Conclusie
1.[notaris 1] (hierna: ‘ [notaris 1] ’)
[notaris 2](hierna: ‘ [notaris 2] ’)
1.Feiten
ultimate beneficial ownerbetrokken bij Zonnewijser Beheer B.V. (voorheen Millvest Beheer I B.V.) en Millten Holding B.V.
Hierbij uiteenzetting van hetgeen we bespraken, vernemen graag of dit correct verwoord is:
Inzake de Zonnewijser C.V., het volgende:
Bijgaand treft u aan het concept van de akte van overdracht van uw 50% participatie in bovengenoemde cv.
Partijen verklaren tenslotte dat zij zijn overeengekomen dat Verkoper, indien het gehele vennootschapsvermogen van de Vennootschap voor eenendertig december tweeduizend twintig aan een derde wordt overgedragen, een winstrecht krijgt van tien procent (10%) van het bedrag boven een koopsom van veertien miljoen euro (€ 14.000.000,00) kosten koper (k.k.).”
Artikel 4 moet luiden dat winstrecht ook geld[t]
als project voor 31/12/20 beschikbaar word[t]
gesteld ter verkoop”
U kunt deze volmacht slechts gebruiken na mijn email bevestiging niet eerder”
Partijen verklaren tenslotte dat zij zijn overeengekomen dat Verkoper, indien het gehele vennootschapsvermogen van de Vennootschap voor eenendertig december tweeduizend twintig aan een derde wordt overgedragen, +dan wel beschikbaar wordt gesteld ter verkoop, een winstrecht krijgt van tien procent (10%) van het bedrag boven een koopsom van veertien miljoen euro (14.000.000,00) kosten koper (k k.).”
In overleg met [notaris 2] hebben we de bepaling van artikel 4 wat uitgebreider omschreven. Aan de ene kant dient een ‘opzetje’ te worden voorkomen en aan de andere kant kan het niet zo zijn dat wanneer jullie niet overdragen er toch een winstrecht verschuldigd is aan [eiser] . Er dient wel daadwerkelijk een transactie plaats te vinden. Er blijft echter altijd ruimte voor discussie over en weer. Dat is naar onze mening niet te voorkomen.”
Bijgaand zend ik u de volgende concept documenten:
Akkoord indien onder artikel 4 word[t]
bedoeld OG[onroerend goed,
A-G]
van de CV. Indien nodig verduidelijken”
We zouden [eiser] nog wat extra comfort kunnen geven door de onderstaande toevoeging, zie geel gearceerde(...)
A-G]; of
[eiser] heb ik al gesproken en hem aangegeven dat het zo goed verwoord is, dat het idd ook het OG betreft.
Ik begreep dat u [betrokkene 1] heeft gesproken en dat hij u heeft aangegeven dat ook het OG onder het gemelde in artikel 4 valt.
Hoofdstuk 3
In Q3 2017 is de [a-straat 3] , conform strategie, leeg gekomen.(...)
2.Procesverloop
Eerste aanleg
A-G) [notaris 3] en [notaris 4] niet aansprakelijk kunnen worden gehouden voor de door [eiser] geleden schade, omdat zij in de zin van art. 6:76 BW hebben gefungeerd als hulppersoon. [27] In de vrijwaringszaak heeft de rechtbank de vordering van de notarissen op de kopers afgewezen. [28]
winstdeel in geval van verkoopgeheelaan derden” [onderstreping hof,
A-G]. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij op die e-mail destijds niet heeft gereageerd omdat hij dacht dat hetgeen niet klopte in die e-mail wel aan de orde zou komen bij de notaris. [eiser] heeft vervolgens weliswaar gereageerd op de concepttekst van de notaris, maar hij heeft nimmer kenbaar gemaakt dat hij bezwaar had tegen het woord ‘gehele’. [eiser] heeft daartegenover geen feiten gesteld die steun kunnen bieden aan de totstandkoming van de door hem gestelde afspraak.
3.Achtergrond bij de winstrechtbepaling
upsidevan een latere verkoop en zich indekken tegen een latere verkoop tegen een veel hogere prijs dan waarvoor hij de participatie aan de kopers heeft verkocht.
A-G). Uit dit verslag blijkt onder meer dat afzonderlijk werd gesproken over de panden aan de [a-straat 1] & [a-straat 3] en dat in navolging van de jaarvergadering van de CV van 2017 (waarbij [eiser] aanwezig was) [39] deze panden conform vergunning autonoom werden benaderd en ingericht, wat betekende dat er fysiek geen onderlinge verbanden meer zouden bestaan tussen deze panden en dat zij als twee separate objecten zouden worden behandeld:
A-G] de aandelen heeft verkocht aan de overige vennoten. Derhalve wordt het startdocument niet meer gevolgd en zullen de aangepaste rendementsberekeningen aan de vennoten worden gepresenteerd en vastgesteld per pand, [a-straat 1] en [a-straat 3] . (…)”
A-G [52] – het voorstel genoemd de twee panden juridisch te splitsen. Ook uit de notulen van de vennootschapsvergadering van 13 april 2017 (ook deze notulen heeft [eiser] ontvangen en ook bij deze vergadering was [eiser] aanwezig) [53] blijkt dat voor de twee panden afzonderlijke plannen werden ontwikkeld, waarbij aan ieder pand een eigen mogelijke verkoopwaarde werd toegedicht, te weten: circa € 10 miljoen voor [a-straat 3] en € 3,2 miljoen voor [a-straat 1] (beide berekend op basis van 16 x de verwachte huur, na renovatie/herontwikkeling van [a-straat 3] ). [54] De geraamde kosten voor herontwikkeling bedroegen circa € 3 miljoen excl. BTW. De verkoopwaarde van de twee panden (na renovatie) samen werd derhalve op termijn, in een positief scenario, ingeschat op een bedrag van circa € 13 tot 14 miljoen. [55]
A-G), waarbij rekening is gehouden met het feit dat nog € 4 miljoen geïnvesteerd zou moeten worden.
4.Bespreking van het cassatiemiddel
condicio sine qua non-verband) tussen de onrechtmatige daad of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt aangenomen.
condicio sine qua non-verband tussen de onrechtmatige daad of wanprestatie en de schade aangenomen, tenzij de aansprakelijk gestelde partij tegenbewijs levert, in die zin dat zij aannemelijk maakt dat de schade ook zonder de aan haar verweten normschending zou zijn ontstaan. [70] De omkeringsregel vormt een uitzondering op de hoofdregel van art. 150 Rv die meebrengt dat de eiser het causaal verband tussen de normschending en de schade moet bewijzen, (maar dan wel slechts) in die zin dat de bewijsleveringslast van de eiser wordt verlicht doordat dit causaal verband voorshands wordt aangenomen. Toepassing van de omkeringsregel leidt niet tot een omkering van de bewijslast, wat zou betekenen dat het aan de aansprakelijk gestelde partij is om te bewijzen dat de schade niet door de normschending is veroorzaakt.
condicio sine qua non-verband bestaat tussen deze veronderstelde normschending en de door [eiser] gestelde schade die bestaat uit het mislopen van het winstrecht bij een verkoop van een gedeelte van het onroerend goed. Het hof heeft de omkeringsregel dus inderdaad – zoals het subonderdeel veronderstelt – niet toegepast.
A-G) van de door hem gestelde afspraak.
subonderdeel 2.1heeft het hof in het licht van de hierna genoemde stellingen ofwel te hoge eisen gesteld aan de stelplicht van [eiser] , ofwel in strijd met art. 24 Rv gehandeld (door die stellingen niet bij zijn beoordeling te betrekken) ofwel onvoldoende begrijpelijke oordelen gegeven:
A-G) en werd als zodanig ook door verschillende huurders gebruikt. In de afspraken tussen [eiser] en de kopers is dan ook altijd gesproken over het ‘Gebouw [de,
A-G] Zonnewijser’.
upside’ van een latere verkoop, waarbij hij zich tevens indekte tegen een latere verkoop tegen een veel hogere prijs dan waarvoor hij zijn participatie had verkocht. Bij het vaststellen van de grens van € 14 miljoen was rekening gehouden met de kosten voor renovatie van het onroerend goed.
A-G) een niet goed denkbare figuur is, zoals ook geoordeeld is door de tuchtrechter in de klachtprocedure door [eiser] tegen de notarissen.
winstdeel in geval van verkoopgeheelaan derden” [onderstreping hof,
A-G]. [eiser] heeft op deze e-mail niet gereageerd en heeft evenmin bezwaar gemaakt tegen de latere concepttekst van de winstrechtbepaling (waarin het woord ‘gehele’ voorkwam). Dit oordeel komt erop neer dat het hof niet aannemelijk heeft geacht dat nooit is gesproken over verkoop van het geheel, zoals [eiser] heeft aangevoerd.
Kopers hadden bijvoorbeeld de vrijheid nodig om een deel van de participaties in de CV over te dragen aan een derde/nieuwe vennoot, voor een koopprijs die was gebaseerd op een waardering van het gehele vermogen van de CV op een bedrag hóger dan EUR 14 miljoen, ter verkrijging van extra kapitaal/tussentijdse financiering voor de renovaties, met name als die duurder zouden uitvallen (hetgeen in de praktijk ook het geval is geweest- er is ruim EUR 2 miljoen méér geïnvesteerd in de renovaties dan ten tijde van het uittreden van [eiser] was begroot als onderlegger voor de waardering van EUR 14 miljoen), zónder dat zo’n gedeeltelijke overdracht meteen al tot een nabetaling aan [eiser] zou leiden”. Ook wijzen de kopers op de e-mail van 9 juni 2017 aan [eiser] , waarin aan [eiser] onder meer wordt gevraagd zijn ideeën voor te leggen aangaande “winstdeel in geval van verkoop geheel aan derden en voor welke termijn dat geldt.” De notarissen wijzen er verder op dat de onduidelijkheid van [eiser] over de bepaling geen betrekking had op dit onderwerp. Dat ging over de vraag of onder vennootschapsvermogen ook het onroerend goed was begrepen, niet over de vraag of het winstrecht alleen gold bij verkoop van het geheel. Daarover was de tekst duidelijk. Dat hij akkoord was met de definitieve tekst blijkt uit het feit dat hij na toezending daarvan, desgevraagd, zijn bankrekeningnummer heeft opgegeven.”
gesprokenover een winstrecht in geval van de verkoop van een gedeelte van het onroerend goed, kan ik dat oordeel dus wel volgen. Maar daarmee is niet gezegd dat daarover niets is
afgesproken(overeengekomen). De
Haviltex-maatstaf brengt mee dat, als een bepaald punt tussen partijen onbesproken is gebleven (zoals in de onderhavige zaak: het punt of [eiser] óók aanspraak kan maken op een winstrecht als de verkoop van één van beide panden van de CV al meer dan € 14 miljoen oplevert), partijen over dat punt niettemin over en weer redelijke verwachtingen kunnen hebben. [76]
gedeeltelijkeverkoop van het onroerend goed al een opbrengst van ruim meer dan € 14 miljoen gerealiseerd zou worden. Door dit betoog niet kenbaar bij zijn oordeel over de bedoeling van de kopers te betrekken, heeft het hof art. 24 Rv [82] geschonden of zijn oordeel onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd. Dit geldt temeer, nu [notaris 1] tijdens de zitting in eerste aanleg heeft verklaard dat het, ondanks de manier waarop de winstrechtbepaling is geformuleerd, duidelijk is dat partijen de intentie hadden dat de winstrechtbepaling ook zou gelden als (na splitsing van gebouw De Zonnewijser) één van beide panden zou worden verkocht.
subonderdeel 2.4heeft het hof miskend dat voor de uitleg van het winstrecht niet slechts relevant is dat de bedoeling van de kopers een winstrecht bij ‘verkoop als geheel’ was, maar dat ook relevant is of de wil van [eiser] hierop was gericht, althans (of) de kopers hierop mochten vertrouwen. Voor zover het hof dit niet heeft miskend, en in de overweging uit rov. 5.12 dat [eiser] nimmer kenbaar heeft gemaakt dat hij bezwaar had tegen het woord ‘gehele’ besloten ligt dat ook de wil van [eiser] erop gericht was dat het winstrecht alleen zou gelden bij een gehele verkoop, althans dat de kopers hierop mochten vertrouwen, is dat oordeel onjuist of onbegrijpelijk.
formuleren(of: redigeren) van de afspraak die [eiser] en de kopers (zonder betrokkenheid of bemoeienis van de notarissen) over het winstrecht hadden gemaakt. Voor toewijzing van een schadevergoedingsvordering wegens
dezezorgplichtschending is nodig dat de door [eiser] gestelde afspraak met de kopers wel daadwerkelijk is gemaakt, omdat [eiser] anders ook zonder zorgplichtschending van de notarissen geen claim zou hebben gehad jegens de kopers. [89]
Voor zover de stellingen van [eiser] aldus moeten worden uitgelegd dat hij destijds de betekenis en gevolgen van het woord ‘gehele’ niet goed heeft begrepen en dat de notarissen hem voor die gevolgen hadden moeten waarschuwen(…)”. Voor zover dit oordeel aldus moet worden uitgelegd dat het hof tevens voor mogelijk houdt dat de stellingen van [eiser]
nietmede aldus moeten worden uitgelegd, is dat oordeel onvoldoende (begrijpelijk) gemotiveerd in het licht van de door [eiser] aangevoerde stellingen.
dat [eiser] in het geheel geen scenario heeft geschetst dat zich zou hebben voorgedaan als de notarissen hun zorgplicht in die zin[dat wil zeggen: hun plicht om [eiser] te waarschuwen voor de gevolgen van het woord ‘gehele’,
A-G]
hadden vervuld en waarin hij aanspraak had kunnen maken op het winstrecht bij gedeeltelijke verkoop.” Volgens het subonderdeel is dit oordeel onjuist wegens schending van art. 24 Rv [90] of onbegrijpelijk op de in subonderdeel 3.1 aangevoerde gronden, die hier van overeenkomstige toepassing zijn. De stellingen uit dat subonderdeel kunnen niet anders worden begrepen dan dat [eiser] ook heeft gesteld dat de notarissen door de zorgplichtschending [eiser] de kans hebben ontnomen de winstbepaling zo te formuleren dat zonder meer duidelijk is dat deze ook op de verkoop van een gedeelte van het onroerend goed zou zien en hij als gevolg daarvan dus (zonder problemen) aanspraak had kunnen maken op het winstrecht bij verkoop van een gedeelte.
Als de notarissen wel zorgvuldig hadden gehandeld dan was een bepaling geredigeerd in overeenstemming met de wens en bedoeling van [eiser] , op basis waarvan hij zijn winstrecht had kunnen incasseren.”
misschienniet verkocht).
bij deze stand van zaken” aan bewijslevering niet wordt toegekomen, nog daargelaten dat [eiser] geen bewijsaanbod heeft gedaan.
subonderdeel 4.3onjuist of onbegrijpelijk, omdat het gedane bewijsaanbod een directe reactie was op de conclusie van antwoord in vrijwaring van de kopers die door de notarissen was overgelegd en ingeroepen om te betogen dat de winstrechtbepaling conform de wensen van [eiser] was.
bij deze stand van zaken” niet wordt toegekomen aan bewijslevering aangetast door het slagen van de meeste klachten van onderdeel 2, dat is gericht tegen rov. 5.12 (waarin het bestreden oordeel is opgenomen). Ook subonderdeel 4.2 treft doel, nu onjuist is dat [eiser] geen bewijsaanbod heeft gedaan, gelet op het bewijsaanbod uit eerste aanleg dat vanwege de devolutieve werking in hoger beroep (alsnog) had moeten worden beoordeeld. Subonderdeel 4.3 mist feitelijke grondslag: het hof heeft niet geoordeeld dat [eiser] geen ter zake dienend of voldoende gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan, maar heeft geoordeeld dat hij (in het geheel) geen bewijsaanbod heeft gedaan.