ECLI:NL:PHR:2022:323

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
21/03183
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens ontbreken van grieven

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2022 een conclusie getrokken over de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep. De verdachte, geboren in 1979, had op 18 februari 2021 hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de politierechter in Rotterdam, maar had geen 'Grievenformulier Hoger Beroep' ingediend. De raadsvrouw van de verdachte stelde dat het hof geen rekening had gehouden met een e-mail van 5 juli 2021, waarin grieven waren opgenomen. Deze e-mail was verzonden door mr. E.R. Weening, de raadsman van de verdachte, naar zowel de rechtbank Rotterdam als het gerechtshof Den Haag. Het hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat er geen schriftuur met grieven was ingediend. De Hoge Raad oordeelde echter dat het oordeel van het hof niet begrijpelijk was, gezien de bewijsstukken die aantoonden dat er wel degelijk grieven waren ingediend. De conclusie van de Procureur-Generaal strekte tot vernietiging van de uitspraak van het hof en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep. De zaak betreft een veroordeling van de verdachte wegens schuldheling, met een gevangenisstraf van drie weken als gevolg.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/03183
Zitting15 februari 2022

CONCLUSIE

A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij verstekarrest van 7 juli 2021 door het gerechtshof Den Haag niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter uit de rechtbank Rotterdam waarbij hij wegens schuldheling is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Het middel komt op tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het hof van de verdachte in zijn hoger beroep.
Het hof heeft de verdachte – bij verstek – niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en heeft daartoe overwogen:
“De verdachte heeft niet een schriftuur met grieven tegen het vonnis ingediend. Evenmin heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.”
4. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een "akte instellen hoger beroep", inhoudende dat op 18 februari 2021 door mr. E.R. Weening namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen het eindvonnis van de politierechter uit de rechtbank Rotterdam van 10 februari 2021. Aan deze akte is geen "Grievenformulier Hoger Beroep" gehecht.
5. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat het hof geen acht heeft geslagen op de inhoud van het door de raadsvrouw van verdachte per e-mail verzonden schrijven van 5 juli 2021 waarin grieven zijn opgenomen. Ter staving van die stelling zijn aan de cassatieschriftuur kopieën gehecht van: [1]
i) een e-mail van 5 juli 2021 om 14.26 uur van mr. E.R Weening gericht aan de administratie van de rechtbank Rotterdam (onder meer) inhoudende:

Betreft: [verdachte] / OM Appelschriftuur rolnummer 22.000492-18
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u aan in bovenvermelde zaak een appelschriftuur.
Wilt u voor verzending naar het Gerechtshof zorgdragen?
Met vriendelijke groet,
E.R. Weening.”
ii) een e-mail van 5 juli 2021 om 14.31 uur van mr. E.R. Weening gericht aan de administratie van het gerechtshof Den Haag (onder meer) inhoudende:

[verdachte] / OM rolnummer 22.000492-18 APPELSCHRIFTUUR rolzitting 7 juli 2021 te 13.30 uur.
Geachte heer/mevrouw,
Bijgaand treft u aan een appelschriftuur, zoals deze heden (formeel) is ingediend bij de Rechtbank Rotterdam.
Met vriendelijke groet,
E.R. Weening”
De bij beide berichten meegezonden appelschriftuur met grieven is aan de cassatieschriftuur gehecht. In aanmerking genomen dat het in de genoemde berichten genoemde e-mailadres het destijds in gebruik zijnde e-mailadres van de strafgriffie van de rechtbank Rotterdam en het hof Den Haag betreft [2] , bieden de aan de schriftuur gehechte stukken grond voor het ernstig vermoeden dat namens de verdachte vóór het onderzoek ter terechtzitting op 7 juli 2021 een schriftuur houdende grieven is ingediend. Op grond daarvan moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat een dergelijke schriftuur is ingediend. [3]
6. Gelet op het voorgaande is het oordeel van het hof dat de verdachte op de voet van art. 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, niet begrijpelijk.
7. Het middel slaagt.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.Vergelijk de conclusie in HR 9 juli 2019, ECLI:NL:PHR:2019:978.
2.Het mailadres van de strafgriffie van de rechtbank Rotterdam, is nu nog in gebruik. Dit adres is niet vindbaar op de website van de rechtbank omdat men gebruik maakt van beveiligde adressen, maar uit telefonisch contact met de strafgriffie van de rechtbank blijkt dat het adres nog steeds in gebruik is. Het mailadres van de strafgriffie van het hof Den Haag, is ook nu nog in gebruik. Zie hiervoor de pagina van het hof Amsterdam op rechtspraak.nl via deze
3.Vgl. HR 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:73.