ECLI:NL:PHR:2020:445

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
19/03559
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/03559
Zitting12 mei 2020

CONCLUSIE

A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 27 maart 2019 door de enkelvoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven dagen met een proeftijd van twee jaren. Verder heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van veertig uren.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. N. van Schaik en mr. S.D. Groen, advocaten te Utrecht, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelklaagt dat de beslissing tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf onbegrijpelijk is, althans ontoereikend is gemotiveerd.
3.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 27 maart 2019 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“De voorzitter deelt mede dat er een vordering tot tenuitvoerlegging aan de orde is, onder parketnummer 09-075651-15. (…)
(…)
De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan het hóf over, zakelijk weergegeven:
(…) Daarnaast concludeer ik tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in verband met de ouderdom van die zaak.
De raadsman voert het woord ter verdediging, zakelijk weergegeven:
(…) Ik kan mijn vinden in de conclusie van de advocaat-generaal ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
(…)
De voorzitter spreekt het arrest ter openbare terechtzitting uit.
(…)
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST
(…)
8. Vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16-652582-16
Het hof gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 juli 2015, parketnummer 09-075651-15, te weten van:
taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.”
3.2.
Aan het middel is allereerst ten grondslag gelegd dat het hof in het geheel geen opgaaf heeft gedaan van de redenen die hebben geleid tot de toewijzing van de vordering, zodat de beslissing ontoereikend is gemotiveerd. Verder is aan het middel ten grondslag gelegd dat de ongemotiveerde beslissing onbegrijpelijk is, omdat deze haaks staat op de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsman.
3.3.
Op grond van art. 14j, eerste lid, (oud) Sr zoals dat luidde ten tijde van het bestreden arrest moet een rechterlijke beslissing omtrent een vordering van het openbaar ministerie met redenen zijn omkleed. [1] Aan deze motivering worden geen hoge eisen gesteld. De vaststelling dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, lijkt in de regel voldoende. [2] De beslissing moet echter wel van een motivering zijn voorzien. [3]
3.4.
In deze zaak heeft het hof de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging niet gemotiveerd. Het hof heeft zelfs niet vastgesteld dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De beslissing is dus niet voorzien van de in art. 14j, eerste lid, (oud) Sr vereiste motivering. Daarover klaagt het middel terecht.
4. Het middel slaagt. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Sinds 1 januari 2020 bepaalt art. 6:6:5 Sv dat de rechterlijke beslissingen op grond van het zesde hoofdstuk van boek 6 van het Wetboek van Strafvordering met redenen zijn omkleed. Daartoe behoort onder meer de in art. 6:6:21 Sv geregelde beslissing van de rechter op de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk niet ten uitvoer gelegde straf of maatregel.
2.Vgl. HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5582, HR 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2956, en HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1290.
3.Vgl. HR 8 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2525, en HR 25 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1032, rov. 2.4.