“
Inhoud van het klaagschrift
Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 10.100,-.
De raadsvrouw van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd. Klager kan in zijn klaagschrift worden ontvangen. De zaak werd laatstelijk vervolgd in het arrondissement Amsterdam. Uit de overgelegde verhoren blijkt dat er een rechtercommissaris bij de zaak betrokken is geweest. In het kader van dit onderzoek is het geldbedrag in beslag genomen. Uiteindelijk is de zaak geseponeerd. Het klaagschrift is binnen drie maanden nadat de zaak tot een einde is gekomen ingediend.
Klager stelt eigenaar en derhalve rechthebbende te zijn van voornoemd geldbedrag. Hij had het geld verstopt in het plafond van de auto die bij zijn vader ([betrokkene 1]) in gebruik was. Zijn vader was niet op de hoogte van het feit dat klager dat bedrag in het plafond van de auto had verstopt. Klager stelt dat hij voornoemd geldbedrag heeft ontvangen bij de verkoop van zijn auto.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft in raadkamer afgeweken van schriftelijk standpunt, inhoudende dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klaagschrift, nu het meer dan twee jaar na de inbeslagname is ingediend. Een geldbedrag kan ook na twee jaar nog worden teruggevorderd. Het strafvorderlijk belang verzet zich niet langer tegen teruggave van het geld aan klager. Klager kan als de redelijkerwijs rechthebbende worden aangemerkt, ook al is niemand als beslagene aangemerkt.
De beoordeling
Het klaagschrift is op 4 mei 2018 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
Voor de rechtbank staat vast dat er sprake is geweest van een vervolging, welke is geëindigd met een onvoorwaardelijk sepot op 28 maart 2018. Het klaagschrift is binnen drie maanden na het einde van de zaak ingediend, zodat klager kan worden ontvangen in zijn klaagschrift.
De vader van klager werd op 14 april 2016 aangehouden als verdachte van - onder meer - witwassen. Hij bestuurde een auto waarin het bedrag van € 10.100,- werd aangetroffen in het plafond. De auto stond op naam van een ander, met antecedenten op het gebied van onder meer overtreding van de Opiumwet en (zwaar) geweld. Het geldbedrag is in beslag genomen ter waarheidsvinding. Op de kennisgeving van inbeslagneming is aangetekend: ‘geen eigenaar bekend’.
In het onderhavig geval is sprake van beslag dat volgens het Openbaar Ministerie diende om de waarheid aan de dag te brengen. Het onderzoek is afgerond zodat het strafvorderlijk belang zich niet langer verzet tegen opheffing van het beslag.
Ten aanzien van het geld is door de politie niemand als beslagene aan aangemerkt. Aangezien hier sprake is van een klager die stelt eigenaar/rechthebbende van het voorwerp te zijn en om teruggave vraagt, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht, dient de rechtbank als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat klager als eigenaar/rechthebbende van het voorwerp moet worden aangemerkt en zo ja of zich de situatie als bedoeld in artikel 94a lid 4 of lid 5 Sv voordoet (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.15). Klager heeft pas twee jaar na de inbeslagname een klaagschrift ingediend. Hij stelt zich op het standpunt dat het geld afkomstig is van de verkoop zijn auto. Behoudens de verklaringen van klager en diens vader, ziet de rechtbank geen onderbouwing voor deze stelling.
Daarbij komt dat het geld was verhuld, nu het was verstopt in een sok, in een zakje, in een plafond van een auto, waar de vader van klager gebruik maakte. De te naam gestelde van het voertuig is een bekende van justitie.
Nu niet buiten redelijke twijfel is dat klager als eigenaar/rechthebbende van het geld moet worden aangemerkt, zal de rechtbank het verzoek ongegrond verklaren.