Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
Op 10 december 2018 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs uiterlijk - 6 (zes) maanden - tot 6 juni 2019 wordt ingehouden.”
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure tegen de invordering en inhouding van een rijbewijs, zoals geregeld in artikel 164 lid 8 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank Amsterdam heeft op 18 december 2018 het klaagschrift van de klager ongegrond verklaard. De klager, geboren in 1977, had verzocht om teruggave van zijn rijbewijs dat door het openbaar ministerie was ingehouden. De advocaat van de klager, mr. G.P. Dayala, heeft namens hem cassatieberoep ingesteld tegen deze beschikking.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie opgemerkt dat uit ingewonnen inlichtingen blijkt dat het rijbewijs op 5 juni 2019 aan de klager is teruggegeven. Dit betekent dat het beslag op het rijbewijs, dat was opgelegd op basis van artikel 134 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafvordering, is geëindigd. Gezien deze omstandigheden heeft de klager geen belang meer bij het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt derhalve tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep, aangezien het doel van het beroep niet langer kan worden gediend. De zaak is behandeld op 12 mei 2020, en de uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 30 juni 2020.