“
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde witwassen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Hij heeft in de eerste plaats betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte leasetermijnen heeft witgewassen.
Ten aanzien van de geldbedragen waarvoor verdachte uiteindelijk niet een aanwijsbare en verifieerbare, inkomstenbron heeft opgegeven, heeft de raadsman aangevoerd dat het niet gaat om zulke hoge bedragen dat geconcludeerd kan worden dat het niet anders kan dan dat die bedragen van misdrijf afkomstig moeten zijn. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij gewezen op de huurovereenkomst die is opgemaakt ten behoeve van de in de tenlastelegging genoemde Mercedes. Volgens de raadsman blijkt daaruit dat er een bedrag van € 1.500,-- is betaald voor de huur van deze auto. Slechts een deel van dat bedrag is door verdachte zelf betaald. De rest is betaald door de andere personen die eveneens van de Mercedes gebruik hebben gemaakt. Verder heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte wel over geld beschikte. Hij heeft immers een bedrag van ongeveer € 2.700,-- als schade-uitkering ontvangen van een verzekeraar en hij zou daarnaast geld hebben geleend van familieleden. Deze door verdachte ontvangen geldbedragen zouden zijn op het eerste gezicht niet aanstonds verklaarbare uitgaven alsnog kunnen verklaren, aldus de raadsman.
Indien het hof van oordeel is dat de in de tenlastelegging bedoelde geldbedragen wel van misdrijf afkomstig zijn, heeft de raadsman naar voren gebracht dat het aannemelijk is dat dit geld uit eigen misdrijf afkomstig is. Nu de voor een bewezenverklaring vereiste extra gedraging gericht op het verhullen of verbergen van de criminele herkomst van dit geld ontbreekt, dient ook vrijspraak te volgen van het tenlastegelegde witwassen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde witwassen wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof - grotendeels met de rechtbank - als volgt.
De inkomenssituatie van verdachte
In de tenlastegelegde periode had verdachte de beschikking over een betaalrekening met het rekeningnummer [0001] en over een aan deze rekening gekoppelde spaarrekening met het rekeningnummer [0002] .
Op de betaalrekening van verdachte hebben in de periode van 24 juli 2014 tot en met 1 september 2014 in totaal dertien transacties plaatsgevonden. Daarbij ging het om een contante storting van € 600--, acht pintransacties met een totaalbedrag van € 564,54 (waaronder een transactie van € 475,-- bij de kledingwinkel [A] in Utrecht), een storting van een schadebedrag van € 2.706,88 door N.V. Univé en drie pintransacties met een totaalbedrag van € 730,--.
Op de hiervoor genoemde spaarrekening zijn geen activiteiten waargenomen in de periode van 1 januari 2012 tot 4 september 2014.
Opvallend is dat er bijna geen betalingen met betrekking tot levensonderhoud te zien zijn op de bankrekeningen van verdachte.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de jaren 2009 tot en met 2013 geen legaal inkomen heeft gehad. Verdachte heeft ook zelf niet verklaard dat hij een inkomen heeft ontvangen in de tenlastegelegde periode en in de periode daarvoor. Wel heeft hij ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij wat kleine schulden heeft. In de jaren 2012 en 2013 heeft verdachte telkens uitsluitend een relatief klein bedrag aan zorgtoeslag ontvangen.
Het hof concludeert uit het voorgaande dat verdachte, met uitzondering van de ontvangen zorgtoeslag en het door N.V. Univé uitgekeerde schadebedrag, geen legale inkomsten heeft ontvangen in de tenlastegelegde periode en in de periode daarvoor.
Inkomsten familie van verdachte
Gebleken is dat [betrokkene 1] , de vader van verdachte, jaarlijks in totaal € 16.400,-- aan pensioen en AOW-uitkering ontvangt. Daarnaast krijgt hij huur- en zorgtoeslag. Van de moeder van verdachte, [betrokkene 2] , is geen inkomen bekend. Van de broers en zussen van verdachte is bekend dat [betrokkene 3] een uitkering en daarnaast huur- en zorgtoeslag ontvangt, dat [betrokkene 4] vanaf 2011 geen inkomen heeft ontvangen, dat [betrokkene 5] geen inkomen heeft en dat [betrokkene 8] een relatief klein inkomen heeft ontvangen in de jaren 2013 en 2014.
Geldbedragen ten behoeve van de aankoop van kleding
Op de slaapkamer van verdachte zijn (kassa)bonnen aangetroffen die zien op de aankoop van kleding bij de kledingwinkel [A] in Utrecht. Op 10 juli 2014 is hier een bedrag van € 640,-- contant betaald, op 13 oktober 2014 is een bedrag van € 350,-- contant afgerekend in deze winkel en op 30 december 2014 ging het om een contant bedrag van € 1.003,50. De aankoopbonnen van 10 juli 2014 en 13 oktober 2014 zijn aangetroffen in de gedetineerdenagenda van verdachte op zijn slaapkamer. Het hof gaat er bij gebreke van enige aanwijzing voor het tegendeel van uit dat deze bonnen van hem zijn, nu deze op zijn slaapkamer én in zijn persoonlijke agenda zijn gevonden;
Op 24 juli 2014 werd verdachtes bankrekening met het rekeningnummer [0001] geopend. Op diezelfde dag werd een bedrag van € 600,-- contant op deze rekening gestort en werd vervolgens een bedrag van € 475,-- gepind bij de kledingwinkel [A] in Utrecht.
Het hof concludeert uit het voorgaande dat de door verdachte aangekochte kleding een totale waarde van € 2.468,50 vertegenwoordigde (€ 640,-- + € 350,-- + € 1.003,50 + € 475,--).
Huurtermijnen auto’s
Verdachte heeft verklaard dat hij een keer een Mercedes heeft gehuurd van [betrokkene 6] . De huur van deze auto is contant betaald.
[betrokkene 6] , de directeur van het bedrijf [B] B.V., heeft verklaard dat verdachte vanaf juni (het hof begrijpt: juni 2014) verschillende keren auto’s bij hem heeft gehuurd. Verdachte heeft eerst een Volkswagen Polo bij hem gehuurd. Hij betaalde € 350,-- per week voor de huur van deze auto en kreeg 100 kilometer vrij. Alles wat hij daarboven reed, kostte € 0,10 per kilometer. In de zomer van 2014 is verdachte met een zwarte Mercedes CLA naar Marokko geweest. Hij heeft zes of zeven weken in deze auto gereden. Voor de gehele huurperiode van deze Mercedes heeft verdachte een bedrag van € 4.000,- contant betaald aan [betrokkene 6] . Verder heeft hij [betrokkene 6] ruim € 2.000,- contant betaald ter zake van verkeersboetes.
Bij [C] B.V. heeft verdachte van 23 juli 2014 tot 2 augustus 2014 een Fiat 500 Twin Air Easy gehuurd. De kosten voor de autohuur bedroegen in totaal € 595,48. Verdachte betaalde echter een bedrag van € 950,- contant ten behoeve van de huur (inclusief borg) van deze auto. Het teveel betaalde bedrag zou door hem op rekening worden terug ontvangen.
Uit een op 7 oktober 2014 afgeluisterd telefoongesprek tussen verdachte en [betrokkene 6] leidt het hof af dat [betrokkene 6] verdachte € 325,-- heeft gerekend voor de huur van een Peugeot 208.
Het hof leidt uit een op 10 oktober 2014 afgeluisterd telefoongesprek tussen verdachte en [betrokkene 7] af dat verdachte € 1.300,-- heeft betaald aan kosten voor autohuur, waaronder borg, boetes en kilometerverbruik.
Uit hetgeen hiervoor onder de kop “de inkomenssituatie van verdachte” is overwogen, leidt het hof af dat verdachte geen bedragen van een op zijn naam gestelde rekening heeft overgemaakt ten behoeve van het huren van auto’s en dat ten behoeve van die betalingen van huurbedragen, boetes etc. ook geen opnames hebben plaatsgevonden ten laste van zijn bankrekening. Het hof concludeert daarom dat verdachte de kosten aan autohuur en boetes telkens contant heeft betaald. Uit het voorgaande blijkt dat verdachte in elk geval € 8.925,-- contant heeft betaald aan autohuur en boetes (€ 350,-- + € 4.000,-- + € 2.000,-- + € 950,-- + € 325,--+ € 1.300,--).
Van misdrijf afkomstig
Zoals hiervoor al is overwogen, had verdachte - met uitzondering van de (geringe inkomsten uit) zorgtoeslag en het door de verzekering uitgekeerde schadebedrag - geen legale inkomsten in de tenlastegelegde periode en de jaren daarvoor. De legale inkomsten die verdachte wel heeft ontvangen, zijn naar het oordeel van het hof volstrekt onvoldoende om alle hiervoor genoemde uitgaven van te kunnen betalen. Gelet hierop en mede in aanmerking nemende de omstandigheid dat de hiervoor genoemde uitgaven (in elk geval grotendeels) contant zijn betaald, is er zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen. Van verdachte mag vervolgens worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld waarmee hij deze uitgaven deed. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Volgens de raadsman blijkt uit de huurovereenkomst ten behoeve van de in de tenlastelegging genoemde Mercedes (dossierpagina 7767) dat er slechts een bedrag van € 1.500,-- aan huur voor deze auto is betaald. Deze kosten zou verdachte met anderen hebben gedeeld. Het hof gaat er echter, anders dan de raadsman, van uit dat verdachte een bedrag van € 4.000,-- contant heeft betaald aan huur voor deze Mercedes, zoals [betrokkene 6] heeft verklaard. De huurovereenkomst op dossierpagina 7767, inclusief het daarop vermelde bedrag van € 1.500,--, is naar het oordeel van het hof onbetrouwbaar en daaraan dient om die reden geen betekenis te worden toegekend. In de eerste plaats omdat deze overeenkomst niet is ondertekend door de huurder (verdachte) en de verhuurder ( [betrokkene 6] ). Daarnaast plaatst het hof nadrukkelijk vraagtekens bij de betrouwbaarheid van deze overeenkomst omdat uit de bewijsmiddelen is gebleken dat [betrokkene 6] contracten ten behoeve van het huren van auto’s vaker pas achteraf opmaakte en dat - zoals uit onderzoek is gebleken - verschillende van deze contracten bovendien vals waren. Het hof hecht daarom meer waarde en geloof aan de door [betrokkene 6] afgelegde verklaring en gaat er, overeenkomstig die verklaring, van uit dat verdachte een bedrag van € 4.000,- contant heeft betaald voor de Mercedes.
Dat andere personen zouden hebben gedeeld in en meebetaald aan de kosten van huur van de betreffende Mercedes, zoals namens verdachte in hoger beroep voor het eerst is betoogd, is op geen enkele wijze onderbouwd en ook overigens niet aannemelijk geworden.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat verdachte een bedrag van € 2.700,- heeft ontvangen van een verzekeraar en dat hij mogelijk geld heeft geleend van verschillende familieleden. Het hof heeft hiervoor reeds vastgesteld dat verdachte in elk geval € 2.468,50 aan kleding en € 8.925,- aan autohuur heeft uitgegeven. Het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag is onvoldoende verklaring voor al deze gemaakte en contant betaalde kosten. Verder acht het hof het niet aannemelijk geworden dat verdachte duizenden euro’s van familieleden zou hebben geleend en ontvangen. Dat past niet alleen niet bij de inkomsten die van hen bekend zijn - zoals volgt uit de hiervoor vermelde overwegingen onder de cursieve kop “inkomsten familie van verdachte” - maar is bovendien op geen enkele wijze door de verdediging onderbouwd. Verdachte heeft aldus geen verklaring voor de herkomst van het door hem uitgegeven geld gegeven die concreet, min of meer verifieerbaar en niet hoogst onwaarschijnlijk is.
Gelet op al het voorgaande - in onderling(e) verband en samenhang bezien - is er naar het oordeel van het hof geen andere conclusie mogelijk dan dat verschillende van de hiervoor genoemde geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat verdachte daarvan op de hoogte was. Het hof verklaart bewezen dat verdachte verschillende geldbedragen heeft witgewassen door deze om te zetten in kleding dan wel in betaalde autohuur en daarmee verband houdende kosten. Deze omzetting draagt de verberging dan wel de verhulling van de criminele herkomst van het geld in zich. De door de raadsman gevoerde verweren worden verworpen.
Het hof is - met de raadsman - van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte leasetermijnen heeft witgewassen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal hij daarom worden vrijgesproken.”