4.9.Ten einde deze rechtsvraag te kunnen beantwoorden, ga ik allereerst in op de wetsgeschiedenis van art. 272 Sr. Art. 272 Sr is opgenomen in Titel XVII van boek 2 van het Wetboek van Strafrecht, getiteld “Schending van geheimen”. In het O.R.O. luidde het opschrift van deze titel “Openbaring van geheimen”. De wetgever heeft in 1886 ervoor gekozen om deze titel te wijzigen, nu in een van de andere wetsartikelen in deze titel “het woord daar niet de technische betekenis kan hebben welke er door het opschrift der titel aan wordt toegekend. Deze uitdrukking, elliptisch voor schending van vertrouwen door openbaaring van geheimen, is in dien zin ook op zich zelve juister”.In het O.R.O. luidde art. 272 Sr, voor zover van belang (cursivering DP):
“Hij die opzettelijk eenig geheim hetwelk hij uit hoofde van zijn ambt of beroep verpligt is te bewaren,
openbaart, wordt gestraft met (…)”.
In dit artikel wordt volgens de memorie van toelichting strafbaar gesteld “het opzettelijk openbaren van een geheim, wanneer men (…) tot zwijgen verpligt was”ofwel “de opzettelijke schending van den pligt tot zwijgen”.
Art. 272 Sr werd in 1886 gewijzigd in (cursivering DP):
“Hij die opzettelijk eenig geheim, welke hij, uit hoofde van zijn hetzij tegenwoordig hetzij vroeger ambt of beroep, verplicht is te bewaren,
bekendmaakt, wordt gestraft met (...)”
De reden dat “openbaren” werd gewijzigd in “bekendmaken”, was omdat “openbaren te eng is, want het veronderstelt dat iets ter algemeene kennis gebragt wordt, terwijl toch verraad ook aan één persoon strafbaar zijn moet”.
In 1967 werd het bestanddeel “bekendmaken” in art. 272 Sr vervangen door “schenden”, en wel zo, dat art. 272, eerste lid, Sr kwam te luiden (cursivering DP):
“Hij die enig geheim, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat hij uit hoofde van ambt, beroep op wettelijk voorschrift, dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk
schendt, wordt gestraft met (…)”
De reden van de wijziging van het delictsbestanddeel “bekendmaken” in “schenden” is dat gesteld werd dat hierdoor werd voorkomen dat – bijvoorbeeld - een ambtsdrager die een geheim bekendmaakt aan degene bij wie hij dat ambtshalve juist moet bekendmaken onder dat artikel zou vallen, terwijl in een dergelijk niet-strafbaar geval een geheim wel wordt bekendgemaakt, maar niet is geschonden.Verder merkte de wetgever op dat de term “schenden” het voordeel heeft dat deze reeds in het wetboek voorkomt, namelijk in het opschrift van de titel waarvan art. 272 Sr deel uitmaakt, en dat ook tal van bijzondere wetten dit woord gebruiken, en dat het woord “bekendmaken” “het beeld oproept van het ter kennis brengen aan een ruimere kring van personen, terwijl art. 272 Sr mede het oog heeft op het doen van mededelingen aan één tot kennisneming onbevoegde”.In art. 273 Sr wordt de schending van bedrijfsgeheimen strafbaar gesteld. Het daarin opgenomen bestanddeel “bekendmaken” is in 1967 niet gewijzigd in “schenden”.