelijke dosis tot
de dood(anders dan overige gezondheidsrisico's als verslaving, verstikking, verliezen van bewustzijn) van [betrokkene 1] zou kunnen leiden. Weliswaar is de wijze waarop verdachte de GHB heeft gedoseerd ongecontroleerd te noemen, maar zoals uit hetgeen de deskundige heeft verklaard blijkt, zijn er voorbeelden bekend van mensen die bij deze hoeveelheid/concentratie - wat die dan feitelijk ook is - niet zijn komen te overlijden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte verklaard heeft - en het hof ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen - dat zij eerder met anderen van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden gebruikte en dit altijd goed is gegaan. Evenals de rechtbank, beschouwt het hof het niet als een feit van algemene bekendheid wat de gangbare recreatieve en veilige hoeveelheid GHB is en evenmin dat GHB met een kleine wisseling van hoeveelheid van veilig naar toxisch kan gaan, zoals door de toxicoloog ter terechtzitting van de rechtbank naar voren is gebracht.
Hoewel GHB op de bij de Opiumwet behorende lijst I staat en mitsdien door de wetgever wordt beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert, levert het verstrekken van GHB door verdachte aan [betrokkene 1] onder de hiervoor vermelde omstandigheden geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico met zich op grond waarvan gesteld kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig heeft gehandeld. Verdachte heeft mitsdien geen schuld in de zin van artikel 307 Sr aan de dood van [betrokkene 1] en zal daarom van het haar ten laste gelegde worden vrijgesproken.”
2. Indien de schuld bestaat in roekeloosheid, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.”
3.6. Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk. In aanmerking genomen (i) dat de stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, waartoe ook amfetamine behoort, door de wetgever worden beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert; en (ii) dat de verdachte, die door het Hof wordt gezien als een “gemiddelde drugsgebruiker” de amfetamine heeft verstrekt aan een minderjarige persoon had het Hof nader moeten motiveren op grond van welke feiten en omstandigheden de verdachte ervan mocht uitgaan dat het verstrekken van een “speedbom” aan die persoon niet een onaanvaardbaar risico met zich bracht.”
Gegevens van spoedeisende eerste hulp afdelingen (SEH’s) uit de MDI laten zien dat 85% van de patiënten onder invloed van GHB een matige of ernstige vergiftiging heeft. Dat wil zeggen dat zij niet goed of helemaal niet meer aanspreekbaar zijn. Een deel van hen is in coma. Bij de ambulances is de mate van vergiftiging nog hoger: 88% heeft na gebruik van GHB als enige drug (al dan niet in combinatie met alcohol) een matige of ernstige vergiftiging. Op EHBO-posten is dat 62%, schrikbarend hoog in vergelijking met cannabis (15%), xtc (22%) en amfetamine (14%).”
“Een GHB-coma is een ernstige complicatie.
Tijdens een coma zijn reflexen minder of afwezig en kan je stikken in braaksel of spuug. Tijdens een coma daalt de ademhaling en ontstaat zuurstoftekort in de hersenen. Dat kan schade geven aan hersenfuncties; zeker als een gebruiker vaker in coma belandt. Tijdens een coma weet je niet wat anderen met je doen en ben je dus erg kwetsbaar, bijvoorbeeld voor seksueel misbruik of diefstal.
- In het femoraalbloed van het slachtoffer is een hoge concentratie GHB van 206 mg/l aangetroffen en in de urine een hoge concentratie van 3600 mg/l.
- Het slachtoffer was onbekend met (de werking van) GHB, wat de dosering en wijze van toediening geheel afhankelijk van het inzicht van de verdachte maakte en stelde zich lijdzaam op.
- Het slachtoffer heeft de GHB vrijwillig tot zich genomen. Het dossier bevat geen objectieve aanwijzingen voor een andersluidende gang van zaken en het hof gaat hier dan ook van uit.
- De verdachte is hooguit een gemiddeld gebruiker.
- De concentratie GHB in de vloeistof is niet onderzocht.
- GHB kan in de gemeten concentratie het overlijden van het slachtoffer verklaren door het optreden van centraal dempende effecten.
- De hoeveelheid GHB die de verdachte aan het slachtoffer heeft verstrekt is niet vast te stellen.
- De verdachte heeft eerder met anderen van dezelfde GHB vergelijkbare of grotere hoeveelheden gebruikt en dit is altijd goed gegaan.