In deze zaak is de verdachte bij arrest van 21 november 2017 door het hof Arnhem-Leeuwarden niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter. De kantonrechter had de verdachte op 22 februari 2017 veroordeeld tot hechtenis voor de duur van een week wegens overtredingen van de Wet personenvervoer 2000. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij mr. I.F.J. Beugelsdijk als advocaat optreedt. Het cassatiemiddel richt zich tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep. De verdachte had na het instellen van het hoger beroep geen schriftuur met grieven ingediend, wat het hof aanleiding gaf om de niet-ontvankelijkheid te verklaren. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte tijdig grieven heeft ingediend, maar dat deze niet zijn ontvangen door het hof. De Hoge Raad concludeert dat het hof ten onrechte de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken, omdat er voldoende grond is om aan te nemen dat de grieven wel degelijk zijn ingediend. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het hof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.