Voetnoten
1.Advies van 30 april 2025. Het advies zal te zijner tijd worden gepubliceerd als onderdeel van het jaarlijkse verslag van de commissie, dat op de website van de Hoge Raad wordt geplaatst.
3.Vgl. de vaststellingen van het hof in rov. 3.1, onder (i)-(viii). Hier wordt van die vaststellingen alleen weergegeven wat in cassatie nog van belang is.
4.Deze voorwaarden zijn opvallend. Zoals hierna zal blijken, legt de wet namelijk alle drie deze verplichtingen al op de gefailleerde.
5.Pleitnota curatoren voor die behandeling onder 32.
6.De beschikking van de rechtbank is niet gepubliceerd.
7.Vgl. de vaststelling van zijn verzoek in rov. 2.2, onder (i) en (ii), van de beschikking van het hof.
8.In HR 23 december 1976, ECLI:NL:HR:1976:AC5851, NJ 1977/618 is over beide bepalingen overwogen: “dat toch uit de tegenstelling van art. 87, eerste lid, (de Rb. 'kan') en art. 89 (verzoek 'moet' toegestaan worden) volgt dat het kenmerkende van art. 89 niet is dat daarin de gronden voor inbewaringstelling limitatief worden opgesomd (gelijk het middel kennelijk meent), maar dat in de daar genoemde gevallen het verzoek tot inbewaringstelling 'moet' worden toegestaan, terwijl uit art. 87, eerste lid, gelezen in verband met art. 89, volgt a) dat ook nog in andere gevallen dan die van art. 89 voor inbewaringstelling plaats is, en b) dat de vraag of inbewaringstelling zal worden bevolen in die andere gevallen ter beoordeling van de Rb. staat”. 9.Van der Feltz II, p. 45 (memorie van toelichting).
11.Wet van 6 december 2001 tot aanpassing van de wetgeving aan de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg, Stb. 2001, 581.
12.Zie aldus de toelichting op art. 587 Rv,
16.Zie aldus de toelichting bij de wetswijziging van 2002, Kamerstukken II 1999/2000, 26855, nr. 3, p. 179 (“Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat in verband met de zwaarwegende belangen van met name de gezamenlijke schuldeisers in een faillissement beperking van de gijzelingsduur tot maximaal een jaar niet aangewezen lijkt.”).
17.Zie daarover
23.Zie Van der Feltz II (1897), p. 47 (“Opsomming van de gevallen, waarin het noodig kan zijn, het dwangmiddel aan te wenden, is ondoenlijk. Het zal ook geheel van de omstandigheden afhangen, of het in een gegeven geval wenschelijk is. De beslissing moet daarom voor elk concreet geval aan den rechter worden overgelaten.”).
24.Zie W.J.B. van Nielen en F. Ortiz Aldana,
26.Wet van 22 maart 2017 tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de versterking van de positie van de curator (Wet versterking positie curator), Stb. 2017/124. Inwerkingtreding: Stb. 2017/176.
27.Vgl.
28.Zie voor een overzicht van de wijzigingen (hoe het was en hoe het geworden is): H.J. de Kloe en F. Ortiz Aldana, ‘Wet versterking positie curator: is de positie van de curator daadwerkelijk versterkt?’,
34.Zie uitgebreid R.F. Feenstra in: M.A. Broeders, Ph.W. Schreurs & F. Feenstra (red.), De Curator en de Failliet. Insolad Jaarboek 2019, Deventer: Wolters Kluwer 2019/13.
38.Rov. 3.17 van de uitspraak. Het hof wijst dus niet op de hiervoor in 3.9 genoemde (medewerkings)verplichtingen, wat meer voor de hand ligt als grond voor contactbeperkingen.
39.Zie aldus
40.J.H.M. van de Wiel, INS Updates 2024/247.
41.Vgl. de op de website van het EHRM gepubliceerde Guide on Article 5 of the European Convention on Human Rights (updated on 28 February 2025), onder 23 e.v., met vermelding van uitspraken van het EHRM.
43.Vgl. de Guide on Article 5 of the European Convention on Human Rights (updated on 28 February 2025), onder 5 en 17, en daar vermelde gegevens. Zie aldus ook J.M.W. Lindeman, Sdu Commentaar EVRM, art. 5 EVRM, C.2.3, p. 193.
44.Zie met betrekking tot het beperken van het contact met familie EHRM 28 september 2000, nr. 25498/94 (Messina t. Italië), par. 61-63, EHRM 30 juni 2015, nr. 41418/04, (Khoroshenko t. Rusland), par. 123, en EHRM 29 april 2003, no. 41220/98 (Aliev t. Oekraïne), par. 187. Vgl. verder de eveneens op de website van het EHRM gepubliceerde Guide on Article 8 of the European Convention on Human Rights (updated on 28 February 2025), onder III.4.b, nr. 433 e.v.
45.Vgl. de Guide on Article 5 of the European Convention on Human Rights, onder 29, en de Guide on Article 8 of the European Convention on Human Rights (updated on 28 February 2025), onder 17 e.v.
46.Dat is wel gebeurd voor het strafrecht (art. 16 Grondwet en art. 1 lid 1 Sr), het strafprocesrecht (art. 1 Sv) en de belastingheffing (art. 104 Grondwet).
47.Zie bijv. HR 27 juni 1986,
49.Vgl. bijv. HR 21 juni 1997,
50.Vooral in het strafrecht, waar het legaliteitsbeginsel zwaar weegt, speelt dit soms duidelijk, met vage of algemene omschrijvingen van bestanddelen van strafbepalingen. Zie uitvoerig Borgers, De communicatieve strafrechter, preadvies NJV 2011. In het bekende Tandartsarrest (HR 23 mei 1921,
51.En wat betreft de wetgever van 1895 mogelijk ook dat de noodzaak van een uitdrukkelijke bepaling of uitlating op dit punt destijds niet zo werd gezien. Als ik het goed zie, maakte de wet contactbeperkingen destijds evenmin (duidelijk) mogelijk voor het geval de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis van de verdachte. In die tijd bevatte art. 384 Sv (oud) slechts de algemene bepaling dat de rechter-commissaris ‘zodanige bevelen kan geven als hij in het belang van de instructie nodig acht’. Art. 76 van het ontwerp van het huidige Wetboek van Strafvordering bevatte aanvankelijk eenzelfde bepaling (vgl. Bijlagen Handelingen II 1913/14, nr. 286, nr. 3, p. 84 (toelichting op art. 76)). Die bepaling is bij de parlementaire behandeling gewijzigd in verband met de toenmalige Beginselenwet gevangeniswezen van 1886, wat heeft geleid tot de huidige art. 62 en 76 Sv. Zie voor een en ander Archief Wetboek van Strafvordering, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., art. 62 Sv, aant. 3.
52.Vgl. bijv. Kamerstukken II 2014/15, 34253, nr. 3, p. 18 en 23, waar in dit verband wordt gerept van ‘kapitaalvlucht’ (die moet worden bestreden).
53.Vgl. Kamerstukken II 1994/95, 24263, nr. 3, p. 43, onder verwijzing naar de toen geldende art. 222 en 225 Invoeringswet Sv. Zie hierover ook Archief Wetboek van Strafvordering, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., aantekeningen op art. 62 Sv.