ECLI:NL:PHR:2024:1317

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
22/04741
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen voorbereidingshandelingen op basis van de Opiumwet met betrekking tot verdovende middelen

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1971, aangeklaagd voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in strijd met de Opiumwet. De verdachte was eigenaar van een tabakshop in Rotterdam, waar op 8 mei 2018 een doorzoeking plaatsvond. Tijdens deze doorzoeking werden diverse voorwerpen en stoffen in beslag genomen die veelvuldig worden gebruikt bij de verwerking en verkoop van harddrugs, zoals weegschalen, geldtelmachines, vacuümmachines en stoffen als fenacetine, procaïne en coffeïne. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de bestemming van deze goederen en dat hij dacht dat ze legaal waren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte tenminste ernstige redenen had om te vermoeden dat de voorwerpen en stoffen bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten. De verdachte is eerder betrokken geweest bij een strafzaak waarin soortgelijke goederen werden aangetroffen, wat zijn kennis over de bestemming van deze goederen versterkt. Het hof heeft de bewezenverklaring van het opzet van de verdachte op het feit als voldoende gemotiveerd beschouwd. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en de conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het beroep, met een constatering van overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/04741
Zitting10 december 2024
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte
Inleiding
1. Het gerechtshof Den Haag heeft de verdachte bij arrest van 8 december 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, wegens 1 “medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit” en 2 “eenvoudig schuldwitwassen”. Het hof heeft ook een aantal in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen verbeurdverklaard. [1]
2. Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, allebei advocaat in Rotterdam, het cassatieberoep ingesteld en één middel van cassatie voorgesteld.
3. Voordat ik inga op het middel – dat in de kern gaat over het onder 1 bewezenverklaarde (voorwaardelijk) opzet van de verdachte – geef ik eerst de bewezenverklaring en bewijsvoering van het hof weer voor zover het in dat verband relevant is.
Bewezenverklaring, bewijsvoering en samenvatting pleitnota
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij op 08 mei 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne en/of amfetamine en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of heroïne, en/of amfetamine en/of MDMA (een) middel (en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- hoeveelheden fenacetine en levamisol en procaïne en coffeïne en lidocaïne en mannitol en inositol en tretramisol, en
- persen en mallen en (elektrische) weegschalen en mixers en vacuümmachines en geldtelmachines en lamineermachines en eet- en drinkverpakkingen met heimelijke ruimtes voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij op 8 mei 2018 te Rotterdam, geldbedragen voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat die voorwerpen, onmiddellijk of middellijk, afkomstig waren uit (eigen) misdrijf.”
5. Aan de bewezenverklaring zijn de volgende bewijsmiddelen – ik beperk mij gelet op de insteek van het middel tot de bewijsmiddelen bij het onder 1 bewezenverklaarde – ten grondslag gelegd:

Feit 1
1. Een proces-verbaal van verhoor verdachted.d. 3 jul 2018 van de politie Eenheid Rotterdam met, nummer PL1700-2018137008-95. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 179 e.v.):
als de op 3 juli 2018 afgelegde verklaring van de verdachte:
V: Wat is uw relatie tot de winkel [A] , gevestigd aan de [a-straat 1] te [plaats] ?
A: Ik ben daar de eigenaar van. Al 21 jaar.
(…)
V: Als ik het goed begrijp regelt de bedrijfsleider het?
A: ja.
V: Wat is de naam
A: [betrokkene 1] .
V: Hoe vaak overleg met hem
A: Ja dat hangt er van af. Als hij niet functioneert zoals ik wil. Ik rij heel de dag heen en weer. Ik hou de omzet in de gaten. Hij geeft dat elke dag door.
V: Dus iedere dag contact?
A: Nee dat ook niet. Maar wel vaak.
(…)
V: De inkoop regelt ook [betrokkene 1] ?
A: Ja alles.
(...) Als hij iets groters wilt kopen, drie vier duizend euro, dan moet hij met mij overleggen daarvoor.
V: Wat voor goederen worden er vaak verkocht, naast sigaretten en gokken?
A: Headshop spullen.
V: Wat valt daar dan onder?
A: Weegschalen, geldtellers, verpakkingsmaterialen. Waterpijpen, shisha en -kooltjes.
V: Wat voor goederen kunnen op bestelling gedaan worden bij u? Die u dus niet in de winkel heeft staan?
A: Vacuummachine, die moet vooruit betaald worden want anders zit ik er straks mee.
V: Nog andere soort producten?
A: Ja:... een wietpers. Een pers.
V: Wat is inositol?
A: Voedingssupplement.
V: En meer specifiek?
A: vitamine B.
V: Wat is cafeïne?
A: Zeg maar een oppepper
V: In wat voor hoeveelheden verkoopt u deze producten?
A: 25 gram, 100 gram, 500 gram en een kilo.
V: En een doos 20 kilo cafeïne, waar wordt dat voor gebruikt?
A: Die worden aan winkels verkocht via mijn groothandel die het zelf verpakken.
V: Hoezo was het etiket van de doos?
A: Ik wil niet dat ze de leverancier achterhalen want dan ben ik de klant kwijt.
V: Wat is supermix?
A: Dat is een potje wat we verkopen.
V: Werden er nog meer soorten poeders verkocht?
A: Crystal Mannitol.
V: Wat is het en waar wordt het voor gebruikt?
A: Zelfde als normaal mannitol, andere benaming, betere kwaliteit.
V: Er werden persen, mallen en een compressor aangetroffen in je winkel. Waar worden deze voor gebruikt?
A: Die verkoop ik in mijn groothandel aan winkels.
V: Wat voor winkels?
A: Smart, headshops.
V: Deze goederen treft de politie erg veel aan, samen met vacuumeermachines, in situaties waarbij sprake is van handel in verdovende middelen. Wat vindt u daarvan?
A: Ik verkoop die spullen. Ik vind daar niks van. Anders verkoop ik die spullen niet.
V: wat vindt u er van dat u drugsverslaafden faciliteert?
A: ik kan geen scheiding maken wie wie is. Coffeeshops verkopen ook die vacuumeermachines.

2.De verklaring van de verdachte.

De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 11 maart 2020 verklaard -zakelijk weergegeven-:
U houdt mij de plattegrond van de winkel [A] voor op pagina 11 uit het dossier met daarop de aanduidingen "ruimte 1", "ruimte 2" en "ruimte 3. Ruimte 3 is de opslag/het magazijn. Het kantoor is ruimte 2. In ruimte 1 worden de headshop/growshop artikelen verkocht. In de vitrine in de winkel stonden weegschalen, potten met voedingssupplementen, zakjes, 'veilig opbergen' producten en vetvrij papier. De potten met op de etiketten mannitol en cafeïne etc worden ook in mijn winkel verkocht. Alle producten in de vitrines worden verkocht aan klanten van de winkel. De meeste klanten die weegschalen en geldtelmachines kopen zijn eigenaren van coffeeshops en geldwisselkantoren.
U vraagt mij naar het magazijn van de winkel. Die ruimte werd gebruikt als opslag voor de winkel en ook wel eens voor spullen van de groothandel. (..) In het magazijn lag een compressor die hoort bij een drugspers.
Het klopt dat de poeders wel in mijn winkel stonden ter verkoop. De winkel wordt gerund door de bedrijfsleider, [betrokkene 1] . Ik kom één keer per week in de winkel. Ik weet voor 80 procent wat er gebeurt in de winkel. Ik lever producten aan growshops en smartshops. (..) Ik sta zelf in de winkel.(..) [A] is een B.V., ik ben directeur/grootaandeelhouder.

3.De verklaring van de verdachte.

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juli 2022 verklaard -zakelijk weergegeven-:
Desgevraagd door de voorzitter deelt de verdachte mede dat hij zijn eerder afgelegde verklaringen nogmaals heeft gelezen en dat hij bij deze verklaringen blijft.
Ik heb eerder al verklaard dat ik niet over een sleutel van de winkel beschikte. Ik beschikte ook niet over een sleutel van de kassa. Ik kwam niet op vaste momenten in de winkel. Soms kwam ik twee weken niet en soms twee keer per week. Ik kwam er niet dagelijks.
Het kan zijn dat ik gemiddeld één keer per week in de winkel kwam. [A] bezocht ik tijdens de openingstijden. De sleutel lag wel altijd in het kantoor, dus ik kan altijd naar binnen.
4. Een proces-verbaal van bevindingend.d. 18 juni 2018 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2018137008-3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 8 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op dinsdag 8 mei 2018 was ik ter plaatse bij een doorzoeking ter inbeslagname in de winkel [A] gevestigd op de [a-straat 1] te [plaats] .
In een vitrine werden diverse geldtelmachines, weegschalen, vacumeermachines, aangetroffen.
In een vitrine achter in de zaak, linkerzijde, werden diverse verpakkingen van drankflessen, chipsbussen aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat deze verpakkingen voorzien waren van dubbele bodems, kennelijk om goederen te verhullen of heimelijk op te bergen.
In een vitrine achter in de zaak, linkerzijde, werd een grote hoeveelheid gripzakjes en ponypacks aangetroffen. In de opslagruimte werden in een stellage diverse potten aangetroffen. Deze potten bevatten volgens medewerkers Forensische Opsporing poeders die veelvuldig gebruikt worden voor het versnijden van verdovende middelen, vooral cocaïne. Deze potten zijn ter waarheidsvinding in beslag genomen. Ook werden er diverse zwartkleurige persen, en een hydraulisch systeem, geschikt voor een zware pers aangetroffen. Het is ambtshalve bekend dat deze persen gebruikt worden voor het persen van harddrugs, en dat de zwaardere pers gebruikt kan worden voor het fabriceren van synthetische drugs. Ook werden er diverse mallen in diverse maten, geschikt voor persen, aangetroffen.
In een berging, gelegen in de tuin van de winkel, werd in een dubbel plafond 8 potten aangetroffen. Uit onderzoek door de Forensische Opsporing ter plaatse bleek dat in deze potten onder andere het bestandsdeel Fenacetine zat. Ook werd er een grote zwartkleurige pers aangetroffen in het schuurtje. In een koelkast in deze berging werden twee zilverkleurige vacuümzakken met poeder aangetroffen. Uit onderzoek door de Forensische Opsporing bleek dat een van deze zakken ontwormingsmiddel bevatte en dat de andere zak Procaïne bevatte.
5. Een proces-verbaald.d. 31 mei 2018 van de politie. Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2018137008-91. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 21 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Onder leiding van officier van justitie, [betrokkene 2] vond er op dinsdag 8 mei 2018 omstreeks 11:00 uur een doorzoeking plaats bij [A] , gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] .
Wij zagen dat het tweede gedeelte van de winkel voorzien was van vitrinekasten.
Wij zagen dat in de vitrinekast diverse potjes stonden. Dit betroffen potjes met de opschriften mannitol, inositol, caffeine (het hof begrijpt: coffeïne) en crystal mannitol. (..) Echter is het ons ambtshalve bekend dat dit veelgebruikte versnijdingsmiddelen zijn voor verdovende middelen.
Op de plank onder de witte potten zagen wij diverse verpakkingen vetvrij papier liggen. Het is ons ambtshalve bekend dat dit soort papier bekend staat als ‘ponypacks’. Ponypacks zijn deze papiertjes die tot envelopjes zijn gevouwen waarin verdovende middelen (met name cocaïne) zijn verpakt. Rechts in de hoek liggen voor gevouwen ponypacks. Dat dit papier gebruikt wordt voor het vouwen van ponypacks is verder aannemelijk omdat er op een aantal verpakkingen staan die refereren naar criminaliteit en verdovende middelen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de afbeelding van Pablo Escobar op. de verpakking. Pablo Escobar is momenteel één van de bekendste drugsbaronnen van Zuid-Amerika. Op de plank onder de plank met ponypacks zagen wij allerlei kleine weegschaaltjes. Wij komen deze weegschaaltjes vaak tegen in combinatie met verdovende middelen. Deze kleine weegschaaltjes worden dan vaak gebruikt voor het afwegen van gebruikershoeveelheden verdovende middelen.
Wij zagen onder de plank met de weegschaaltjes een plank met aan de rechterzijde nog vier weegschaaltjes. Links op de plank lagen goederen die gebruikt worden voor het gebruik van verdovende middelen (..). Dit betroffen hulpmiddelen voor het versnijden en opsnuiven van verdovende middelen. Op de onderste plank van de linker vitrinekast lagen allerlei maten gripzakjes: (..).
Wij zagen dat de rechter drie vitrinekasten aan de linkerzijde van de winkel waren gevuld met allerlei verpakkingen van voedingsmiddelen, persoonlijke verzorgingsmiddelen en andere voorwerpen zoals een brandblusser. Op het oog zijn dit originele verpakkingen. Echter zijn al deze verpakkingen en goederen geprepareerd om goederen in op te bergen. Dit staat op het bord tussen de Redbull blikjes aangegeven.
Wij hebben een aantal van de geprepareerde goederen uit de vitrinekast gehaald en opengemaakt. Wanneer de goederen op de originele wijze in elkaar zitten lijken zij op het oog normale gebruiksgoederen. Ook het gewicht lijkt in veel gevallen op de originele verpakkingen. Hierdoor lijkt het of je te maken hebt met normale goederen terwijl ze eigenlijk gemaakt zijn om goederen heimelijk in op te. bergen en/of te vervoeren. Het is ons ambtshalve bekend dat deze goederen veel gebruikt worden bij de handel in verdovende middelen. Dit heeft als doel om verboden goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken tijdens bijvoorbeeld het vervoer.
Ook stonden er meerdere geprepareerde biervaten in de vitrinekast en het magazijn.
In de linker vitrinekast van de hoek met kasten stonden meerdere weegschalen. In de vitrinekast rechts van de kast met de weegschalen stonden zeven geldtelmachines. Wij verbalisanten hebben in meerdere onderzoeken naar grootschalige handel in verdovende middelen geldtelmachines gezien. Vaak omdat er bij de handel in verdovende middelen veel contant geld omgaat. Onder de geldtelmachines stonden nog twee weegschalen en een vacumeermachine. Het is ons ambtshalve bekend dat bij het verpakken van grotere hoeveelheden verdovende middelen, en/of contant geld, vaak vacumeermachines gebruikt worden.
Wij zagen in de linker kast van.de twee kasten in de hoek meerdere waterpijpen staan. Verder stonden er in dezelfde kast, meerdere benodigdheden voor het roken van. een waterpijp. In. de kast rechts ernaast stonden op de bovenste plank een aantal keukenmixers. Het is ons ambtshalve bekend dat dergelijke mixers gebruikt worden bij het versnijden van verdovende middelen. Op de plank onder de mixers stonden diverse spuitflessen/spuitbussen met groeimiddelen voor planten. De plank onder de spuit flessen, stonden diverse indicatieve testen voor verdovende middelen. De twee planken onder de plank met de indicatieve testen stonden meerdere sealmachines. Het is ons ambtshalve bekend dat deze ook gebruikt worden voor het sealen van pakketten contant geld of verdovende middelen.
Magazijn
Verder stond er op de grond een compressor. Dergelijke compressors worden voor allerlei toepassingen gebruikt. Echter stond er onder de overkapping van de winkel een drugspers die werkt op luchtdruk. Gelet op de aansluitingen/koppelingen op deze compressor en drugspers is het aannemelijk dat deze compressor en drugspers bij elkaar horen. In het hoekje waar geen stellingkasten aanwezig waren, stonden 4 dozen opgeslagen. Opvallend aan deze dozen in de hoek, was dat het etiket ontbrak. Aan de resten op de doos te zien was het etiket er zeer waarschijnlijk afgescheurd Dit bleek bij alle vier de dozen het geval. Kennelijk mocht er vanaf de buitenkant niet zichtbaar zijn wat de inhoud van de doos betrof. In de doos zat een doorzichtige plastic verpakking met daarin een onbekend wit poeder. Op de plastic verpakking zat een witte sticker geplakt. De sticker betrof een voorgedrukte sticker met Chinese, tekens met daaronder een Engelse-vertaling. Uit deze sticker bleek dat de inhoud van de doos 20 kilogram betrof. Wij hebben het witte poeder getest met behulp van de first defender. Hieruit bleek dat het witte poeder cafeïne betrof. In totaal zat er in de vier dozen dus tachtig kilogram cafeïne. Het is ons ambtshalve bekend dat cafeïne' een veel gebruikt versnijdingsmiddel voor verdovende middelen is.
Ook stonden in het magazijn diverse drugspersen en aanverwante artikelen. Dergelijke persen worden vaak gebruikt om verdovende middelen in blokken te persen. Dit persen van blokken wordt gedaan om verdovende middelen compacter te verpakken waardoor het minder volume heeft tijdens de opslag en het vervoer.
Bij de drugspers lag ook een mal. Dergelijke mallen worden gebruikt bij het persen van verdovende middelen Door het gebruik van een dergelijk mal wordt deze vorm in het blok geperst. Hierdoor wordt het blok met verdovende middelen, gewaarmerkt en herkenbaar voor eigenaar, handelaar en eventuele klant.
Vanuit de zijdeur in de winkelruimte was een brandgang bereikbaar. Deze brandgang liep tot achter aan de Tiendstraat door. Tussen de brandgang en de Tiendstraat bevond zich een afgesloten, deur/poort. De brandgang was daarmee een afgesloten stuk grond behorend bij de tabak shop. Hierdoor was de brandgang niet vrij bereikbaar vanaf de Tiendstraat. Vanuit de winkelruimte gezien, bevond zich aan het einde van de brandgang, dus net voor de poort, aan de linkerzijde een kleine overkapping.
Aan de onderzijde van de overkapping zat een witte plaat geschroefd. Hierdoor ontstond een ruimte tussen het daadwerkelijke dak van de overkapping en de witte plaat. Onder de overkapping stonden diverse goederen, waaronder een pers. Dit is de pers waarop de compressor uit het magazijn aangesloten kan worden. De pers werkt dan ook op luchtdruk. Verder lagen er ook nog drie zilverkleurige zakken met daarin een onbekend poeder. Op de pers stond een pot supermix. Deze pot was hier door een speurhondengeleider van de Douane neergezet. Acht van deze potten werden aangetroffen in de holle ruimte tussen de overkapping en de wille plaat. Tevens stond er nog een witte pot zonder etiket op de pers.
De potten Supermix lagen in een holle ruimte tussen het afdak en de witte plaat eronder. De potten lagen achter een houten, horizontale steunbalk van het afdak. Hierdoor waren de potten van buitenaf niet zichtbaar. Vermoedelijk liggen, de potten hier om aan het zicht onttrokken te worden. Op het etiket van de potten staat dat er een supermix van 500 gram creatine in zit. Creatine wordt verkocht als voedingssupplement. Op 22 mei 2018 heb ik de inhoud van de potten gewogen en getest, in totaal zat er in de acht potten supermix 3991,2 gram Fenacetine (ongeveer 500 gram per pot) . Tevens heb ik de inhoud van de witte pot zonder opdruk gewogen en getest. In deze pot zat 484 gram Fenacetine. In totaal zat er in de negen potten dus
4475,2 gram Fenacetine (vetgedrukt door hof). Fenacetine is een pijnstiller. Vroeger werd fenacetine verkocht, onder andere onder de naam aspirine. Omdat er aanwijzingen bestonden dat fenacetine carcinogeen (kankerverwekkend) is, werd het middel uit de handel genomen. Het is ons ambtshalve bekend dat fenacetine tegenwoordig een veelgebruikt versnijdingsmiddel voor cocaïne is.
Van de Fenacetine werden een monsters genomen. Deze monsters werden veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van SIN’s:
AALR9073NL, monstername van de inhoud van de acht potten supermix
AALR9074NL, monstername van de inhoud van de witte pot zonder etiket
Op 22 mei 2018 heb ik de inhoud van de drie zilverkleurige zakken gewogen en getest.. In twee van de drie zakken zat respectievelijk, 961 gram en 1036 gram Tetramisol. In totaal zat er in de zakken dus
1997 gram Tetramisol. Tetramisol is een stof die in de diergeneeskunde wordt gebruikt als middel om te ontwormen. Het is ons ambtshalve bekend dat Tetramisol gebruikt wordt voor het versnijden van cocaïne. Van beide zakken Tetramisol werd een monster genomen. Deze monsters werden veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van de SIN’s
AALR9075NLen
AALR9077NL.
In de derde zak bleek na wegen en testen
981,7 gram Procaïnete zitten. Van de procaïne werd een monster genomen Dit monster werd veiliggesteld, gewaarmerkt en voorzien van SIN
AALR9076NL.
Procaine is een verdovingsmiddel dat tegenwoordig niet meer gebruikt wordt. Wel is het ons ambtshalve bekend dat Procaine gebruikt wordt om cocaïne te versnijden.
Conclusie
In [A] tabakshop worden, op verdovende middelen als genoemd in lijst I of lijst II van de Opiumwet na, alle benodigdheden verkocht om:
- Verdovende middelen te bereiden, verwerken, bewerken of te vervaardigen.
(mixers, weegschalen, verpakkingsmiddelen, sealmachines, vacumeermachines)
- Verdovende middelen te verkopen, verstrekken of af te leveren.
(kleine weegschaaltjes, kleine gripzakjes, ponypacks)
- Verdovende middelen te vervoeren of buiten het grondgebied van Nederland te brengen
(sealzakken, vacuumzakken en allerlei attributen om goederen heimerk in op te slaan)
- Contant geld te tellen, verpakken en vervoeren.
(geldtelmachines, verpakkingsmiddelen, sealmachine, vacumeermachines)
6. Een proces-verbaald.d. 26 juli 2018 van de Landelijke Eenheid met nummer 1807261500.AMB. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 97 e.v.):(pagina 97-99 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op verzoek van [betrokkene 3] , heb ik een gedeelte van de lijst niet inbeslaggenomen goederen onderzocht. Deze goederen zin in beslag genomen op 8 mei 2018 tijdens de doorzoeking van [A] , gevestigd aan de [a-straat 1] te [plaats] . Bij de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] .
Het betrof de volgende goederen:
1. Diverse poeders;
a. Mannitol poeder (variërend van 2.5 gram tot 1 kg)
b. Inositol poeder (variërend van 25 gram tot 1 kg.)
c. Supermix (hier werd fenacetine in aangetroffen)
d. Zak procaïne
e. Lidocaïne
f. Zak Tetramisol (ontwormingsmiddel)
g. Cafeïne poeder (ook verpakkingen van 20kg)
Bij mij is bekend dat de middelen 1a tot en met 1f gebruikt worden als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Cafeïne (lg) wordt als versnijdingsmiddel in diverse drugs gebruikt onder andere MDMA (XTC), amfetamine en heroïne. Lidocaine- en Fenacetine vallen beiden onder de Geneesmiddelenwet.
3. Diverse goederen;
a. Persen in diverse maten waaronder ook een van ongeveer 100 kilo
b. Mallen
c. Weegschalen
d. Mixers
e. Vacuummachines
f. Geldtelmachines
g. Lamineermachines
h. Eet- en drinkverpakkingen met heimelijke ruimtes
De goederen genoemd onder 3a en 3b zin persen en mallen die wij regelmatig tegenkomen bij de verwerking na het versnijden van cocaïne of om cocaïne te persen in blokken. De goederen genoemd onder 3c tot en niet g, zin goederen die wij vaak tegen komen in een omgeving waar drugs verwerkt worden. 3c wordt veelal gebruikt bij het versnijden van onder andere cocaïne met eerder genoemde versnijdingsmiddelen, daarvoor gebruikt men vaak mixers. Deze worden uiteraard ook gebruikt bij andere soorten drugs om deze te mengen. 3d is noodzakelijk voor het afwegen en mengen van alle soorten, zodat mengverhoudingen juist blijven.
3e treffen we bij diverse drugsoorten aan om de drugs vacuüm dicht en geurloos te verpakken. Dus zowel MDMA, Amfetamine, cocaïne, hennep en hasjiesj.
3f Geldtelmachines komen in de drugs wereld ook regelmatig tegen.
3g Lamineermachines worden gebruikt om zakken met drugs dicht te sealen, zoals bijvoorbeeld de aangetroffen zakken niet de opdruk van hondenbrokken.
3h Deze goederen treffen wij ook aan in de drugswereld, dit om drugs te smokkelen Of mee te kunnen nemen naar, bijvoorbeeld festivals.
Het is mij uit min 29 jaar ervaring als drugsexpert bekend dat bovenstaande middelen veelvuldig gebruikt worden bij het verwerken, verpakken en vervoeren van drugs. Uiteraard zijn een aantal goederen ook te gebruiken voor andere doeleinden, echter de samenhang van de hier aangetroffen goederen, toont aan dat deze duidelijk voor het drugs proces bedoeld zijn.
7. Een proces-verbaal van bevindingend.d. 9 juni 2018 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2018137008-88. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 55 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op dinsdag 8 mei 2018 bevond ik mij op de [a-straat 1] te [plaats] . Ik bevond mij daar in verband met een doorzoeking op [A] tabakshop, gevestigd op de [a-straat 1] te [plaats] .
Tijdens de doorzoeking trof ik een counterlade twee prijslijsten aan. Ik zag dat de twee prijslijsten in de onderste lade van de linkercounter lagen. Ik zag dat er in dezelfde lade witte en zwarte potten lagen: Op de witte potten stond met rode en zwarte letters ‘S-MIX’ . Op de zwarte potten stond in witte letters ‘Tattoopowder".
Ik zag dat prijslijst één(1) was getypt op een A4 en dat deze was geplastificeerd. Ik zag dat prijslijst twee(2), een met pen geschreven, gelinieerd A4 was.
Ik zag dat op prijslijst één(1) het volgende stond:
Verkoopprijzen Headshop
Manitol [A] Vita
25 gram 10,-
100 gram 30,-
500 gram 75,-
1000 gram 125,-
Inostol
25 gram 15,-
100 gram 30,-
500 gram 125,
1000 gram 225,-
Cafeine [A] Vita
25 gram 15,-
100 gram 35,-
500 gram 75,-
1000 gram 125,-
Overdoos 20 kg 900,-
8. Een proces-verbaal van bevindingend.d. 3 september 2018 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2018137008-128. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 13, met bijlagen:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 8 mei 2018 omstreeks 11:00 uur begon er een doorzoeking in de tabakswinkel genaamd [A] , gevestigd aan de [a-straat 1] te [plaats] . Tijdens deze doorzoeking werden vele goederen in beslag genomen.
Bijlage
-84 5606549 Tattoo powder 7 700
-97 5602858 500 gram Supermix 3 1500
5602859 S Mix 100 gram per pot 12 1200
9. Een proces-verbaal van bevindingend.d. 14 juni 2018 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2018137008-108. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 100 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op donderdag 14 juni 2018 ontving ik van Bureau Intake en Service van de Forensische Opsporing van de Politie Eenheid Rotterdam, de volgende stukken van overtuiging (SVO) met het verzoek deze te onderzoeken op de aanwezigheid van verdovende middelen:
BVH-goednummer SVO Omschrijving SVO P
PLL700-2018137008-5602858 3 potten met wit materiaal
PL1700-2018137008-5602859 12 potten met wit materiaal
RESULTATEN
BVH Goednummer SVO Gewicht SINnr monster Resultaat
PL1700-2018137008-5602858 1500 gram AALM2228NL Mannitol, Coffeïne en Lactosemix
PL1700-2018137008-5602859 1200 gram AALM2227NL Fenacetine (Geneesmiddelenwet) .
10. Een proces-verbaal van bevindingend.d. 18 juli 2018 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2018137008-121. Dit proces-verbaal houdt ondermeer in - zakelijk weergegeven - (blz. 100 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 18 juli 2018, ging ik naar Arnicon Services, gevestigd Molenbaan 11 te Capelle aan den IJssel, onderdeel van het Keten Beslaghuis, teneinde aldaar monsters te nemen van een partij inbeslaggenomen dozen met daarin zakken wit materiaal. Ik zag dat de partij, bestond uit 4 identieke kartonnen dozen met in ieder een volle zak wit materiaal.
ONDERZOEK
Op de kartonnen dozen had een etiket geplakt, gezeten echter deze was verwijderd. In de dozen zat, per doos, één volle afgesloten zak, wit poeder, welke ogenschijnlijk nog niet geopend waren geweest.
Deze zakken wogen netto 20 kilo er stuk. In totaal dus 4 maal 20 kilo, is 80 kilo netto aan wit materiaal. Het witte materiaal werd uit alle dozen getest middels de Trunarc, zie hieronder de uitleg. Het resultaat hiervan was Cafeïne.
MONSTERNAME
Van de stukken van overtuiging wordt, nadat het netto gewicht is bepaald een monster genomen ten behoeve van (contra)analyse door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Den Haag.
Uit elke doos werd een monster genomen, te weten;
Doos 1; AALZ2346NL
Doos 2; AALZ2345NL
Doos 3; AALZ2344NL
Doos 4; AALZ2343NL
11. Een proces-verbaal van bevindingend.d. 13 juli 2018 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2018137008-122. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven. - (blz. 102 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 13 juli 2018 ontving ik van Bureau Intake en Service van de Forensische Opsporing van de Politie Eenheid Rotterdam, de volgende stukken van overtuiging (SVO) met het verzoek deze te onderzoeken op de aanwezigheid van verdovende middelen:
BVH-goednummer SVO Omschrijving SVO
PL1700-2018 137008-5606549 7 zwarte potjes met etiket "Tattoo Powder" waarin, in elk, een wit materiaal.
RESULTATEN
BVH Goednummer SVO Gewicht SINnr monster Resultaat
PL1700-2018137008-5606549 700 gram AALZ2330NL Lidocaïne (Geneesmiddelenwet) (7x100 gr)
12. Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituutvan 16 augustus 2018, nummer 2018.08.10.108, opgemaakt door P.H. Wallinga (pagina 104 -105 van de doorgenummerde bij lagen), inhoudende:
Resultaten en conclusie
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AAL9074NL monster wit kristallijn poeder bevat vermoedelijk fenacetine
AAL9076NL monster wit poeder bevat vermoedelijk procaïne
AAL9077NL monster wit kristallijn poeder bevat vermoedelijk levamisol en/of dexamisol
Aanvullende informatie
In relatie tot drugs is fenacetine een versnijdingsmiddel voor cocaïne. In relatie tot drugs is (een mengsel van) levamisol en/of dexamisol een versnijdingsmiddel voor cocaïne.
13. Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituutvan 20 augustus 2018, nummer 2018.08.10.108, opgemaakt door A.B.M. van Esch-de Bruin (blz. 106 e.v.), inhoudende:
Resultaten en conclusie
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AALZ2346NL monster wit poeder bevat coffeïne
Aanvullende informatie
In relatie tot drugs is coffeïne (synoniem: cafeïne) een versnijdingsmiddel voor amfetamine, cocaïne en, in combinatie met paracetamol, voor heroïne.
14. Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituutvan 22 augustus 2018, nummer 2018.08. 10. 108, opgemaakt door A.B.M. van Esch-de Bruin (blz. 108 e.v.), inhoudende:
Resultaten en conclusie
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie.
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AALM2228NL monster wit poeder bevat coffeïne;
zie toelichting
AALM2227NL monster wit poeder bevat fenacetine
Toelichting
In het materialen werden geen stoffen aangetoond die zijn vermeld op één van de lijsten behorende bij de Opiumwet of op de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc).
15. Een proces-verbaal van verhoor getuiged.d. 11 juni 2018 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2018137008-101. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 111 e.v):
als de op 11 juni 2018 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
V: Wat is uw functie?
A: Bedrijfsleider. Ik bestel de voorraden. Ik stort geld af. Ik doe ook winkelwerkzaamheden. Ik doe dat fulltime.
16. Een proces-verbaal van verhoor verdachted.d. 15 augustus 2018 van de politie Eenheid Rotterdam met nummer PL1700-2018137008-123. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 232 e.v.):
als de op 14 augustus 2018 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
V: Wat voor soorten poeders verkoopt u? (mannitol, tatoopoeder, smartmix, s-mix, supermix, inositol, cafeïne.)
A: mannitol, cafeine (
het hof begrijpt: coffeïne), inositol, kristalmannitol, we hadden ook een soort pot van Mcsmart daar stond supermix op.”
6. Tijdens de terechtzitting van 22 juli 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte het woord gevoerd overeenkomstig de in het dossier gevoegde pleitnota. Ik meen dat ik hier kan volstaan met een samenvatting zoals die door het hof is weergegeven in het bestreden arrest:
“De verdachte is al meer dan twintig jaar eigenaar van de winkel [A] en alle producten die in de winkel worden aangeboden zijn legaal. Nu het gaat om legale goederen en stoffen, die op legale wijze worden ingekocht en verkocht, is vervolging van de verdachte in strijd met de bedoeling van de wetgever, die bovendien het oog heeft gehad op organisatoren en geldschieters die achter de handel schuilgaan. Er is bij de verdachte geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin. Niet kan worden bewezen dat de verdachte wist of moest vermoeden dat de stoffen en goederen die in zijn winkel werden verkocht, door anderen werden gebruikt om feiten als bedoeld in artikel 10 lid 4 en 5 van de Opiumwet te plegen. Het opzet van de verdachte was niet gericht op het begaan van dergelijke feiten, zoals het versnijden van harddrugs. De verdachte had immers geen criminele intentie. Er is ook niet aangetoond dat de verkochte goederen zijn gebruikt bij dergelijke feiten.”
7. Het hof heeft - mede naar aanleiding van hetgeen de verdediging heeft aangevoerd - de bewezenverklaring als volgt gemotiveerd, voor zover hier relevant:

Ten aanzien van feit 1
[…]
Gelijk de rechtbank stelt het hof voorop dat - anders dan door de verdediging aangevoerd - voor de toepassing van artikel 10a van de Opiumwet niet is vereist dat bekend is welk concreet strafbaar feit in de zin van artikel 10 lid 4 en/of 5 van de Opiumwet aan de orde is, noch dat kan worden vastgesteld dat de (voorhanden) voorwerpen of stoffen daadwerkelijk bij een dergelijk strafbaar feit zijn gebruikt. De toepassing van artikel 10a van de Opiumwet is - ook anders dan aangevoerd - voorts niet beperkt tot 'organisatoren en geldschieters', daarbij nog in het midden latend of een verkoper van bedoelde voorwerpen en stoffen op één lijn met een ‘organisator’ dient te worden gesteld.
Wat betreft de verdere beoordeling kan het hof zich grotendeels verenigen met de door de rechtbank in het vonnis opgenomen uitvoerige overwegingen. Het hof zal deze overwegingen overnemen en waar nodig aanvullen.
Op 8 mei 2018 is, naar aanleiding van TCI-informatie, [A] Tabakshop aan de [a-straat 1] te [plaats] doorzocht. De verdachte is al jaren eigenaar van deze winkel. Tijdens de doorzoeking zijn in de winkel, in het magazijn achter de winkel en (in een ruimte) in de brandgang, diverse voorwerpen en stoffen in beslag genomen.
Achter in de winkel, in de vitrines, is een groot aantal ponypacks (met afbeelding van Pablo Escobar), geldtelmachines, (elektrische) weegschalen, een vacumeermachine en eet- en drinkverpakkingen met verborgen ruimtes aangetroffen en in beslag genomen. In het magazijn van de winkel lagen (drugs)persen, een mal en een vacumeermachine.
Het is algemeen bekend dat deze goederen (al dan niet in diverse combinaties) worden gebruikt bij het gehele proces rondom het versnijden, het verpakken, het wegen, het vervoer en de verkoop van (grote partijen) verdovende middelen voorkomend op lijst 1 van de Opiumwet, dus harddrugs.
Tevens stonden in de vitrines diverse potjes met de opschriften mannitol, inositol, coffeïne en crystal mannitol.
Anders dan de rechtbank overweegt het hof met betrekking tot de bevindingen omtrent de counterlade in de winkel het volgende.
In de counterlade werden witte en zwarte potten aangetroffen. Op de witte potten stond met rode en zwarte letters “S-MIX”. Op de zwarte potten stond in witte letters “Tattoopowder”. Later is gebleken dat in de witte potten met als opschrift "S-MIX" fenacetine zat. In de potten met als opschrift "Tattoopowder" zat lidocaïne. De stoffen mannitol, inositol en coffeine stonden vermeld op de in diezelfde counterlade aangetroffen prijslijsten. In de stellingkasten van het magazijn stonden vier dozen. Het etiket van deze dozen ontbrak.
In de dozen zat in totaal 80 kilogram coffeïne.
Achter de winkel, aan het einde van de brandgang onder een overkapping, zijn onder meer drie zilverkleurige zakken, een pot supermix en een witte pot (zonder etiket) aangetroffen. Deze witte pot bevatte fenacetine. In een verborgen ruimte in de gang (tussen het afdak en een witte plaat) zijn acht potten supermix aangetroffen.
In deze potten supermix zat een grote hoeveelheid fenacetine. In twee van de zilverkleurige zakken zat tetramisol. In de derde zak zat procaïne. De aangetroffen stoffen lidocaïne en fenacetine vallen onder de Geneesmiddelenwet.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij bij zijn eerder afgelegde verklaringen blijft. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat de in de vitrines van de winkel aangetroffen goederen werden verkocht aan klanten van de winkel, waaronder coffeeshops en geldwisselkantoren. [betrokkene 1] , de bedrijfsleider, stond steeds in de winkel en de verdachte kwam er ongeveer één keer per week; de verdachte beschikte weliswaar niet over een eigen sleutel van de winkel, maar kon wel altijd naar binnen met de sleutel die in het kantoor lag. De bedrijfsleider bestelde de goederen bij de groothandel. Het magazijn werd gebruikt als opslag voor de winkel, maar ook voor de groothandel en de andere ondernemingen van de verdachte.
De verdachte heeft over de aangetroffen stoffen verklaard dat de potten in de vitrines werden verkocht aan klanten als voedingssupplementen en oppeppers. Hij wist niet van de fenacetine en van de potten supermix. De aangetroffen coffeïne werd besteld bij de groothandel. De etiketten werden van de dozen gehaald om zo de leverancier af te schermen, om te voorkomen dat klanten daar rechtstreeks zouden bestellen. [betrokkene 1] heeft verklaard dat in de winkel de stoffen mannitol, coffeïne, inositol en kistalmannitol werden verkocht. Deze stoffen stonden ook op de in de winkel aangetroffen prijslijst.
Het hof acht - met de rechtbank - op basis van deze feitelijke vaststellingen en verklaringen bewezen dat de verdachte (tezamen en in vereniging met [betrokkene 1] ) de in beslag genomen voorwerpen en stoffen op 8 mei 2018 voorhanden heeft gehad. Dat geldt ook voor de stoffen in de hiervoor genoemde "verborgen” ruimte, met name gelet op de omstandigheid dat zowel op de pers als in de winkel ook fenacetine is aangetroffen. De verdachte was op de hoogte van hetgeen in zijn winkel werd verkocht. Hij kwam daar regelmatig en had, volgens zijn eigen verklaring, gedurende de, openingstijden (dagelijks) inzicht in de omzet.
De verdachte heeft verklaard dat het in zijn winkel te koop aangeboden assortiment werd verkocht aan onder meer coffeeshops, headshops en aan gebruikers van drugs.
De verdachte heeft ontkend dat hij wist dat de door hem verkochte goederen en stoffen (mogelijk) werden gebruikt ten behoeve van de verwerking van harddrugs en de handel daarin. Op dit punt heeft hij bij de politie verklaard, onder meer op de vraag waarvoor die winkels de goederen gebruiken: “Daar moet u bij hun wezen” en “Ik verkoop die spullen. Ik vind daar niks van”.
Met de rechtbank is het hof evenwel van oordeel dat de verdachte tenminste ernstige redenen had te vermoeden dat de in beslag genomen voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het plegen van strafbare feiten in het kader van de verwerking van harddrugs en de handel daarin.
Die bestemming en dat ernstige vermoeden bij de verdachte heeft het hof - met de rechtbank - uit de volgende omstandigheden afgeleid.
Stoffen als coffeïne, lidocaïne, mannitol en inositol, kunnen – naast hun (mogelijk) legale toepassingen – ook gebruikt worden als versnijdingsmiddel bij de bereiding en bewerking van harddrugs. Uit onderzoeken van onder andere het Nederlands Forensisch Instituut is komen vast te staan dat in monsters cocaïne versnijdingsmiddelen als mannitol, inositol, fenacetine, coffeïne, lidocaïne en procaïne worden aangetroffen. Coffeïne wordt daarnaast ook gebruikt voor het versnijden van heroïne, MDMA en amfetamine. Fenacetine en ook procaïne zijn middelen die al jaren geen legale bestemming meer hebben, en alleen nog worden gebruikt als versnijdingsmiddel voor verdovende middelen. Tetramisol is een ontwormingsmiddel voor dieren en in zoverre heeft dat middel nog wel een legale toepassing. Ook [betrokkene 4] , hoofdinspecteur van de politie en drugsexpert, relateert in zijn proces-verbaal dat de aangetroffen goederen veelvuldig gebruikt worden bij het verwerken, verpakken en vervoeren van drugs. Uiteraard is een aantal goederen ook te gebruiken voor andere doeleinden, echter de samenhang van de hier aangetroffen goederen toont aan dat deze duidelijk voor het drugsproces bedoeld zijn. De aangetroffen stoffen worden gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne, en coffeïne wordt als versnijdingsmiddel voor meerdere soorten drugs gebruikt, aldus het proces-verbaal. Met name hecht het hof betekenis aan het gegeven dat de (in relatief grote hoeveelheden aangetroffen) fenacetine en de procaïne geen legaal gebruik hebben en alleen worden gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Bovendien is volstrekt onaannemelijk dat de aangetroffen tetramisol, maar ook de diverse mixers, gelet op het type klanten, en het assortiment van de winkel, werden verkocht met het oog op hun gebruiksmogelijkheden buiten, het drugsproces (ontworming, respectievelijk als keukengerei).
In 2008 is de winkel van de verdachte al eens doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn toen headshop-artikelen en verschillende hoeveelheden chemische stoffen aangetroffen. Hoewel de verdachte toen van de tenlastegelegde ‘voorbereidingshandelingen’ is vrijgesproken, is de bestemming van de betreffende stoffen (‘versnijdingsmiddelen’), in combinatie met de headshop-artikelen, wel (uitgebreid) aan de orde geweest. De verdachte moet dan ook van deze bestemming van dergelijke voorwerpen en stoffen op de hoogte zijn geweest. Bovendien is het juist de verdachte die, onder meer vanwege zijn winkel en de groothandel die hij verklaart ook te hebben, al jarenlang (algemene) kennis moet hebben opgebouwd over voorwerpen en stoffen die gerelateerd kunnen worden aan de drugsverwerking en -handel. Het is volstrekt onaannemelijk dat de verdachte, in het licht van zijn justitieel verleden, zijn – naar eigen zeggen – jarenlange toeleveringshandel aan coffeeshops in Rotterdam-West, zijn kennis van de omgeving Kruiskade te Rotterdam en meer in het algemeen zijn ervaring als ondernemer, niet (in substantiële mate), bekend zou zijn met de wijze waarop harddrugs worden voorbereid, verstrekt, verhandeld en verkocht.
Indien en voor zover bij de verdachte sprake is geweest van onwetendheid omtrent de bestemming van de voorwerpen en stoffen en/of hij dacht met een mogelijk legale toepassing te maken te hebben, had het op de weg van de verdachte gelegen niet passief te blijven maar zich waar mogelijk te vergewissen van die bestemming en in elk geval een kritische blik te hebben. Daarbij lag het in de rede tenminste enig inzicht te verkrijgen in het antwoord op de vraag met wat voor koper(s) hij te doen had. Bij gebreke van voldoende voorafgaande ‘geruststelling’ kan bij verkoop overtreding van artikel 10a van de Opiumwet aan de orde zijn. Met de rechtbank ziet het hof geen enkele aanwijzing dat de verdachte enig onderzoek heeft gedaan of een kritische blik heeft gehad, zoals hiervoor bedoeld. Er is ook anderszins geen (objectief) ‘geruststellende’ informatie gebleken over de kopers en de aard van hun activiteiten. Indien verkrijging van bedoeld inzicht in de praktijk ondoenlijk blijkt te zijn, vormt dat een omstandigheid die de verdachte er van had moeten weerhouden tot verkoop over te gaan.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verdachte, door de aangetroffen voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben en kennelijk te koop aan te bieden – daaronder begrepen de fenacetine die immers in de counterlade in de winkel lag, zonder geruststellende informatie als hiervoor bedoeld, op 8 mei 2018 minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de voorwerpen en stoffen die hij voorhanden had, bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 10 lid 4 en/of 5 van de Opiumwet. Dit oordeel impliceert dat de verdachte door het voorhanden, hebben van deze voorwerpen en stoffen - in onderlinge samenhang bezien - het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het plegen van het strafbare feit van artikel 10a van de Opiumwet. Dit deed hij tezamen en in vereniging met de bedrijfsleider, zodat sprake is van het medeplegen van dit strafbare feit.”
Het cassatiemiddel
8. Het middel keert zich in de eerste plaats tegen het onder 1 bewezenverklaarde en het oordeel van het hof dat de verdachte opzet heeft gehad op het feit en houdt in dat de verwerping van het verweer dan wel de bewezenverklaring in zoverre onvoldoende met redenen is omkleed. Meer specifiek richten de stellers van het middel de pijlen vooral op de volgende overweging van het hof, waarmee het oordeel dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het feit – zo begrijp ik hun punt – niet verenigbaar is: “Indien en voor zover bij de verdachte sprake is geweest van onwetendheid omtrent de bestemming van de voorwerpen en stoffen en/of hij dacht met een mogelijk legale toepassing te maken te hebben, had het op de weg van de verdachte gelegen niet passief te blijven maar zich waar mogelijk te vergewissen van die bestemming en in elk geval een kritische blik te hebben”.
9. De tweede klacht betreft een vervolg op de eerste klacht en houdt in dat, nu het onder 1 bewezenverklaarde niet in stand kan blijven, dit ook geldt voor het onder 2 bewezenverklaarde eenvoudig schuldwitwassen (van voorwerpen afkomstig uit eigen (door de verdachte onder 1 gepleegde) misdrijf).
De bespreking van het middel
10. Op grond van artikel 10a Opiumwet is onder meer strafbaar degene die stoffen of voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het opzettelijk verwerken en verstrekken [2] van - kort gezegd - harddrugs [3] en hij die stoffen en voorwerpen voorhanden heeft om dat verwerken en verstrekken voor te bereiden of te bevorderen. Het gaat dus om (1) het voorhanden hebben van stoffen of voorwerpen (2) die zijn bestemd tot het verwerken en/of verstrekken van harddrugs, en (3) dit ter voorbereiding of bevordering van dat verwerken of verstrekken. Het onder (1) genoemde ‘voorhanden hebben’ en de onder (3) bedoelde bedoeling (namelijk de voorbereiding of bevordering) vereisen opzet, met inbegrip van de mogelijkheid van voorwaardelijk opzet. Wat betreft (2), de bestemming van de voorhanden stoffen of voorwerpen, is wetenschap in voorwaardelijke zin voldoende, maar kan ook een culpavariant toereikend zijn. In het geval dat de culpavariant wordt bewezenverklaard, moet de rechter vaststellen dat de verdachte een ernstige reden had om te vermoeden dat de stoffen of voorwerpen zijn bestemd voor het verwerken en/of verstrekken van harddrugs. [4]
11. Het hof is langs de volgende weg tot zijn oordeel gekomen. In de eerste plaats heeft het hof overwogen dat de in de winkel van de verdachte aangetroffen stoffen en voorwerpen [5] – hoewel op zichzelf legaal – in samenhang bezien [6] , worden gebruikt bij het gehele proces rondom het versnijden, het verpakken, het wegen, het vervoer en de verkoop van (grote partijen) harddrugs. Bij een aantal voorwerpen heeft het hof een directer verband met drugshandel aangenomen: ponypacks met de afbeelding van drugsbaron Pablo Escobar en stoffen (fenacetine en de procaïne) die al jaren geen legale toepassing meer hebben en alleen nog worden gebruikt als versnijdingsmiddel voor harddrugs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte toegang had tot de winkel waar de spullen stonden en werden verkocht en dat hij op de hoogte was van wat er in de winkel werd verkocht. Hiermee staat vast dat de verdachte deze voorwerpen en stoffen opzettelijk voorhanden heeft gehad – in cassatie wordt dat oordeel niet betwist.
12. Daarnaast heeft het hof uitgebreid gemotiveerd waarom de verdachte tenminste ernstige redenen had te vermoeden dat de voorwerpen en stoffen bestemd waren tot het plegen van strafbare feiten in het kader van de verwerking van harddrugs en de handel daarin. In dit kader heeft het hof dan ook de culpavariant bewezenverklaard, en niet de opzetvariant. [7] Daarbij heeft het hof, tegen de achtergrond van het feitelijke gebruik van de stoffen en voorwerpen in het harddrugscircuit, onder meer betrokken (i) dat de aangetroffen goederen gelet op de samenhang daarvan duidelijk voor het drugsproces bedoeld zijn, (ii) dat het in elk geval van een aantal voorwerpen, gelet op het type klanten en het assortiment van de winkel “volstrekt onaannemelijk [is] (…) dat ze werden verkocht met het oog op hun gebruiksmogelijkheden buiten het drugsproces”, (iii) dat de verdachte eerder betrokken is geweest in een strafzaak [8] vanwege voorbereidingshandelingen nadat ook toen headshop-artikelen en chemische stoffen in zijn winkel waren aangetroffen en de bestemming van de stoffen in combinatie met de headshop-artikelen toen (uitgebreid) aan de orde is geweest en (iv) zijn kennis over de voorwerpen en stoffen vanwege de ervaring met de winkel en groothandel die hij verklaart te hebben, in dat verband opgebouwde kennis over de voorwerpen en stoffen, zijn justitieel verleden en zijn jarenlange toeleveringshandel aan coffeeshops in en kennis van de omgeving (Rotterdam-West/Kruiskade in Rotterdam). Ook tegen dit oordeel als zodanig keren de stellers van het middel zich niet.
13. Waar het de stellers van het middel vooral om gaat is wat het hof daarna heeft overwogen (in mijn woorden): áls de verdachte onwetend was over de bestemming van de voorwerpen en stoffen, had het op zijn weg gelegen om onder deze omstandigheden grondiger onderzoek te doen naar die bestemming en enig inzicht te verkrijgen in het antwoord op de vraag met wat voor koper(s) hij te doen had. Aan het bewezenverklaarde ernstige vermoeden doet dit echter geen afbreuk; het hof overweegt hiermee kennelijk ten overvloede (“indien en voor zover”) dat de verdachte in het uiterste geval ‘bewust onwetend’ is gebleven ten aanzien van de bestemming door het achterwege blijven van dat onderzoek. Het door de stellers van het middel niet aangevallen oordeel omtrent de bestemming (hiervoor onder 12) draagt de beslissing ten aanzien van het ernstige vermoeden van die bestemming zelfstandig. In samenhang met de eerdere overwegingen leidt dat vervolgens tot de gevolgtrekking van het hof dat de verdachte, door de aangetroffen voorwerpen en stoffen - in onderlinge samenhang bezien - voorhanden te hebben en (kennelijk) te koop aan te bieden, het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het voorbereiden of bevorderen van een feit als bedoeld in artikel 10, vierde of vijfde lid, van de Opiumwet en daarmee aan het plegen van het strafbare feit van artikel 10a van de Opiumwet. Dat oordeel van het hof is niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd, hetgeen ook geldt voor de verwerping van het verweer.
14. Nu de eerste deelklacht faalt, doet de voor de tweede deelklacht relevante situatie zich niet voor zodat deze klacht niet besproken hoeft te worden.
Ambtshalve: overschrijding redelijke termijn in de cassatiefase
15. Namens de verdachte is cassatie ingesteld op 16 december 2022. Dat betekent dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaar zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat leidt ertoe dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM is overschreden. Gelet op de opgelegde straf – een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf – kan de Hoge Raad volstaan met een constatering daarvan. [9]
Slotsom
16. Het middel faalt en kan worden afgedaan met een aan art. 81 RO ontleende motivering.
17. Ambtshalve heb ik geen andere gronden dan de overschrijding van de redelijke termijn aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding geven.
18. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.Zie hiervoor het arrest.
2.Vanwege de leesbaarheid heb ik me beperkt tot deze twee termen, de bewezenverklaring rept (evenals de wet) van “opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren”.
3.Middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.Vgl. de conclusie van Aben van 23 april 2019, ECLI:NL:PHR:2019:650. Zie ook de conclusie van Knigge van 3 juni 2014, ECLI:PHR:NL:2014:1378.
5.Waaronder stoffen die (enkel) gebruikt worden als versnijdingsmiddel bij de productie van harddrugs en voorwerpen zoals gripzakjes, ponypacks, voorwerpen met verborgen ruimten, weegschaaltjes, een vacumeermachine, mixers en persen.
6.Vgl. de conclusie van Bleichrodt voorafgaand aan HR 2 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:869 (HR: art. 81 lid 1 RO), en de verwijzing daarin naar de conclusie van Vegter van 11 februari 2020 (niet gepubliceerd, zaaknummer 18/01514).
7.Enigszins verwarrend is dat het hof, op p. 15-16 van het bestreden arrest, overweegt dat “de verdachte, door de aangetroffen voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben en kennelijk te koop aan te bieden (…) minst genomen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de voorwerpen en stoffen die hij voorhanden had, bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten als bedoeld in artikel 10 lid 5 en/of 5 van de Opiumwet”. Hier lijkt het hof wetenschap – het opzet – over de bestemming van de voorwerpen en stoffen bij de verdachte wél aan te nemen. Deze overweging verhoudt zich niet goed met hetgeen het hof over het ernstige vermoeden heeft overwogen, maar omdat daarover niet is geklaagd laat ik het hier verder rusten.
8.Deze strafzaak eindigde in een vrijspraak – overigens valt uit het bestreden arrest niet op te maken wat de reden voor deze vrijspraak was.
9.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578,