Conclusie
1.Inleiding
2.Feiten
pand) in Emmen en had de wens dit pand te verkopen. Zij is in dit verband met CS in contact gekomen. Nadat aanvankelijk CS zelf interesse toonde om het pand te verwerven voor € 2.500.000,--, heeft CS bij Boermarke geopperd het pand aan een door haar (CS) aan te dragen koper voor € 2.800.000,-- te verkopen. Zij wenste daar wel een vergoeding van € 300.000,-- voor te ontvangen.
overeenkomst) [2] getekend, waarin onder meer het volgende is vermeld:
Komen overeen:
[betrokkene 1]) op 26 januari 2021 schriftelijk verklaard: [3]
3.Procesverloop
In eerste aanleg
rechtbank), heeft CS veroordeling gevorderd van Boermarke tot betaling van een bedrag van € 363.000,--, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, beslagkosten, nakosten en proceskosten. CS heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Boermarke is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Volgens CS ziet het voorbehoud van de fiscale goedkeuring en de overeenstemming met de wet op de vraag of over de vergoeding btw moet worden afgedragen en is die voorwaarde vervuld met de verklaring van onder meer [betrokkene 1] . Boermarke heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Als verweer heeft zij primair gesteld dat de in de overeenkomst opgenomen voorwaarde een totstandkomingsvoorwaarde is en dat die niet is vervuld zodat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Subsidiair heeft Boermarke gesteld dat de voorwaarde een opschortende voorwaarde is, die niet in vervulling is gegaan, zodat de vergoeding niet opeisbaar is. De voorwaarde houdt volgens Boermarke in dat de gehele overeenkomst fiscaal en juridisch moet zijn goedgekeurd. De fiscale goedkeuring heeft niet alleen betrekking op de vraag of over de vergoeding btw in rekening zou moeten worden gebracht. Aan het vereiste van juridische goedkeuring is niet voldaan, omdat CS twee heren heeft gediend, zoals bedoeld in art. 7:417 BW en schriftelijke toestemming van de koper – een natuurlijk persoon – ontbreekt. [5]
vonnis) heeft de rechtbank de vordering van CS toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft daartoe samengevat als volgt overwogen, voor zover in cassatie van belang. De haviltexmaatstaf moet worden toegepast op de uitleg van het voorbehoud (r.o. 4.1). Bij gebrek aan nadere onderbouwing kan niet worden aangenomen dat het voorbehoud moet worden opgevat als totstandkomingsvereiste (r.o. 4.2). CS heeft erkend dat sprake is van een opschortende voorwaarde (r.o. 4.4). Deze voorwaarde ziet naar het oordeel van de rechtbank (slechts) op fiscale en juridische aspecten die samenhangen met de onduidelijkheid omtrent de btw-afdracht van de vergoeding (r.o. 4.6). Aan de voorwaarde is voldaan, nu uit de door CS overgelegde verklaring van [betrokkene 1] blijkt dat er fiscale goedkeuring is van een accountant en niet is gesteld of gebleken dat de overeenkomst in strijd is met de wet binnen de reikwijdte van de opschortende voorwaarde (r.o. 4.7).
hof). Tevens heeft zij een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad ingesteld. [6]
bestreden arrest) heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover dat betrekking heeft op de hoogte van de door Boermarke te vergoeden beslagkosten en het vonnis voor het overige bekrachtigd met veroordeling van Boermarke tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. Het hof heeft de veroordelingen in het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verder gevorderde afgewezen.
4.Bespreking van het cassatiemiddel
Uitleg beding verschuldigdheid fee
[betrokkene 3]) en [betrokkene 2] (hierna:
[betrokkene 2]) die bij de bespreking van 22 september 2020 aanwezig waren. Die stellingen houden volgens het subonderdeel in dat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] hebben verklaard dat zij zich tijdens die bespreking in bredere zin zorgen maakten over de fiscaliteit, onder meer met betrekking tot de gevolgen voor de herinvesteringsreserve, terwijl [betrokkene 2] in zijn verklaring ook bevestigt dit ter plekke zo te hebben besproken en dat het eerste voorbehoud óók zag op de gevolgen voor de herinvesteringsreserve. De ruime(re) uitleg van het eerste voorbehoud is tijdens de bespreking van 22 september 2020 wél aan de orde geweest. [9]
Maar ook maakte ik mij gelijk zorgen om de fiscale aspecten, zoals de BTW en de herinvesteringsreserve. Dat hebben we ook zo ter plekke besproken.[…]
Productie 15):’
NJ2002/494 en van 30 september 2016,
NJ2016/440.