Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
Het hof ziet in deze zaak aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte geen bezwaren heeft opgegeven tegen het hierboven genoemde vonnis en het hof ook zelfgeen redenen ziet die een inhoudelijke behandeling van de zaak noodzakelijk maken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het, door hem ingestelde hoger beroep.”
De bij dit bericht meegezonden appelschriftuur is aan de cassatieschriftuur gehecht. Het aan de schriftuur gehechte stuk biedt grond voor het ernstig vermoeden dat namens de verdachte vóór het onderzoek ter terechtzitting op 23 november 2023 een schriftuur houdende grieven is ingediend. Op grond daarvan moet in cassatie ervan worden uitgegaan dat een dergelijke schriftuur is ingediend. [1]