In deze zaak gaat het om een verdachte die op 3 maart 2018 een Facebookbericht heeft geplaatst waarin hij zijn vader bedreigt met de dood. De verdachte, die lijdt aan psychische aandoeningen, heeft in het bericht geschreven: 'aankondiging: ik ga [betrokkene 1] doden omdat het moet!'. De vader van de verdachte heeft aangifte gedaan van deze bedreiging, waarbij hij verklaarde dat hij zich ernstig bedreigd voelde. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft de verdachte eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wederrechtelijk binnendringen. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie het cassatieberoep van de verdachte behandeld, waarbij hij inging op de vraag of de bedreiging voldoende was om bij de vader redelijke vrees te doen ontstaan. De conclusie stelt dat de bedreiging van dien aard was dat deze vrees kon ontstaan, mede gezien de psychische toestand van de verdachte en eerdere bedreigingen die de vader had ervaren. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof en verwerpt het cassatieberoep, waarbij wordt benadrukt dat niet vereist is dat de bedreiging daadwerkelijk een zodanige indruk maakt dat er werkelijk vrees is opgewekt, maar dat de omstandigheden zodanig zijn dat een dergelijke vrees kan ontstaan.