“hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 september 2009 te Den Haag,
A. op meerdere tijdstippen in voormelde periode voorwerpen, te weten geldbedragen verworven, voorhanden gehad en omgezet en
B. een woning/pand (gelegen aan [a-straat 1] te [plaats] ) verworven, terwijl hij steeds wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.”
5. Uit de aanvulling van de bewijsmiddelen bij het arrest blijkt dat het hof de bewezenverklaring heeft doen steunen op in totaal tien bewijsmiddelen, inhoudende twee bewijsmiddelen zoals opgenomen in de aanvulling van de bewijsmiddelen bij het arrest en daarnaast de in de bijlage bij het vonnis waarvan beroep vermelde inhoud van de daarin onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 9 genoemde bewijsmiddelen.
6. Het arrest van het hof houdt – voor zover van belang - in:
“ “
Bewijsoverwegingen
(…)
De verdachte heeft immers ter terechtzitting in hoger beroep zelf verklaard dat hij sinds zijn aankomst in Nederland in 1985 zo ongeveer dag en nacht heeft gewerkt en niet alleen wit, heeft gewerkt, maar ook zwarte inkomsten heeft genoten. De stelling van de raadsvrouw, dat de verdachte met zwarte inkomsten, doelt op inkomsten die hij heeft verworven, terwijl hij niet over een werkvergunning beschikte, acht het hof niet aannemelijk. Sedert 1987 beschikt hij over een SOFI-nummer. Behoudens een paar maanden dat hij in 2008 in vreemdelingendetentie heeft gezeten heeft hij vanaf zijn aankomst in Nederland tot en met de in de tenlastelegging begrepen periode altijd gewerkt. Hij maakte weinig kosten en spaarde al het geld dat hij overhield op. De verdachte heeft al in eerste aanleg alle ("witte"), jaaropgaven, waarover hij beschikt, overgelegd. Dat betreft de jaren 1989, 1990, 1991, 1994, 1996, 1997, 1998, 1999, 2000, 2002, 2005, 2006 en 2007.
Bestudering van deze jaaropgaven, mede in het licht van deze verklaring, leidt het hof tot de volgende overwegingen. Over een aantal jaren - waarbij het hof voorbijgaat aan de jaren 1985 tot en met 1988 - (1992, 1993, 1995, 2002, 2003, 2004, 2008 en 2009) zijn geen loonopgaven. Het hof acht aannemelijk dat alle inkomsten die de verdachte over die jaren heeft genoten op geen enkele wijze in de belastingheffing zijn betrokken.
Met betrekking tot de jaren, waarover wel een (ten aanzien van 1995 zelfs twee) jaaropgave aanwezig is valt op dat er een grote variatie is in de per jaar verdiende bedragen. Over een groot aantal jaren zijn die bedragen veel lager dan over andere jaren. Het hof acht aannemelijk dat de verdachte ook over die jaren (te weten 1990, 1994, 1996, 2002 en 2007) substantiële "zwarte" inkomsten, waarover geen belasting is afgedragen, heeft verworven. Voorts acht het hof aannemelijk dat ten aanzien van de contante geldbedragen, waarover de verdachte heeft beschikt en die hij op zijn rekening heeft gestort, vermenging is opgetreden tussen de rechtens en feitelijk wel aan de belastingheffing onderworpen inkomsten en de feitelijk niet aan belastingheffing onderworpen (zwarte) inkomsten.
Nu voorts de contante stortingen, rekening houdend met redelijkerwijs normaal, althans minimaal, te achten kosten van levensonderhoud, geen aannemelijke herkomst vinden in de door de verdachte overgelegde jaaropgaves kan het niet anders zijn dan dat de gestorte bedragen deels afkomstig zijn van enig misdrijf, namelijk het verwerven van inkomsten en van vermogen zonder dat daar belasting over is afgedragen.
Zoals hiervoor uiteengezet strookt de door het hof aannemelijk geachte feitelijke verwerving van dergelijke inkomsten ook volledig met de eigen verklaring van de verdachte. Uiteindelijk heeft de verdachte met het geld dat hij contant heeft gestort op zijn bankrekening mede de woning aan [a-straat ] in [plaats] gekocht. Hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd met betrekking tot de inkomsten van de echtgenote van de verdachte, alsmede de door de verdachte en zijn echtgenote ontvangen huwelijksgeschenken, maakt dit naar het oordeel van het hof niet wezenlijk anders.”