6.2.Het bestreden arrest houdt – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang – in:
‘’De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een strafbaar feit, omdat de zoon van de verdachte, [betrokkene 1], gedurende de ten laste gelegde periode ziek was. [betrokkene 1] heeft als gevolg van de ziekte van Pfeiffer niet regelmatig de school kunnen bezoeken. De verdediging stelt dat er daarom geen sprake is van ongeoorloofd verzuim. Daarbij heeft de verdachte er alles aan gedaan om te zorgen dat haar zoon de school geregeld bezocht.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Het hof constateert dat uit het absentieoverzicht blijkt dat in de administratie van de school is vastgelegd dat [betrokkene 1] in de periode van 21 augustus 2015 tot en met 14 december 2015 in totaal 221 lesuren volledig heeft verzuimd. Dit verzuim staat in het absentieoverzicht aangeduid met ‘A’ waarmee absent bedoeld wordt. Daarnaast is [betrokkene 1] vijf keer te laat gekomen.
Het standpunt van de verdediging dat een leerling die ziek is gemeld daarmee is vrijgesteld van het geregeld schoolbezoek, kan niet zonder meer worden gevolgd.
Het hof stelt voorop dat het in hetgeen namens de verdachte is aangevoerd geen reden ziet om te twijfelen aan de inhoud van het door de leerplichtambtenaar op ambtseed opgemaakte proces-verbaal. Uit dit proces-verbaal en de overige stukken van het dossier kan het navolgende worden vastgesteld.
Het [A] (hierna: de school) heeft de absentie niet als ziekte geregistreerd, hetgeen impliceert dat de verdachte geen ziekmelding als bedoeld in artikel 12 van de Leerplichtwet heeft gedaan. De school doet op 28 september 2015 een melding van verzuim aan de leerplichtambtenaar. Pas op 1 oktober 2015 geeft de verdachte tijdens een huisbezoek van de afdelingsleider van de school aan dat [betrokkene 1] oververmoeid is en kondigt de verdachte aan met [betrokkene 1] naar de huisarts te gaan. Als school op 15 oktober 2015, na twee mails, constateert dat [betrokkene 1] nog steeds niet op school is verschenen en de school niets meer van de verdachte heeft vernomen, wordt de verdachte samen met [betrokkene 1] uitgenodigd bij de schoolarts.
Onder verwijzing naar de ‘Handleiding strafrechtelijke aanpak schoolverzuim’ merkt het hof op dat om te beoordelen of sprake is van rechtmatig ziekteverzuim, en er dus met recht een beroep op de vrijstelling wegens ziekte als bedoeld in artikel 11, sub d, van de Leerplichtwet kan worden gedaan door de school een stappenplan dient te worden doorlopen, waarbij onder andere verwijzing naar de jeugdarts of schoolverpleegkundige GGD volgt. Weigert een jongere of zijn ouders de medewerking aan die controle dan is een melding van ongeoorloofd verzuim op zijn plaats. Bij voortduren van het verzuim en het ontbreken van een verklaring van een deskundige (zoals bijvoorbeeld specialist, schoolarts of vertrouwensarts), is het aan de jongere en/of diens ouder om duidelijkheid te verschaffen in de oorzaken van het schoolverzuim, aldus de handleiding.
Op 26 oktober 2015 heeft er naar aanleiding van de verzuimmelding van 28 september 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen de verdachte, haar zoon [betrokkene 1] en leerplichtambtenaar [betrokkene 2]. In dit gesprek heeft de verdachte meegedeeld dat [betrokkene 1] na een huisartsbezoek positief is getest op Pfeiffer en een vitamine D tekort heeft. [betrokkene 1] heeft in het gesprek verteld dat hij ’s morgens niet uit zichzelf en ook niet van wekkers wakker wordt. De verdachte heeft aangegeven dat zij [betrokkene 1] ’s ochtends niet meer wakker maakt. [betrokkene 1] heeft verteld dat dat hij graag wil dat zijn moeder hem weer wakker maakt. Afgesproken wordt dat de verdachte en [betrokkene 1] bespreken hoe zij dit gaan oplossen.
Op 9 november 2015 zijn de verdachte en [betrokkene 1] op consult verschenen bij de schoolarts (zie het gespreksverslag van de jeugdarts d.d. 9 november 2015). In dit gesprek heeft [betrokkene 1] zelf aangegeven dat hij weliswaar de ziekte van Pfeiffer heeft, maar dat hij gewoon naar school kan. Hij heeft het gevoel dat zijn moeder hem te makkelijk thuis houdt. De schoolarts heeft [betrokkene 1] geadviseerd het volledige lesprogramma te volgen als hij zich goed genoeg voelt en als dat echt niet lukt, kan er eventueel met de afdelingsleider een aangepast lesprogramma worden gemaakt. De verdachte is daarmee akkoord gegaan. De schoolarts heeft verzocht de huisarts van de verdachte te mogen raadplegen, maar de verdachte heeft hiervoor geen toestemming gegeven en heeft zelf ook geen medische informatie aan de schoolarts ter beschikking gesteld.
Uit de eigen rapportage van de school volgt dat [betrokkene 1] op 16 november 2015 op school in een gesprek met de afdelingsleider nogmaals heeft aangegeven dat het goed gaat en dat hij hele dagen naar school wil gaan. Hij wil geen aangepast programma volgen.
Blijkens het absentieoverzicht heeft [betrokkene 1] in de periode hierna echter onverminderd vaak verzuimd. De verdachte is voorts gevraagd om aanwezig te zijn bij het overleg op 24 november 2015 van het Zorg Advies Team in verband met de zorgen om [betrokkene 1]. De verdachte heeft laten weten dat zij andere afspraken had en is niet verschenen bij het overleg, ondanks dat de afdelingsleider per e-mail van 24 november 2[0]15 nogmaals heeft aangedrongen dat het in het belang van [betrokkene 1] zou zijn dat zij daarbij aanwezig zou zijn.
Daarna is de verdachte per aangetekende brief van 24 november 2015 opgeroepen voor een verhoor bij de leerplichtambtenaar op 14 december 2015 in verband met vermoedelijke overtreding van artikel 2 van de Leerplichtwet 1969. In deze brief is opgenomen dat de verdachte wordt verzocht eventuele bewijsstukken die de reden van het verzuim kunnen verklaren mee te nemen. De verdachte heeft per brief van 27 november 2015 laten weten niet bij het verhoor te zullen verschijnen, omdat zij en haar zoon dan zeer waarschijnlijk op de Antillen zullen zijn in verband met ziekte in de familie. Daartoe heeft de verdachte op 26 november een verlofaanvraag wegens gewichtige omstandigheden gedaan, als bedoeld in artikel 11 onder g van de Leerplichtwet. De aanvraag tot verlof voor de periode van 7 december 2015 tot en met 17 december 2015 is op 1 december 2015 afgewezen door de directeur van de school omdat er veel zorgen zijn binnen school in verband met de structurele afwezigheid van [betrokkene 1]. Ondanks deze afwijzing zijn de verdachte en haar zoon [betrokkene 1] naar de Antillen vertrokken.
Uit het bovenstaande volgt naar het oordeel van het hof genoegzaam dat de school het zogeheten stappenplan uit de hiervoor aangehaalde handleiding heeft doorlopen. Voorts blijkt dat de verdachte geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek tot het overleggen van een medische verklaring en evenmin toestemming heeft gegeven aan de schoolarts om navraag te doen bij de huisarts. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging alsnog een medische verklaring van de huisarts overgelegd. Deze verklaring is evenwel gedateerd 5 april 2016, hetgeen ruim na de tenlastegelegde periode van verzuim is. Voorts blijkt uit deze verklaring dat de verdachte op 9 oktober 2015 voor de eerste keer bij de huisarts is geweest, welke datum ruim 6 weken na de aanvangsdatum van de tenlastegelegde verzuimperiode is. Verder blijkt uit de informatie van de huisarts dat de verdachte bij een vervolgconsult op 3 december 2015 heeft aangegeven dat zij [betrokkene 1] ‘niet wil forceren’. Pas na de mededeling van de aangekondigde zorgmelding eind november 2015 heeft de moeder van de verdachte een uitdraai van het bloedonderzoek van [betrokkene 1] naar de school gestuurd. In deze uitdraai wordt het ziektebeeld van [betrokkene 1] niet verder geduid. Hieruit concludeert het hof dat de verdachte heeft nagelaten tijdig de benodigde medische gegevens te verschaffen en daarmee heeft nagelaten te handelen overeenkomstig het stappenplan als bedoeld in de hiervoor aangehaalde handleiding; reeds om die reden is sprake van ongeoorloofd verzuim.
Daarnaast is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte voldoende inspanningen heeft verricht om [betrokkene 1] geregeld op school te laten verschijnen.
Hetgeen hiervoor is overwogen in aanmerking genomen is het hof van oordeel dat de verdachte onvoldoende heeft aangetoond dat het verzuim van haar zoon geoorloofd is geweest en dat zij aldus niet aan haar zorgplicht als bedoeld in artikel 4a van de Leerplichtwet heeft voldaan.’’