“De verdachte, die hoger beroep heeft ingesteld, wordt onmiddellijk na de voordracht van de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld mondeling de bezwaren tegen het vonnis op te geven. Hij zegt dat hij ten onrechte is veroordeeld, omdat het gebiedsverbod onterecht aan hem is opgelegd. De verdachte is het ook niet eens met de strafmaat.
De raadsman voegt hieraan het volgende toe. Het bezwaar tegen het gebiedsverbod is inmiddels ongegrond verklaard. De raadsman heeft vandaag namens de verdachte beroep bij de rechtbank ingesteld tegen de ongegrondverklaring, omdat hij zich op het standpunt stelt dat het gebiedsverbod onrechtmatig aan de verdachte is opgelegd. Zolang niet komt vast te staan dat het gebiedsverbod rechtmatig is, dient een strafrechtelijke veroordeling voor het overtreden ervan achterwege te blijven, aldus de raadsman.
(…)
De verdachte verklaart op de vraag van de oudste raadsheer of het klopt dat hij de verdachte hoorde zeggen dat hij het verbod onzinnig vindt:
Het is niet zo dat ik het verbod onzin vindt. Hoewel ik wel snap dat ik het gekregen heb, ben ik het er niet mee eens dat ik het verbod heb gekregen. Mijn oma woont in het gebied waar ik niet mag komen en ik moet erlangs om naar school te kunnen gaan. Hierdoor ben ik het er niet mee eens. De reden dat ik het verbod heb gekregen, begrijp ik wel een beetje.
(…)
De raadsman deelt mee:
Ik wil voordat het requisitoir start een aanhoudingsverzoek doen, omdat er bij de rechtbank beroep tegen het gebiedsverbod is aangetekend. Het verbod is niet met cliënt besproken en voorafgaand aan de oplegging heeft slechts een kort gesprek van twee minuten met cliënt plaatsgevonden. De ouders van cliënt zijn tevens niet bij de oplegging van het gebiedsverbod betrokken geweest. Ik wil de procedure omtrent de rechtmatigheid van het gebiedsverbod in beroep afwachten voordat deze zaak verder wordt behandeld. Ik heb aan het begin van de terechtzitting aangegeven dat wij in beroep zijn gegaan tegen de ongegrondverklaring en ik dacht dat u deze zaak eerst nog met cliënt wilde bespreken. Om deze reden doe ik dit aanhoudingsverzoek nu pas.
De advocaat-generaal deelt mee:
Ik verzoek u om het aanhoudingsverzoek van de raadsman af te wijzen. Onderaan de beslissing op het bezwaar dat de raadsman heeft ingebracht staat dat de beroepstermijn zes weken bedraagt. Daarna gaat er nog enige tijd overheen voordat op het beroep is beslist. Al met al gaat er een behoorlijke tijd overheen en ondertussen is het gebiedsverbod geldig. Indien het gebiedsverbod achteraf gezien onterecht zou zijn opgelegd, dan kan de verdachte bij de gemeente verzoeken om een schadevergoeding. Ook al zou de verdachte in de procedure tegen de gemeente in het gelijk worden gesteld, dan nog heeft hij het gebiedsverbod destijds overtreden.
De raadsman deelt mee:
Ik zou het zeer onwenselijk vinden als cliënt een sanctie krijgt opgelegd, terwijl de rechtsgeldigheid van het gebiedsverbod nog niet vast staat. Dan krijgt hij een zware straf, terwijl de strafbaarheid van het feit nog niet vast staat. Indien de zaak nu niet wordt aangehouden en cliënt wordt veroordeeld, zal er cassatie moeten worden ingesteld om tijd te rekken in afwachting van de beslissing in het bestuursrecht in beroep. Hierna zal misschien een herzieningsverzoek worden gedaan. Dat is toch allemaal niet nodig. Ik hoop dat het hof het beroep tegen de ongegrondverklaring wil afwachten.
De advocaat-generaal deelt mee:
Als het betoog van de raadsman wordt gevolgd, houdt dit in dat een gebiedsverbod pas ingaat op het moment dat de hele juridische procesgang is afgewerkt. Dat zou betekenen dat het gebiedsverbod in feite pas in werking zou treden als onherroepelijk de juistheid van het verbod zou vaststaan. Dan wordt het systeem van gebiedsverboden illusoir. Een gebiedsverbod moet juist onmiddellijk in werking treden, omdat het op dat moment van belang is dat er rust ontstaat in een bepaald gebied. De gemeente moet deze rust kunnen creëren door middel van het opleggen van een gebiedsverbod. Het verbod was ten tijde van het ten laste gelegde rechtsgeldig van kracht en moest, toen worden nageleefd, ook al is de Raad van State over drie jaar van mening dat het bestuur het gebiedsverbod ten onrechte zou hebben opgelegd.
Het hof onderbreekt het onderzoek voor beraad in raadkamer.
Na beraad in raadkamer deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat het aanhoudingsverzoek van de raadsman zal worden afgewezen. Bij een verzoek tot aanhouding dient het hof alle daarbij betrokken belangen af te wegen. Het aanhoudingsverzoek is gedaan om een bestuursrechtelijke procedure tegen het gebiedsverbod af te wachten. Die procedure heeft echter geen schorsende werking en doet onder de hier gegeven omstandigheden niet af aan het door het hof te beoordelen strafrechtelijk verwijt dat de verdachte gemaakt wordt. Het hof acht dan ook het belang van spoedige berechting bij deze stand van zaken doorslaggevend.
(…)
De raadsman voert het woord tot verdediging:
Wat betreft het punt dat cliënt laat in de avond niets te zoeken heeft in de [a-straat] ben ik het met de advocaat-generaal eens. Ik vraag u niet om cliënt vrij te spreken. Ik begrijp ook het standpunt dat cliënt moet weten dat de [a-straat] tot het verboden gebied behoort. Indien wordt uitgegaan van het rechtsgeldig bestaan van het gebiedsverbod dan ligt een bewezenverklaring voor de hand. De oplegging van een leerstraf SoCool of een werkstraf begrijp ik en het ligt dan tevens voor de hand om de strafoplegging van de kinderrechter te volgen. Ik ben alleen erg ongelukkig met de afwijzing van mijn aanhoudingsverzoek. Indien de bestuursrechter het besluit dat de basis vormt van deze zaak vernietigt en indien de ongegrondverklaring van tafel is, zullen wij bij de Hoge Raad een herzieningsverzoek moeten doen. De basis van de strafrechtelijke veroordeling komt dan te vervallen. Je kunt dan immers niet meer zeggen dat mijn cliënt toch strafbaar was en anders zou het in de strafmaat moeten meewegen. Dit is een juridisch inzicht in de zaak. De strafzaak kan mijns inziens niet leiden tot onverkort een veroordeling als het gebiedsverbod uiteindelijk wordt ingetrokken of wordt vernietigd, net zoals bij ongewenst verklaarde vreemdelingen bij wie de ongewenstverklaring bij bezwaar of beroep is komen te vervallen.”