ECLI:NL:PHR:2024:1322
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot strafmotivering
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een veroordeling door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor het overtreden van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte, geboren in 1991, werd op 24 mei 2020 in Abcoude betrapt op het besturen van een motorrijtuig zonder dat hem een rijbewijs was afgegeven. Het hof had overwogen dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet, maar de verdediging betwistte dit en voerde aan dat de Justitiële Documentatie geen eerdere veroordelingen vermeldde. De advocaat-generaal had in hoger beroep een geldboete van € 500,- en een week voorwaardelijke hechtenis gevorderd, wat het hof ook oplegde. De verdachte stelde dat de strafmotivering niet begrijpelijk was, omdat het hof ten onrechte had meegewogen dat hij eerder was veroordeeld. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeerde dat het middel faalt, maar merkte op dat de redelijke termijn voor de uitspraak was overschreden. De Hoge Raad oordeelde dat de strafmotivering onvoldoende was, maar dat de omstandigheden van de zaak mogelijk aanleiding gaven om de strafoplegging in stand te laten. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.