2.1Het door het hof bevestigde vonnis bevat de volgende bewijsmiddelen (weergegeven met verbeteringen hof):
“1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 17 januari 2017, pagina 105 t/m 107 van het eindproces-verbaal, inhoudende zakelijk weergegeven:
Hierbij doe ik namens de [plaats] aangifte tegen [medeverdachte] en [verdachte] ter zake van valsheid in geschrift gepleegd te [plaats] tussen 1 augustus 2008 en 17 januari 2017.
De [plaats] is eigenaar van de gronden van woonwagenlocaties binnen de [plaats] . Om de uitgifte van standplaatsen in goede banen te leiden, heeft de gemeente een “Regeling Standplaatsverdeling Woonwagencentra”. De toewijzing van een standplaats vindt plaats aan de hand van puntentoekenning.
Degenen waartegen aangifte wordt gedaan, kwamen op grond van voornoemde “Regeling Standplaatsverdeling Woonwagencentra” vooralsnog niet in aanmerking voor toewijzing van een (woonwagen)standplaats.
[a-straat 1] te [plaats]
In 2013 dient [advocaat] een verzoek tot medehuurderschap voor de [a-straat 1] in namens zijn cliënten, [medeverdachte] en [verdachte] . De brief is gedateerd op 26 februari 2013 die uiteindelijk door [advocaat] op 27 mei 2013 wordt gestuurd. In het verzoek wordt gesteld dat [verdachte] en [medeverdachte] al samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren op dit adres vanaf januari 2010. Voorts wordt gesteld dat [verdachte] vanaf 16 november 2011 op dit adres staat ingeschreven en van dezelfde datum hun samenlevingsovereenkomst dateert. Deze samenlevingsovereenkomst is als bijlage bij het verzoek gevoegd die door [medeverdachte] , [verdachte] en [advocaat] is ondertekend. In deze samenlevingsovereenkomst wordt gesteld dat zij, [verdachte] en [medeverdachte] , sinds 2009 samenwonen op het adres [a-straat 1] .
Het vermoeden bestaat dan ook dat de “samenlevingsovereenkomst” enkel is opgesteld om [verdachte] als “medehuurder” van de standplaats [a-straat 1] aan te kunnen merken zodat zij voor de standplaats in aanmerking komt, terwijl dat zij daartoe geen recht had op grond van de regeling standplaatsverdeling. Dit wordt aannemelijk omdat [medeverdachte] op 1 juni 2011 samen met [betrokkene 1] een woning geleverd hebben gekregen.
Op 12 juli 2013 werd schriftelijk aan [advocaat] gevraagd om aan te tonen dat de medehuurder (lees: [verdachte] ) zelfstandig de huur kon opbrengen. Op 17 oktober 2013 werd hierop een antwoord ontvangen van [advocaat] in de vorm van een afschrift van een arbeidsovereenkomst. [verdachte] bleek op 1 september 2013 in dienst te zijn getreden bij [A] B.V., gevestigd [b-straat 1] te [plaats] . [verdachte] had de functie van binnendienst/buitendienst medewerker. Haar salaris bedroeg € 1.477,80 bruto per maand. Gezien de leeftijd van [verdachte] (destijds 20 jaar), de waarschijnlijk geringe werkervaring en de reisafstand naar de werkplek, is het niet aannemelijk dat een onderneming uit [plaats] een werknemer in dienst neemt tegen een loon voor een 23 jarige en ouder. Het minimum jeugdloon voor een 20 jarige bedroeg in 2013 € 903,70 bruto per maand. Vermoedelijk is deze arbeidsovereenkomst “valselijk” opgemaakt om aan te kunnen tonen dat [verdachte] inkomsten heeft en derhalve voor het “medehuurderschap” in aanmerking kon komen.
2. Het proces-verbaal van verhoor [aangever] van 22 mei 2017, pagina 173 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
16 november 2011
Op 16 november 2011 schreef [verdachte] zich bij de gemeentelijke basisadministratie over van het adres van haar ouderlijke woning aan de [c-straat 1] te [plaats] naar het adres [a-straat 1] te [plaats] . Zij deelde daarin mede dat zij ging inwonen bij [medeverdachte] .
3. Het geschrift, zijnde een aangifte verhuizing binnen gemeente, pagina 195 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gegevens verhuizende persoon: [verdachte]
Oud adres: [c-straat 1]
Nieuw adres: [a-straat 1] te [plaats]
Woonvorm op nieuwe adres: inwonend bij [medeverdachte]
Ondertekend op 16 november 2011 te [plaats]
Opmerking rechtbank: Het geschrift bevat een handtekening die overeenkomt net de handtekening op het identiteitsbewijs van [verdachte] weergegeven op pagina 160.
4. Het geschrift, zijnde de brief aan de [plaats] van 26 februari 2013, pagina 151 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[plaats]
[afdelingsmanager]
Afdelingsmanager Ruimtelijke Ontwikkeling
Postbus [plaats]
Amsterdam, dinsdag 26 februari 2013
Inzake: verzoek tot medehuurderschap [a-straat 1] [plaats]
Geachte [afdelingsmanager] ,
Hierbij verzoek ik u, namens en voor mijn beide hierna genoemde cliënten, of de [plaats] bereid is als medehuurder van [medeverdachte] te accepteren ten aanzien van de door hem gehuurde woonwagenstandplaats aan de [a-straat 1] te [plaats] [verdachte] .
[verdachte] en [medeverdachte] wonen al samen en voeren een gemeenschappelijke huishouding op voornoemd adres vanaf januari 2010. [medeverdachte] staat aldaar ingeschreven sinds 9 mei 2008 en huurt de woonwagenstandplaats zelfstandig vanaf 26 september 2011.
[verdachte] staat op het adres ingeschreven vanaf 16 november 2011. Van dezelfde datum dateert hun samenlevingsovereenkomst.
De heer en [verdachte] zijn voornemens samen een nieuwe woonwagen te kopen en komende week wordt een vergunningsaanvraag ingediend voor het plaatsen van die nieuwe woonwagen op de woonwagenstandplaats.
Voor de volledigheid is dit verzoek ook ondertekend door [verdachte] en [medeverdachte] .
Vanzelfsprekend indien gewenst tot nadere informatie bereid, in afwachting van uw bericht, vriendelijke groeten en hoogachtend,
[advocaat]
[medeverdachte] [verdachte]
Opmerking rechtbank: Het geschrift bevat een handtekening die overeenkomt met de handtekening op het identiteitsbewijs van [verdachte] weergegeven op pagina 160.
5. Het geschrift, zijnde een samenlevingsovereenkomst, pagina 153 en 159 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
SAMENLEVINGSOVEREENKOMST
Heden de zestiende november tweeduizendelf stelden vast en kwamen ondergetekenden overeen, in aanwezigheid van mr. [advocaat] , advocaat te Amsterdam:
[medeverdachte] , geboren op twintig maart negentienhonderd acht en tachtig te [geboorteplaats] , wonende aan de [a-straat 1] [plaats] ;
en
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] en wonende aan de [a-straat 1] [plaats] ;
dat zij samenwonen op het adres [a-straat 1] te [plaats] sedert medio 2009, beiden ongehuwd zijn noch ooit gehuwd zijn geweest ook niet staan geregistreerd als partner en met deze overeenkomst de vermogensrechtelijke gevolgen van hun samenwonen wensen te regelen en in dat kader overeenkomen als volgt:
Artikel 2.
Partners voeren met uitsluiting van elke vorm van gemeenschap hun gemeenschappelijke huishouding.
Overeengekomen en ondertekend te Amsterdam op 16 november 2011:
[medeverdachte] [verdachte]
In aanwezigheid van:
[advocaat]
Opmerking rechtbank: Onderaan de pagina’s 1 tot en met 6 van de overeenkomst staat steeds een paraaf “LvE” en een paraaf “MO”. Op pagina 7 staan bij [medeverdachte] , [verdachte] en Mr. [advocaat] handtekeningen.
De bijlage bij dit stuk op pagina 160 van het eindproces-verbaal inhoudende:
Een geschrift waarop een kopie van een identiteitsbewijs van [verdachte] is afgebeeld. Bij de afbeelding is een handgeschreven de tekst te zien die vermeldt: “Dit is een getrouwe kopie van mijn identitijdsbewijs”. De handtekening op het afgebeelde identiteitsbewijs komt overeen met de handtekening bij de handgeschreven tekst en de handtekening bij " [verdachte] ” onder de samenlevingsovereenkomst.
6. Het geschrift, zijnde een arbeidsovereenkomst, pagina 167 en 168 van het eindproces-verbaal, inhoudende zakelijk weergegeven:
Arbeidsovereenkomst
1 Gegevens werkgever
[A] B.v. , [b-straat 1] , [plaats] .
De werkgever wordt vertegenwoordigd door:
[getuige 3]
Hierna te noemen de werkgever.
2 Gegevens werknemer
[verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] -1992
Burgerservicenummer: [burgerservicenummer]
Hierna te noemen de werknemer.
Werkgever en werknemer komen het volgende overeen:
3 Gegevens arbeidsovereenkomst
De werknemer treedt op 01-09-2013 in dienst bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de functie van binnendienst / buitendienst medewerkster
6 Salaris en vakantietoeslag
Het salaris bedraagt € 1.477,80 bruto per maand.
12 Ondertekening
Deze arbeidsovereenkomst is in tweevoud opgemaakt.
Plaats: [plaats]
Datum: 01-09-2013 Datum: 01-09-2013
Handtekening werkgever Handtekening werknemer
Opmerking rechtbank: Op pagina 168 is onder de tekst: “handtekening werknemer” een handtekening geplaatst die overeenkomt met de handtekening op het identiteitsbewijs van [verdachte] op pagina 160.
7. Het geschrift, zijnde een werkgeversverklaring, pagina 169 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
BIJLAGE 4 - MODEL - WERKGEVERSVERKLARING
Werkgever [A] B.V. [A] B.V
Werknemer [verdachte]
In dienst sinds 1 september 2013
Ondertekend door [getuige 3] op 1 september 2013
8. Het geschrift, zijnde een model Opgaaf gegevens voor de loonheffingen, pagina 170 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Model Opgaaf gegevens voor loonheffingen
[A] B.V.
Uw gegevens: [verdachte]
Opmerking rechtbank: De ondertekening is gedateerd op 3 september 2013 en bevat een handtekening die overeenkomt met de handtekening op het identiteitsbewijs van [verdachte] op pagina 160.
9. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] van 20 november 2017, pagina 273 en 274 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: Door u was eerder verklaard dat u in opdracht van [betrokkene 2] de bouwtekeningen had gemaakt voor de nieuwe woonwagen van [verdachte] . Op de bouwtekeningen stonden de naam [medeverdachte] en [verdachte] .
V: Was deze relatie ook een schijnrelatie net als de relatie tussen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] ?
A: Ja dat was ook een schijnrelatie. [advocaat] heeft mij hierover verteld dat hij dit ook pas later had vernomen. [betrokkene 2] wil zoals ik al eerder heb verklaard graag hebben dat zijn kinderen vlakbij hem in de buurt wonen. Om dit doel te bereiken passen de woonwagenbewoners allerlei constructies toe. Dus ook [betrokkene 2] .
10. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] van 4 september 2017, pagina 669 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb ergens in 2010 een relatie met [verdachte] gekregen, in totaal bijna 5 jaar. Ik ben rond 22 juli 2013 met haar gaan samenwonen op [a-straat 1] . We betaalden samen de huur en huishoudkosten. Ik had meer inkomen waardoor ik het merendeel betaalde.
[verdachte] werkte bij een magazijn van [C] .
11. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] van 18 januari 2018, pagina 674 van
het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
De naam [medeverdachte] zegt mij niks. Toen ik vanaf juli 2013 tot november 2015 samen met [verdachte] in de nieuwe woonwagen woonde, verbleef er niemand anders. Er bleef in ieder geval geen jongen met de naam [medeverdachte] op dat adres. Alleen [verdachte] en ik woonden daar.
12. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] van 23 juni 2017, pagina 772 t/m 774 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben door [betrokkene 5] gebeld. Die vroeg of ik een meisje op de lijst wilde zette, als een soort detachering. Ik heb toen de gegevens van mijn accountant aan [betrokkene 5] gegeven om die zaken te regelen. Toen de eerste duplicaat loonstrook van deze arbeidsovereenkomst binnen kwam zag ik de naam van [verdachte] staan en toen flipte ik. Ik heb toen gezegd dat het er direct af moest. Ik wilde niet met die shit, ik heb gezegd “of eraf, of je neemt mijn B.V. maar over” Dat is dus uiteindelijk ook zo gegaan.
Ik zag dat er salaris overgeboekt moest worden. Ik zag dan dat er geld gestort werd op die rekening.
Ik zag dat er geld stortingen waren op de bankrekening van de B.V. in de tijd voordat [betrokkene 5] bestuurder is geworden. Vervolgens werd salaris naar [verdachte] overgeboekt. Het is vanaf het begin fout geweest.
Ik heb de arbeidsovereenkomst niet gemaakt. De handtekening is niet door mij geplaatst.
Zij is nooit op mijn woon-en werkadres geweest dus zij heeft helemaal geen werkzaamheden bij mij verricht.
De handtekening op de werkgeversverklaring is wel mijn handtekening.
13. Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 5] van 31 augustus 2017, pagina 855 en 856 van het eindproces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het zal kort voor september 2013 zijn geweest dat ik aan [getuige 3] heb gevraagd om [verdachte] op de loonlijst van [A] te zetten. [betrokkene 2] heeft destijds tegen mij gezegd dat [verdachte] ergens op de loonlijst moest. Dat moest een bedrijf zijn dat op geen wijze aan hem of mij was gelieerd. Daarom heb ik [getuige 3] gevraagd of hij dat voor mij wilde doen. Hij wilde dat aanvankelijk niet maar heeft dat uiteindelijk toch gedaan. Ik heb tegen hem gezegd dat wat er van zou komen mijn verantwoordelijkheid zou zijn. Ik ben om die reden ook bestuurder van dat bedrijf geworden, ik had verder geen rol in dat bedrijf. Ik zat met mijn rug tegen de muur, ik wist niet hoe ik het anders moest oplossen.
Ik weet niet waarom [verdachte] op de loonlijst moest. Ik neem aan dat [betrokkene 2] wilde dat ze een legaal inkomen zou hebben. Ze ontving salaris per bank. Ik boekte dat over. Het was toen elke maand stress omdat ik dat geld moest overmaken terwijl ik niks meer had.
Het gestorte geld op de bankrekening van [getuige 3] / [A] kwam uit mijn eigen middelen.”