ECLI:NL:PHR:2020:663

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
19/01084
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake invordering en inhouding rijbewijs

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure tegen de invordering en inhouding van een rijbewijs, zoals geregeld in artikel 164 lid 8 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank Amsterdam heeft op 18 december 2018 het klaagschrift van de klager ongegrond verklaard. De klager, geboren in 1977, had verzocht om teruggave van zijn rijbewijs dat door het openbaar ministerie was ingehouden. De advocaat van de klager, mr. G.P. Dayala, heeft namens hem cassatieberoep ingesteld tegen deze beschikking.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie opgemerkt dat uit ingewonnen inlichtingen blijkt dat het rijbewijs op 5 juni 2019 aan de klager is teruggegeven. Dit betekent dat het beslag op het rijbewijs, dat was opgelegd op basis van artikel 134 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafvordering, is geëindigd. Gezien deze omstandigheden heeft de klager geen belang meer bij het cassatieberoep, wat leidt tot de conclusie dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.

De conclusie van de Procureur-Generaal strekt derhalve tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het cassatieberoep, aangezien het doel van het beroep niet langer kan worden gediend. De zaak is behandeld op 12 mei 2020, en de uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 30 juni 2020.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/01084 B
Zitting12 mei 2020

CONCLUSIE

D.J.C. Aben
In de zaak
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de klager.
1. De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 18 december 2018 het klaagschrift van klager ex artikel 164 lid 8 Sv, strekkende tot teruggave van zijn ingevorderde en door het openbaar ministerie ingehouden rijbewijs, ongegrond verklaard.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager en mr. G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3. De bestreden beschikking houdt, voor zover relevant, het volgende in:

Op 10 december 2018 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs uiterlijk - 6 (zes) maanden - tot 6 juni 2019 wordt ingehouden.”
4. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat uit namens mij bij het openbaar ministerie ingewonnen inlichtingen blijkt dat het rijbewijs op 5 juni 2019 aan klager is teruggegeven en dat aldus het beslag op grond van artikel 134 lid 2 onder a Sv is geëindigd, heeft klager geen belang bij het cassatieberoep. [1]
5. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 10 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT8952,