De rechtbank heeft het klaagschrift met betrekking tot de in beslag genomen auto (merk: Range Rover, type: Evoque, kenteken: [kenteken 1]) ongegrond verklaard en daartoe overwogen:
“
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die ter beoordeling voorligt is of klaagster als eigenaar van de auto en het kentekenbewijs kan worden aangemerkt. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
- In het proces-verbaal van bevindingen AMB.2484 (onderzoek Taxus) is verslag gedaan van onderzoek naar de auto in de boekhouding van [A]. Uit die boekhouding blijkt het volgende:
op 12 november 2018 is de auto ingekocht voor € 38.500,- door [A];
op 24 november 2018 is de auto door [A] verkocht aan [B] B.V. voor € 42.500,-, maar hiervan heeft geen betaling plaatsgevonden;
op 11 januari 2019 werd de auto door [B] B.V. verkocht aan [A] voor € 42.500,-, maar ook hier vond geen betaling plaats; [A] is het bedrag schuldig gebleven aan [B] B.V.
- Uit het proces-verbaal van bevindingen AMB.2484 (onderzoek Taxus) blijkt ook dat klaagster op 10 januari 2019 als kentekenhouder is ingeschreven in het kentekenregister van de Rijksdienst voor het Wegverkeer.
- Uit het proces-verbaal van bevindingen AMB.2484 (onderzoek Taxus) blijkt verder dat bij de politie op basis van TCI-informatie het vermoeden bestaat dat de vader van klaagster, [betrokkene 1] (eveneens verdachte in het onderzoek Taxus), de auto via [A] aan zijn dochter heeft doen toekomen.
- Ter zitting heeft klaagster een factuur van 17 augustus 2017 overgelegd waaruit blijkt dat een Range Rover Evoque 2.2 (kenteken: [kenteken 2]) is ingeruild voor een Range Rover Evoque 2.2 (kenteken: [kenteken 3]) en een Volkswagen Polo 1.2 TSi (kenteken: [kenteken 4]). Daarnaast is een vrijwaringsbewijs uit het kentekenregister overgelegd van 16 januari 2019, voor de Range Rover met kenteken [kenteken 2].
- Ter zitting heeft klaagster een afschrift overgelegd van haar bankrekening, met daarop een incassobetaling van € 1.880,78 aan Allianz Nederland Schade op 29 oktober 2019. Dit bedrag is blijkens de omschrijving betaald voor de verzekering van de auto gedurende de periode 28 oktober 2019 tot 28 oktober 2020. Ook is een verzekeringspolis op naam van klaagster overgelegd ten aanzien van de auto met ingang van 10 januari 2019.
- De auto is in beslag genomen aan het adres [a-straat 1] in [plaats], het woonadres van klaagster.
Het voorgaande rechtvaardigt de (voorlopige) conclusie dat klaagster de auto sinds 10 januari 2019 in bezit heeft gehad. Dat blijkt uit het vrijwaringsbewijs van haar vorige Range Rover ([kenteken 2]), de inschrijving in het kentekenregister, de verzekeringsgegevens en het feit dat de auto op haar woonadres in beslag is genomen. Dat is echter niet voldoende om vast te stellen dat klaagster ook eigenaar van de auto is geworden. Daarvoor is nodig dat zij de auto geleverd heeft gekregen van een beschikkingsbevoegde op basis van een geldige titel (artikel 3:84 van het Burgerlijk Wetboek). Met name rondom de titel van verkoop blijven onduidelijkheden bestaan. Zo is in de boekhouding geen factuur gevonden waarbij de auto werd verkocht aan klaagster. Ook kan niet worden vastgesteld dat klaagster daadwerkelijk een koopprijs heeft betaald. Zelf heeft zij daarover bij de behandeling van het klaagschrift in raadkamer verklaard dat zij, naast de inruil van haar vorige Range Rover, een contant bedrag heeft betaald, maar zij kon geen antwoord geven op de vragen hoe hoog dit bedrag precies was, aan wie zij dit heeft betaald en op welke datum die betaling heeft plaatsgevonden.
Bij deze stand van zaken - en gelet op het vermoeden dat de auto via [A] aan klaagster ter beschikking is gesteld - kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat klaagster eigenaar is geworden van de auto. Daarom zal de rechtbank het klaagschrift ten aanzien van de auto ongegrond verklaren. (…)”