3.5In onderdeel C van de bewijsvoering heeft het hof het volgende overwogen:
“Uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het procesdossier zijn met betrekking tot de tenlastegelegde feiten voorts de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen.
C.1.1Bewijsmiddelen diefstal met geweld van de personenauto van [aangever 1] (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn Mercedes Benz, type E 250 CDI met [kenteken ] op zondag 19 november 2017 rond 10.00 uur. [aangever 1] verklaarde dat hij zijn auto te koop had gezet via een internetsite. De potentiële koper nam via het [telefoonnummer 6] contact met hem op. De potentiële koper kwam de betreffende zondag om 10.00 uur te voet aan bij de woning van [aangever 1] aan de [a-straat] in [plaats] . [aangever 1] stelde voor om een proefrit te maken, waarna de potentiële koper achter het stuur ging zitten. Voordat [aangever 1] plaats kon nemen aan de bijrijderszijde, gaf de man achter het stuur flink gas en reed hij met de auto weg. [aangever 1] hield ondertussen de deurgreep van het autoportier aan de bijrijderskant vast en werd meegesleurd met de auto. In de bocht kon [aangever 1] de handgreep van de auto niet meer vasthouden en moest hij de auto loslaten. [aangever 1] schoof vervolgens met zijn lichaam over de grond en kwam met zijn heup in aanraking met een geparkeerde auto. [aangever 1] heeft verklaard dat de man gemerkt moet hebben dat hij aan de deurgreep hing, omdat de man hem aankeek en vervolgens gas gaf.
Bij gelegenheid van zijn verhoor door de raadsheer-commissaris heeft [aangever 1] verklaard dat hij zich vasthield aan de passagierskant van de auto. De gehele tijd dat hij aan de auto hing, had hij alleen de deurklink vast. De bestuurder van de auto zag dat hij aan de auto hing. Zij hadden steeds oogcontact met elkaar, ook toen hij werd meegesleurd. [aangever 1] zag zich genoodzaakt om op enig moment de auto los te laten, omdat hij bang was tegen geparkeerde auto’s aan te komen.
Hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van uitlezen van camerabeelden van de diefstal bevestigt de lezing van [aangever 1] , inhoudende dat hij zich aan de handgreep van het bijrijdersportier vasthield en werd meegesleurd. Op de bijgevoegde foto's van de camerabeelden is hetzelfde te zien.
De politie heeft onderzocht hoe hard de Mercedes reed en dat bleek gemiddeld ongeveer 38,34 kilometer per uur te zijn over de afstand waarop de Mercedes te zien was op camerabeelden van een buurpand. [aangever 1] is volgens de bevindingen van de politie ongeveer (22,20 + 21,30 + 22,40 =) 65,9 meter meegesleurd met de auto.
[aangever 1] heeft aan het incident een dubbele breuk van de heupkom van het rechterheupgewricht overgehouden. [aangever 1] is twee keer geopereerd en moest revalideren. Op 24 februari 2022 was [aangever 1] nog niet volledig hersteld. Hij had nog steeds last van zijn bekken en de omgeving van zijn rug en heupen. [aangever 1] was nog niet in staat om voltijds te werken.
[aangever 1] geeft het volgende signalement van de dader: man circa 1.90-1.95 meter groot, ongeveer 55 jaar oud, droeg een donkere pet, blank, sprak Nederlands zonder accent, verzorgde man, donkere jas en donkere schoenen.
Aan [aangever 1] zijn vier foto’s van de man in de Arriva-bus getoond. Bij het zien van de foto’s begon [aangever 1] te huilen en zei hij dat de man op de beelden de man is die zijn auto heeft gestolen. [aangever 1] zei dat hij de man voor 100% herkende. Ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaarde [aangever 1] dat hij de man herkende aan zijn gezicht, kleding en pet.
Het hof heeft op de camerabeelden van de Arriva-bus waargenomen dat de verdachte die dag een bril droeg.
De verdachte woonde ten tijde van het vooronderzoek samen met zijn vriendin [betrokkene 3] aan de [d-straat 1] te [plaats] . [betrokkene 3] maakte gebruik van het [telefoonnummer 7] , welk nummer op haar naam stond gesteld. Op 19 november 2017 maakte de telefoon van [betrokkene 3] om 18.18 uur gebruik van de telefoonmast aan de Eperweg 140 in [plaats] . In de onmiddellijke nabijheid van deze zendmast ligt autosloopbedrijf [B] met als websiteadres [internetsite] .
De werktelefoon heeft op 17 november 2017 omstreeks 14.14 uur, op 21 november 2017 om 15.10 en 15.15 uur en op 22 november 2017 om 13.35, 14.43 en 14.45 uur gebeld naar de telefoon met [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [B] in [plaats] .
Tijdens voormelde doorzoeking zijn, naast de werktelefoon, in de woning van de verdachte meerdere telefoontoestellen in beslag genomen . Eén van die inbeslaggenomen mobiele telefoons, te weten het toestel met [telefoonnummer 8] (Alcatel, GSM 5), heeft nagenoeg één op één contact met de inbeslaggenomen mobiele telefoon met [telefoonnummer 9] (Alcatel, GSM 10). De eerstgenoemde Alcatel-telefoon is inbeslaggenomen in de woonkamer, de andere in de ouderlijke slaapkamer.
Het toestel met [telefoonnummer 9] komt op 18 november 2017 om 11.14 uur in het telecomnetwerk; om 11.17 uur wordt contact gelegd met telefoonnummer 1244, zeer waarschijnlijk om beltegoed op de prepaidkaart te zetten. Op 19 november 2017, neemt de telefoon met het [telefoonnummer 9] om 12.30 uur contact op met het [telefoonnummer 8] . Het eerstgenoemde nummer straalt dan aan op de mast aan de [e-straat 1] te [plaats] . Daarna verplaatst de telefoon met het [telefoonnummer 9] zich via [plaats] (15.03 uur), [plaats] (15.48 uur) en [plaats] (15.57 uur) naar [plaats] (16.54 uur).
[aangever 1] werd door de dader gebeld met het [telefoonnummer 6] . Dit telefoonnummer bleek slechts actief geweest te zijn op 18 en 19 november 2017 en in één toestel actief te zijn geweest. Vanaf dit toestel was in de periode van 12 november tot 18 november 2017 ook met een ander telefoonnummer gebeld. Met dit laatste [telefoonnummer 10] is in de periode van 12 tot 18 november 2017 veertien keer contact gelegd met vier verschillende telefoonnummers van personen die via internet een Mercedes te koop aanboden. Met het [telefoonnummer 6] is op 18 en 19 november 2017 meermaals gebeld met een verkoper van een Mercedes, [betrokkene 5] .
Verkoper [betrokkene 5] heeft verklaard dat hij geadverteerd had met een Mercedes en dat er een man gereageerd had op de advertentie die zich [alias verdachte] noemde. [betrokkene 5] had het telefoongesprek met de man opgenomen.
[verbalisant 1] heeft de geluidsopname van [betrokkene 5] beluisterd. [verbalisant 1] herkende de stem van de persoon die zich [alias verdachte] noemt onmiddellijk en zonder enige twijfel als de stem van de verdachte. Ook [verbalisant 6] heeft de stem van de persoon die zich [alias verdachte] noemt, herkend als de stem van de verdachte.
Daarnaast heeft ook [getuige] de geluidsopname van [betrokkene 5] beluisterd. [getuige] heeft verklaard dat de stem die hij op de opname hoorde, de stem van de verdachte is.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft op 1 november 2018 een vergelijkend spraakonderzoek verricht. Bij dit onderzoek is het door [betrokkene 5] opgenomen telefoongesprek vergeleken met de opname van een verhoor van de verdachte en vier door de politie afgeluisterde telefoongesprekken van de verdachte. De conclusie van de deskundigen van het NFI luidt dat het veel waarschijnlijker is dat het telefoongesprek met [betrokkene 5] is gevoerd door de verdachte dan door een andere man.
Op 10 december 2017 heeft een wandelaar langs [l-straat] in [plaats] een vuilniszak aangetroffen, gevuld met diverse goederen en schriftelijke bescheiden. In deze vuilniszak werden kentekenpapieren aangetroffen die horen bij de van [aangever 1] gestolen Mercedes en enkele briefjes die door [aangever 1] werden herkend als de zijne.
Daarnaast werden in de vuilniszak goederen aangetroffen die afkomstig waren uit de Mercedes die op zondag 12 november 2017 is gestolen van [aangever 5] .
[plaats] ligt in een rechte lijn tussen [plaats] , de plaats waar de auto van [aangever 1] is gestolen, en [plaats] , de woonplaats van de Verdachte.
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.1.2Betrouwbaarheid van de aangifte van [aangever 1]
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is het feitelijk mogelijk om een deurgreep van een autoportier vast te houden als een auto wegrijdt. Daartoe wijst het hof op de verklaring van [aangever 1] , hetgeen wordt ondersteund door de inhoud van het proces-verbaal van uitlezen van camerabeelden van de diefstal, waarin expliciet is vermeld dat het slachtoffer zich aan de handgreep van het bijrijdersportier vasthield en werd meegesleurd. Op de bijgevoegde foto’s van de camerabeelden is voorts te zien dat een man aan de auto hangt, hetgeen niet door de verdediging is betwist. Het hof heeft dan ook geen enkele aanleiding om tot het oordeel te komen dat de verklaring van [aangever 1] onbetrouwbaar is. Het verweer faalt.
C.1.3Bruikbaarheid van de auditieve herkenningen van de verdachte
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de stemherkenning van de verdachte door verbalisanten, mede gezien het feit dat de herkenning van de stem door [verbalisant 1] is bevestigd door specialistisch stemherkenningsdeskundigen van het NFI, in die zin dat het veel waarschijnlijker is dat het onderzochte gesprek is gevoerd door de verdachte dan door een andere man. [verbalisant 1] heeft de stem van de verdachte zowel herkend aan de hand van de beelden in de Arriva-bus als in het telefoongesprek met verkoper [betrokkene 5] . Het enkele feit dat de verdediging in dit verband bepaalde vragen over de deskundigheid van de verbalisanten en wijze van verbaliseren heeft opgeworpen, zoals hiervoor onder A.2 vermeld, dwingt in ieder geval niet tot het oordeel dat de sternherkenningen niet bruikbaar kunnen zijn voor het bewijs.
C.1.4Bewijsoverweging met betrekking tot de telecommunicatie en reisbewegingen
Het hof stelt vast dat de gegevens van de telefoon met het [telefoonnummer 9] , welke telefoon in beslag is genomen in de woning van de verdachte, op 19 november 2017 telefoonmasten heeft aangestraald die passen bij een reisbeweging van [plaats] naar de autosloperij in [plaats] (via [plaats] , de woonplaats van de verdachte). Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat de telefoon met nummer [telefoonnummer 7] van [betrokkene 3] die dag om 18.18 uur de telefoonmast in [plaats] aanstraalde, zodat het aannemelijk is dat de verdachte de gestolen Mercedes heeft weggebracht naar autosloperij [B] en zijn vriendin [betrokkene 3] hem aldaar heeft opgehaald. De omstandigheid dat [getuige] niet heeft verklaard in [plaats] te zijn geweest, zoals door de raadsman als beweerdelijke ontlastende omstandigheid is aangevoerd (vide A.4), kan de verdachte dan ook niet baten. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte voor deze reisbewegingen, daarnaar gevraagd ter terechtzitting in hoger beroep, geen enkele verklaring heeft gegeven.
C.1.5Tussenconclusie (feit 1 subsidiair in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Uit het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – volgt dat de verdachte na een telefonisch contact met [aangever 1] op 19 november 2017 naar [plaats] is afgereisd en aldaar de auto van [aangever 1] heeft gestolen. Later op de dag is hij met de auto naar autosloperij [B] gereden, alwaar zijn vriendin hem opgehaald heeft.
C.1.6Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en de tenlastegelegde geweldscomponent
[aangever 1] heeft verklaard dat de bestuurder van de auto zag dat hij aan de auto hing en dat hij steeds met de dader oogcontact had, ook toen hij werd meegesleurd. Onder die omstandigheid, alsook onder de omstandigheden waaronder dat gebeurde, zoals daarvan blijkt uit de bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat de verdachte, door te handelen zoals hij heeft gedaan, minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [aangever 1] – die op dat moment aan de auto hing – zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Dat het een wilsbesluit van aangever is geweest om zich vast te houden aan de handgreep van het autoportier, maakt dat niet anders. Het verweer faalt.
De door de verdachte gepleegde autodiefstal werd aldus naar het oordeel van het hof zowel vergezeld als gevolgd van geweld tegen [aangever 1] , welk geweld werd gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Omdat de verdachte nog doende was de auto te stelen terwijl aangever aan de auto hing en letsel opliep, kan het hieromtrent andersluidende verweer van de verdediging niet slagen.
C.1.7Conclusie met betrekking tot het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18 subsidiair tenlastegelegde
Het hof acht op grond van vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal. Vastgesteld kan worden dat hij vrijwel geheel heeft gehandeld volgens zijn vaste modus operandi. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700257-18 (de diefstal van de personenauto van [aangever 8] , zie hierna rov. C.6.1) en de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700257-18 (de diefstal van de personenauto van [aangever 5] , zie hierna rov. C.7.1) in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen als hiervoor in rov. C.1.1 weergegeven, dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 1] dezelfde persoon is als degene die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de personenauto’s van [aangever 8] en [aangever 5] . Hieruit volgt immers dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 8] op 6 december 2017 in de buurt is van de plek waar op 10 december 2017 de vuilniszak werd aangetroffen met goederen afkomstig van de diefstal van de personenauto’s van [aangever 1] en [aangever 5] . Ook in die zaken komt het hof tot de vaststelling dat de verdachte de dader is.
Het door de verdachte gestelde alibi, kort gezegd inhoudende dat hij op 19 november 2017 niet in [plaats] zou zijn geweest, vindt weerlegging in de bewijsmiddelen en kan, gezien het vorenstaande, naar het rijk der fabelen worden verwezen. De ter onderbouwing van zijn alibi in hoger beroep door de verdachte ingebrachte brieven en stukken leiden niet tot een andere conclusie. De ingebrachte kassabonnen, waaruit zou moeten volgen dat de verdachte op de bewuste dag is gaan winkelen in [plaats] en hij in [plaats] uit eten is geweest, zijn immers van een later tijdstip dan de diefstal en deze sluiten dus niet uit dat de verdachte de diefstal gepleegd heeft.
C.2.1Bewijsmiddelen diefstal met geweld van de personenauto van [benadeelde 1] (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn Mercedes 220 GDI met [kenteken ] op 4 oktober 2017 in [plaats] . Een potentiële koper benaderde aangever op 3 oktober 2017 telefonisch naar aanleiding van een verkoopadvertentie op Marktplaats. Daags daarna kwam hij langs omstreeks 19.25 uur, bekeek de auto en vroeg om de motor van de auto te starten en vervolgens de motorkap te openen. Toen [benadeelde 1] de motorkap opende hoorde hij ineens lawaai en zag hij dat de potentiële koper zijn broer met iets op zijn hoofd sloeg. Het leek op een glimmende staaf van 30-40 centimeter lang. Vervolgens stapte de man in de Mercedes en reed hij met gierende banden weg.
[benadeelde 1] geeft het volgende signalement van de man: blank, tussen de 40-50 jaar oud, netjes gekleed, alpinopet, slank postuur en de man sprak accentloos Nederlands.
De broer van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , heeft verklaard dat de motorkap half open stond toen de man aan de bestuurderszijde in de auto ging zitten. De man gaf een paar keer gas, stapte uit en gaf hem, [benadeelde 2] , een klap op zijn hoofd waardoor hij ten val kwam. Vervolgens reed de auto vol gas weg. [benadeelde 2] geeft het navolgende signalement van de man: 40-45 jaar oud, blank, petje, geen accent. Op een foto die zich in het procesdossier bevindt, neemt het hof waar dat [benadeelde 2] een verwonding op zijn voorhoofd heeft.
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] getoond. [benadeelde 1] herkent de man op de beelden als de dader. Hij herkent hem aan zijn lange, smalle gezicht en de manier van lachen en is er 100% zeker van dat het de persoon is die zijn auto heeft gestolen Bij gelegenheid van zijn verhoor door de raadsheer-commissaris heeft [benadeelde 1] als getuige verklaard dat hij het gezicht van de dader uit duizenden herkent en dat hij voor 100.000% zeker weet dat de dader van zijn autodiefstal te zien is op de beelden.
[benadeelde 2] kan niet met zekerheid zeggen dat de man op de beelden de dader is, maar hij ziet wel overeenkomsten.
[benadeelde 1] heeft verklaard welke banden en velgen op de gestolen auto zaten; aan de randen van alle vier de velgen zaten krassen en de binnenkant van de velgen was nog perfect. [benadeelde 1] heeft foto’s van de banden en velgen aan de politie verstrekt.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 16 januari 2018 werd een Mercedes met kenteken NL-366-S in beslag genomen . De politie heeft de banden en velgen op deze Mercedes nader onderzocht. De politie concludeert dat het merk banden, de profilering, de bandmaten voor en achter en de plaats en overeenkomst van de beschadiging van de velg rechtsachter gelijk zijn aan de banden en velgen die op de auto van [benadeelde 1] zaten.
[getuige] heeft verklaard dat hij de verdachte in 2017 in totaal ongeveer 12 tot 13 keer heeft weggebracht om een Mercedes te stelen. Van die keren is de diefstal volgens [getuige] ongeveer 8 of 9 keer gelukt. [getuige] weet zich nog te herinneren dat de diefstal onder meer is gelukt in [plaats] .
Uit de analyse van telecommunicatie volgt dat de werktelefoon op 5 oktober 2017 omstreeks 10.59 en 20.58 uur heeft gebeld met de telefoon met [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [B] .
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.2.2Diefstal van de auto van [benadeelde 1] inclusief geweldselement bewezen (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Het hof acht het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat aangever zeer stellig is in zijn herkenning van de verdachte en dat er voorts meer dan voldoende steunbewijs voorhanden is, te weten de omstandigheid dat de banden en velgen van de gestolen auto in het bezit zijn van de verdachte, de verklaring van [getuige] omtrent deze diefstal en de telefonische contacten met autosloopbedrijf [B] . Vastgesteld kan voorts worden dat de verdachte vrijwel geheel heeft gehandeld volgens zijn vaste modus operandi.
Het hof merkt hierbij nog op dat niet [is] komen vast te staan dat de motorkap van de auto van [benadeelde 1] dusdanig open stond dat het niet meer mogelijk zou zijn om met die auto weg te rijden, zoals door de verdachte is aangevoerd.
C.3.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [A] B.V. (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
[aangever 2] heeft namens [A] B.V. aangifte gedaan van diefstal van een Mercedes-Benz E 220 Cdi met [kenteken ] op zondag 17 september 2017 in [plaats] . Hij verklaarde dat de auto te koop stond via de website Marktplaats, dat de potentiële koper zich telefonisch meldde waarna een afspraak werd gemaakt voor dezelfde dag om 19.00 uur, hij samen met een man een proefrit heeft gemaakt en dat de man daarna nog even onder de motorkap wilde kijken. Na het bekijken van de motor ging de man weer in de auto zitten en zei hij dat hij nog een stukje wilde rijden. Voordat [aangever 2] plaats kon nemen op de bijrijdersstoel, reed de man met hoge snelheid met de auto weg.
[aangever 2] beschrijft de man als volgt: blank, 40-50 jaar oud, 1.85 meter groot, bril, petje en sprak Nederlands.
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [aangever 2] getoond. [aangever 2] heeft verklaard dat de man op de beelden de man is die bij hem was en zijn auto heeft meegenomen. [aangever 2] herkent de man aan zijn gezicht, uitstraling en de soortgelijke bril en pet.
[getuige] heeft verklaard dat hij de verdachte in 2017 in totaal ongeveer 12 tot 13 keer heeft weggebracht om een Mercedes te stelen. Van die keren is de diefstal volgens [getuige] ongeveer 8 of 9 keer gelukt. [getuige] weet zich nog te herinneren dat de diefstal onder andere is gelukt in [plaats] .
Uit de analyse van telecommunicatie van de werktelefoon volgt dat op 17 september 2017 omstreeks 13.59 uur en op 18 september 2017 om 17.52 uur is gebeld met de telefoon met [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [B] .
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.3.2Alternatief scenario met betrekking tot autodiefstal van [A] B.V. niet aannemelijk; feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700025-18 wettig en overtuigend bewezen
Het door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep geponeerde alternatieve scenario dat [aangever 2] mogelijkerwijs de diefstal van zijn auto heeft verzonnen om verzekeringsgeld te kunnen innen, is niet concreet onderbouwd en naar het oordeel van het hof ook overigens op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Bovendien is dit scenario strijdig met de inhoud van de bewijsmiddelen. De insinuatie van de verdachte, inhoudende dat [aangever 2] de diefstal verzonnen zou hebben en dat [aangever 2] de auto naar Turkije heeft gebracht en de verzekeringsmaatschappij heeft opgelicht en dat hij dat van [betrokkene 6] zou hebben vernomen, is door [betrokkene 6] voornoemd ten overstaan van de raadsheer-commissaris immers ontkracht.
C.3.3Diefstal van de auto van [A] B.V. bewezen (feit 3 in de zaak met parketnummer 03700025-18)
Het hof acht het onder feit 3 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte voldoende steunbewijs voorhanden is, te weten de verklaring van [getuige] en de telefonische contacten met autosloopbedrijf [B] . Vastgesteld kan voorts worden dat de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s.
C.4.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [aangever 3] (feit 4 in de zaak met parketnummer 03- 700025-18)
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 16 januari 2018 werd een dashcam aangetroffen van het merk KapKam. Op de beelden van de dashcam, gemaakt vanuit een auto van het merk Mercedes, was de verdachte te zien. Ook was een oprit zichtbaar met daarop een motor met een kenteken op naam van [aangever 3] . Diezelfde persoon bleek op 17 november 2015 aangifte gedaan te hebben van diefstal van zijn Mercedes met [kenteken ] op 17 november 2015 in [plaats] . [aangever 3] heeft verklaard dat hij zijn Mercedes-Benz Clk 430 te koop had staan op de website Marktplaats, hij werd gebeld door de potentiële koper, zij een afspraak maakten om elkaar te treffen op 17 november 2015 en dat deze man, die zich [alias verdachte] noemde, arriveerde om die dag om 18.15 uur, waarna zij samen een proefrit hebben gemaakt waarbij [aangever 3] reed. Na de proefrit wilde de man zelf nog een stukje rijden. Toen [aangever 3] via de achterzijde van de auto naar de bijrijdersstoel liep, stapte de man snel in de auto en reed hij met hoge snelheid met de auto weg. In het weggenomen voertuig van [aangever 3] bevond zich onder meer een dashboardcamera van het merk Kapkam.
De auto van [aangever 3] is enkele uren na de diefstal door een agent in burger rijdend gezien op de [f-straat] te [plaats] . Het is een feit van algemene bekendheid dat [plaats] in de nabijheid, op nog geen 10 kilometer afstand, ligt van [plaats] , de woonplaats van [getuige] .
[aangever 3] beschrijft de man als volgt: blank, 1.90-1.95 meter lang, 40-45 jaar oud, zwarte pet, brildragend, sprak goed Nederlands en hij had scheve tanden.
Op foto’s van de verdachte uit januari 2017 is te zien dat hij toen scheve tanden had. Op foto’s van september 2017 heeft de verdachte andere, wittere tanden.
Bij de fouillering van de verdachte op 16 januari 2018 werd een brief aangetroffen. Op deze brief stonden naast adressen van advocaten in Duitsland, diverse data en plaatsnamen, waaronder "17112015 [plaats] ". Het hof stelt vast dat de auto van [aangever 3] volgens zijn aangifte op 17 november 2015 is gestolen in [plaats] .
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.4.2Ondanks ontbreken herkenning, diefstal van de auto van [aangever 3] bewezen (feit 4 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Het hof acht het onder feit 4 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
Het hof acht het aantreffen van de dashcam (die zich ten tijde van de diefstal in de personenauto van [aangever 3] bevond) in het bezit van de verdachte, de omstandigheid dat het door [aangever 3] gegeven signalement past bij dat van de verdachte (waarbij vooral de scheve tanden opvallen), het waarnemen van de personenauto enkele uren na de diefstal nabij de woonplaats van de verdachte en de vermelding op een onder de verdachte inbeslaggenomen brief met onder meer als inhoud "17112015 [plaats] ” redengevend voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde autodiefstal. Van de verdachte mag een die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verwacht. De verdachte heeft die verklaring evenwel niet gegeven.
De verdachte heeft ten overstaan van het hof desgevraagd slechts verklaard dat hij niets weet van een dashcam (terwijl hij eerder heeft verklaard deze dashcam op een markt te hebben gekocht) en dat de betreffende brief niet onder hem in beslag zou zijn genomen (terwijl anders volgt uit een daaromtrent opgemaakt ambtsedig proces-verbaal).
Ofschoon [aangever 3] bij een meervoudige fotoconfrontatie de verdachte niet heeft herkend, is het hof gelet op al het vorenstaande desondanks van oordeel dat het de verdachte is geweest die het tenlastegelegde heeft begaan. Ook in de modus operandi is ondersteuning voor die bewezenverklaring te vinden.
C.5.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [aangever 4] (feit 5 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
[aangever 4] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn Mercedes-Benz C350 CGI met [kenteken ] op zondag 25 juni 2017 te [plaats] . [aangever 4] heeft verklaard dat hij zijn auto via Marktplaats te koop had staan. Een man nam de avond vóór 25 juni 2017 telefonisch contact met hem op en zou op 25 juni 2017 langs komen. Op die dag troffen beiden elkaar omstreeks 10.00 uur. De man zei dat hij met de bus was gekomen. [aangever 4] opende de motorkap en startte op verzoek van de man de motor. De man bekeek de motor en ging toen op de bestuurdersplaats zitten. Toen [aangever 4] voorstelde om een proefrit te maken, de motorkap dichtgooide en plaats wilde nemen op de bijrijdersstoel, reed de man met de auto van [aangever 4] met hoge snelheid weg.
[aangever 4] beschreefde man als volgt: blanke man, tussen de 45 en 50 jaar oud, zeker 1.80 meter groot, Nederlands sprekend zonder accent, droeg een donkerblauw vest met een merk van de Engelse vlag op de borst, een bril en boerenpet.
De zoon van [aangever 4] , [aangever 4] , geeft het volgende signalement van de man: ongeveer 40 jaar oud, zeker 1.80 meter groot, boerenpet, droeg een vest met een klein embleem van de Engelse vlag op zijn borst.
De camerabeelden in de Arriva-bus zijn aan [aangever 4] en [aangever 4] getoond. [aangever 4] heeft verklaard dat hij door de kleding, een gedeelte van het gezicht en de pet kan zien dat de man op de camerabeelden de man is geweest die zijn Mercedes heeft gestolen. [aangever 4] heeft verklaard dat de man op de camerabeelden sterk lijkt op de man die de auto van zijn Vader heeft gestolen.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte heeft de politie een donkerblauw vest aangetroffen. Foto’s van dit vest zijn aan [aangever 4] en [aangever 4] getoond. [aangever 4] heeft verklaard dat het vest op de foto het vest is dat hij bedoelde. Het embleem op borsthoogte, de kleur, vorm en het gestikte schoudergedeelte komen overeen. [aangever 4] heeft verklaard dat het vest echt heel sterk lijkt op het vest dat de dader droeg. Het embleem komt overeen en het vest heeft ook geen capuchon.
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
C.5.2Diefstal van de auto van [aangever 4] bewezen (feit 5 in de zaak met parketnummer 0370002518)
Het hof acht het onder feit 5 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte voldoende steunbewijs voorhanden is, te weten het in het bezit van de verdachte aantreffen van een soortgelijk vest als de dader droeg alsmede het gegeven dat de verdachte past in het door de aangever en de getuige gegeven signalement van de dader. Vastgesteld kan voorts worden dat de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s.
C.6.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [aangever 8] (feit 1 in de zaak met parketnummer 0370025718)
[aangever 8] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar personenauto van het merk MercedesBenz, type E 220 Cdi met [kenteken ] op zondag 17 december 2017 te [plaats] . De man van [aangever 8] , [betrokkene 1] , heeft verklaard dat een man die zich voorstelde als [betrokkene 7] de avond voor 17 december 2017 met het [telefoonnummer 11] telefonisch contact met hem had opgenomen naar aanleiding van de verkoopadvertentie op Marktplaats en de betreffende dag omstreeks 16.53 uur langskwam. Eerst heeft [aangever 8] een proefrit gemaakt met de man en daarna vroeg de man of hij nog even naar de motor mocht kijken en luisteren. De man vroeg vervolgens of hij nog een stukje mocht rijden en voordat [aangever 8] plaats kon nemen op de bijrijdersstoel deed de man de autodeur dicht en reed hij met verhoogde snelheid weg.
[aangever 8] beschrijft de man als volgt: forse, blanke man, 1.85-1.90 meter groot, ongeveer 50 jaar oud, alpinopetje.
Het telefoonnummer waarmee de dader belde, te weten [telefoonnummer 11] , is voor het eerst in gebruik genomen op 3 december 2017 in de nabijheid van de zendmast aan de [g-straat 1] in [plaats] , zijnde in de directe nabijheid van het werkadres van de verdachte.
Voormeld telefoonnummer bevond zich ten tijde van de diefstal van de Mercedes van [aangever 8] in de nabijheid van de zendmast aan [h-straat] en die aan [i-straat] in [plaats] , zijnde op korte afstand van de woning van [aangever 8] waar de diefstal heeft plaatsgevonden.
Hetzelfde telefoonnummer had op 5 en 10 december 2017 contact met de zendmast aan de [j-straat] in [plaats] , zijnde in de nabijheid van de woning van [getuige] .
Het [telefoonnummer 11] heeft op 17 december 2017 om 11.01 uur, zijnde enkele uren voor de diefstal van de auto van aangever [aangever 8] , aangestraald op de mast aan de [j-straat] in [plaats] , één straat verwijderd van het woonadres van [getuige] . De telefoon met [telefoonnummer 1] , aangetroffen in de Mercedes van [betrokkene 3] , heeft op 17 december 2017, zijnde de datum delict van het onderhavige feit, omstreeks 14.34 en 21.28 uur gebeld naar de telefoon met [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [B] .
Het [telefoonnummer 11] , waarmee naar [aangever 8] is gebeld, duidt ook op betrokkenheid bij andere autodiefstallen. Daartoe wijst het hof op het volgende. Dit telefoonnummer heeft op 6 december 2017 op meerdere tijdstippen kort na 20.00 uur de zendmast aan de [k-straat] in [plaats] aangestraald, zijnde op korte afstand van de plek waar op 10 december 2017 een vuilniszak werd aangetroffen met goederen die herleidbaar waren naar voertuigdiefstallen in [plaats] (feit 1 in de zaak met parketnummer 0370002518) en [plaats] (feit 2 in de zaak met parketnummer 0370025718).
Met het [telefoonnummer 11] is op 3 december 2017 gebeld naar [betrokkene 8] . [betrokkene 8] uit [plaats] had ook een Mercedes E-klasse via internet te koop staan. De man die belde met [telefoonnummer 11] is naar de auto van [betrokkene 8] komen kijken, heeft onder de motorkap gekeken maar de auto uiteindelijk niet gekocht. De man noemde zich [betrokkene 7] en [betrokkene 8] beschrijft zijn signalement als volgt: blank, Nederlands, 1.90 meter groot en de man droeg een muts.
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [betrokkene 8] getoond. [betrokkene 8] herkende de man op de beelden voor 100% als de man die naar zijn auto is komen kijken. De man droeg dezelfde jas en muts.
[betrokkene 9] was bij [betrokkene 8] toen de man naar de auto kwam kijken. [betrokkene 9] geeft het volgende signalement van man: een blanke, Nederlandse man met een normale lengte, ongeveer 55 jaar oud en met een pet met korte klep. De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [betrokkene 9] getoond en hij herkende hierop voor 100% de man die naar de auto van [betrokkene 8] is komen kijken. De pet was ook hetzelfde.
[getuige] heeft verklaard dat hij met de verdachte naar [plaats] is gereden en dat hij dacht dat de diefstal in [plaats] niet gelukt was.
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.6.2Diefstal van de personenauto van [aangever 8] bewezen (feit 1 in de zaak met parketnummer 0370025718)
Het hof acht het onder feit 1 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte door een getuige voldoende steunbewijs voorhanden is, te weten de telecommunicatiegegevens waaronder het contact via de werktelefoon met autosloopbedrijf [B] en de vaststelling dat de verdachte degene is geweest die als potentiële koper van de personenauto een afspraak met de verkoper heeft gemaakt.
Vastgesteld kan voorts worden dat de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s en het door aangever gegeven signalement past bij de verdachte.
Voorts volgt uit de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 in de zaak met parketnummer 0370002518 (de diefstal van de personenauto van [aangever 1] , zie, hiervoor rov. C.1.1) en de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2 in de zaak met parketnummer 0370025718 (de diefstal van de personenauto van [aangever 5] , zie hierna rov. C.7.1) in, onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen als hiervoor in rov. C.6.1 weergegeven, dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 8] dezelfde persoon is als degene die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de personenauto’s van [aangever 1] en [aangever 5] . Hieruit volgt immers dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 8] op 6 december 2017 in de buurt is van de plek waar op 10 december 2017 de vuilniszak werd aangetroffen met goederen afkomstig van de diefstal van de personenauto’s van [aangever 5] en [aangever 1] . Ook in die zaken komt het hof tot de vaststelling dat de verdachte de dader is.
C.7.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [aangever 5] (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
[aangever 5] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn personenauto van het merk Mercedes Benz, type C 350 met [kenteken ] op zondag 12 november 2017 te [plaats] . Deze auto had [aangever 5] te koop staan op de website Marktplaats.
De potentiële koper had telefonisch contact opgenomen met [aangever 5] en was de betreffende ochtend omstreeks 10.10 uur langsgekomen. De potentiële koper heeft een proefrit gemaakt waarbij [aangever 5] reed. Na de proefrit vroeg de man of hij nog onder de motorkap mocht kijken en of hij alsnog een proefrit mocht maken, toen [aangever 5] de motorkap dichtdeed en plaats wilde nemen op de bijrijdersstoel, trok de man het portier dicht en reed hij met een hoop gas weg. [aangever 5] geeft het volgende signalement van de man: blanke man, 1.90 meter groot, 40-45 jaar oud, kort grijs kalend haar (
het hof begrijpt: kalend met kort grijs haar).
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn eveneens aan [aangever 5] getoond. [aangever 5] heeft verklaard dat hij de man herkende aan de combinatie kaakgebied en tanden en ook aan de daarbij behorende gezichtsbewegingen. Ook herkende hij de pet die de man op de beelden draagt. Ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft [aangever 5] verklaard dat sommige bewegingen en het postuur geheel overeen kwamen met de dader van de diefstal van zijn auto.
Op 10 december 2017 trof een wandelaar langs [l-straat] in [plaats] een vuilniszak aan, gevuld met diverse goederen en schriftelijke bescheiden. In deze vuilniszak bevonden zich goederen die toebehoorden aan [aangever 1] (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18). Daarnaast werden in de vuilniszak goederen aangetroffen die herleidbaar waren naar de Mercedes die op zondag 12 november 2017 is gestolen van [aangever 5] . Foto’s van deze goederen zijn aan [aangever 5] getoond. [aangever 5] herkende de goederen (een autopapierenmapje, een apk-keuringsrapport, een factuur voor automaterialen, een gedeelte van een envelop, een cd-rom, twee brillen, een toilettas en een pasjeshoesje) als de zijne.
[plaats] ligt op een rechte lijn tussen [plaats] , de plaats waar de auto van [aangever 1] is gestolen, en [plaats] , zijnde de woonplaats van de verdachte.
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
C.7.2Diefstal van de personenauto van [aangever 5] bewezen (feil 2 in de zaak met parketnummer 0370025718)
Het hof acht het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte, de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s en het door aangever gegeven signalement past bij de verdachte.
Voorts volgt uit de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 in de zaak met parketnummer 0370002518 (de diefstal van de personenauto van [aangever 1] , zie hiervoor rov. C.1.1) en de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700257-18 (de diefstal van de personenauto van [aangever 8] , zie hiervoor rov. C.6.1) in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen als hiervoor in rov. C.7.1 weergegeven, dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 5] dezelfde persoon is als degene die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de personenauto’s van [aangever 1] en [aangever 8] . Hieruit volgt immers dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 8] op 6 december 2017 in de buurt is van de plek waar op 10 december 2017 de vuilniszak werd aangetroffen met goederen afkomstig van de diefstal van de personenauto’s van [aangever 5] en [aangever 1] . Ook in die zaken komt het hof tot de vaststelling dat de verdachte de dader is.
C.8.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [aangever 6] (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
[aangever 6] heeft aangifte gedaan van diefstal van de Mercedes-Benz E 220 Cdi van zijn vader [aangever 6] , met [kenteken ] , op zondag 5 november 2017 te [plaats] . [aangever 6] bood de auto via Marktplaats en Facebook te koop aan en de avond ervoor nam een potentiële koper telefonisch contact op. Er werd een afspraak gemaakt voor 5 november 2017 omstreeks 19.30 uur. Toen werd er een proefrit gemaakt waarbij [aangever 6] zelf reed. Op een gegeven moment wilde man zelf ook een stukje rijden en is [aangever 6] gestopt in een parkeervak langs de weg in [plaats] . De man liep naar de bestuurderszijde en voordat [aangever 6] plaats kon nemen aan de passagierszijde sloot de man het portier en reed hij hard weg.
[aangever 6] geeft het volgende het signalement van de man: 40-45 jaar oud, 2.00 meter groot, blank, normaal postuur, droeg een oud stoffen mannenpetje, zwarte bril, sprak accentloos Nederlands.
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [aangever 6] getoond. [aangever 6] heeft verklaard dat de man op de beelden eruitziet als de man die de auto heeft gestolen en dat hij denkt dat het dezelfde man is. De bril, muts, het gezicht en de stijl komen overeen. Bij gelegenheid van zijn verhoor door de raadsheer-commissaris heeft [aangever 6] verklaard dat hij de dader op de beelden herkende aan dezelfde kledingstijl (met petje en bril) en hetzelfde gezicht. De persoon op de beelden was voor [aangever 6] identiek aan de persoon die de bewuste avond de auto heeft gestolen.
De telefoon met het [telefoonnummer 12] , waarmee de dader contact opnam met [aangever 6] , is in gebruik genomen kort na en in de nabije omgeving van de diefstal van de auto van [benadeelde 1] (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700025-18).
De telefoon met [telefoonnummer 1] , aangetroffen in de Mercedes van [betrokkene 3] , heeft op 5 november 2017, zijnde de datum delict van het onderhavige feit, omstreeks 14.51 uur gebeld naar de telefoon met nummer [telefoonnummer 5] op naam van autosloopbedrijf [B] .
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
C.8.2Diefstal van de personenauto van [aangever 6] bewezen (feit 3 in de zaak met parketnummer 0370025718)
Het hof acht het onder feit 3 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte door aangever en de contacten tussen de werktelefoon en autosloopbedrijf [B] , de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s en het door aangever gegeven signalement past bij de verdachte.
C.9.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [aangever 7] (feit 4 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
[aangever 7] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn personenauto van het merk MercedesBenz, type E 200 Cdi met [kenteken ] op zondag 6 augustus 2017 te [plaats] . [aangever 7] adverteerde via Marktplaats. De dader deed zich voor als potentiële koper en belde met [telefoonnummer 13] . Er werd afgesproken de volgende dag om 6.00 uur. Toen werd er een proefrit gemaakt waarbij eerst [aangever 7] reed en vervolgens de dader. Na de proefrit wilde de dader onder de motorkap kijken, terwijl [aangever 7] gas zou geven. Op het moment dat [aangever 7] vervolgens de motorkap dicht deed, ging de man op de bestuurdersstoel zitten en reed hij met hoge snelheid weg.
[aangever 7] heeft het navolgende signalement van de dader gegeven: man, blank, ongeveer 50 jaar oud, 1.95 meter lang, grijze haren en de man droeg een baret.
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [aangever 7] getoond. [aangever 7] heeft verklaard dat de man op de camerabeelden heel dicht in de buurt komt van de man die zijn auto heeft gestolen. De kledingstijl, bril, baret, gezichtsvorm en leeftijd komen overeen. Ten overstaan van de raadsheercommissaris verklaarde [aangever 7] dat hetgeen hij op de beelden zag, overeen kwam met de dader. Toen [aangever 7] de verdachte zag ter terechtzitting van de rechtbank in Maastricht, waarop de onderhavige zaak werd behandeld, wist hij meteen dat de verdachte de dader was.
Het telefoonnummer waarmee de dader belde, te weten [telefoonnummer 13] , is op 5 augustus 2017 uitgepeild in [plaats] , zijnde in de buurt van [plaats] , de woonplaats van de verdachte.
De telefoon met [telefoonnummer 1] , aangetroffen in de Mercedes van [betrokkene 3] , heeft op 5 augustus 2017, daags voor de datum van het onderhavige feit, omstreeks 13.59 uur en op 7 augustus 2017, daags na het onderhavige feit, om 10.26 uur gebeld naar de telefoon met [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [B] . In de tussentijd, te weten op 6 augustus 2017 om 03.30 uur, enkele uren voor de diefstal van de auto van [aangever 7] omstreeks 07.07 uur, heeft de telefoon met [telefoonnummer 1] gebeld naar [getuige] .
[getuige] heeft verklaard dat hij de verdachte in 2017 in totaal ongeveer 12 tot 13 keer heeft weggebracht om een Mercedes te stelen. Van die keren is de diefstal volgens [getuige] ongeveer 8 of 9 keer gelukt. [getuige] weet zich nog te herinneren dat de diefstal onder andere is gelukt in [plaats] .
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
C.9.2Diefstal van de personenauto van [aangever 7] bewezen (feit 4 in de zaak met parketnummer 0370025718)
Het hof acht het onder feit 4 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking [dat] de herkenning van de verdachte door aangever steun vindt in de verklaring van [getuige] en in de contacten tussen de werktelefoon en autosloopbedrijf [B] , terwijl de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s en het door aangever gegeven signalement past bij de verdachte.
C.10.1Bewijsmiddelen beïnvloeding verklaringsvrijheid van [getuige] (zaak met parketnummer 03-866027-19)
[getuige] heeft verklaard dat hij als getuige in de strafzaak tegen de verdachte een belastende verklaring had afgelegd en dat dit hem door de verdachte niet in dank was afgenomen. Op 16 september 2018 trof [getuige] drie handgeschreven brieven en twee kopieën van tijdschriftartikelen met bijgeschreven tekst aan in zijn brievenbus in [plaats] . De brieven bestonden uit een aantal knipsels c.q. kopieën en een handgeschreven briefje. Deze werden alle los aangetroffen in de brievenbus. [getuige] kon de inhoud van de brieven herleiden naar de strafzaak tegen de verdachte.
Op 20 oktober 2018 ontving [getuige] wederom een aantal brieven waarvan hij vermoedde dat deze afkomstig waren van de verdachte. [getuige] heeft de originele brieven aan de politie overhandigd. [verbalisant 5] heeft de brieven bekeken. Hij concludeert uit hetgeen er in de brieven is vermeld, dat met zekerheid is op te maken dat de verdachte de brieven heeft geschreven. De briefschrijver doet namelijk voorkomen dat [getuige] bij het afleggen van de belastende verklaring tegen de verdachte gelogen heeft en dat deze verklaringen nadelige gevolgen voor [getuige] kunnen hebben. Ook zitten er brieven bij die samengestelde stukken tekst bevatten uit eerder afgelegde verklaringen. De bijgevoegde artikelen uit boeken of tijdschriften gaan over herinneringen van mensen en het afleggen van getuigenissen die niet overeenkomen met wat er daadwerkelijk gebeurd is.
[getuige] heeft de brieven aan de politie overhandigd, omdat hij denkt dat de brieven afkomstig zijn van de verdachte. [getuige] heeft verklaard dat hij het gevoel heeft dat de verdachte probeert om hem over te halen om zijn verklaring in te trekken dan wel een verklaring in het voordeel van de verdachte af te leggen. [getuige] voelt zich door deze brieven onprettig en bedreigd.
[verbalisant 1] heeft een onderzoek ingesteld naar de vermoedelijke afzender c.q. schrijver van de documenten die [getuige] op 16 september 2018 in zijn brievenbus aantrof. [verbalisant 1] beschrijft dat de schrijver van de drie brieven vermoedelijk een en dezelfde persoon betrof. Ook de tijdschriftartikelen waar met pen op is geschreven vertoonden qua handschrift grote gelijkenis met het handschrift van de drie brieven. De schrijfwijze toont sterke gelijkenissen. Zo wordt veelvuldig midden in de zin of midden in een woord een hoofdletter gebruikt, met name bij de letter ‘H’, ‘T’ en ‘G’ en vertoonde de schrijfwijze van de letters ‘g’, ‘f’ en ‘k’ grote gelijkenis. Het handschrift van de op 16 september 2018 aangetroffen brieven is vergeleken met het handschrift van de verdachte zoals dit blijkt uit een door de verdachte ingebracht handgeschreven verweerschrift. [verbalisant 1] concludeert dat het handschrift van de door de verdachte ingebrachte stukken zeer grote gelijkenis vertoont met het handschrift van de brieven die door [getuige] zijn ontvangen. Overeenkomsten zijn dat veelvuldig midden in de zin en/of midden in een woord een hoofdletter wordt gebruikt, met name bij de letters ‘H’, ‘T’ en 'G' en dat de schrijfwijze van de letters ‘g’, ‘f’ en ‘k’ grote gelijkenis vertoont. Volgens [verbalisant 1] is de verdachte zeer vermoedelijk de schrijver van de brieven aan [getuige] .
De rechtbank heeft eveneens geconstateerd dat de verdachte een opvallend handschrift heeft, in het bijzonder met betrekking tot de schrijfwijze van de letters ‘f’, ‘t’ en ‘g’. Daarnaast is het opgevallen dat de verdachte midden in een woord of zin hoofdletters schrijft. Dit handschrift en deze elementen zijn door de rechtbank herkend in de brieven die [getuige] heeft ontvangen.
C.10.2Beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van [getuige] wettig en overtuigend bewezen (zaak met parketnummer 03-866027-19)
Het hof is op grond van de bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – en op grond van het vorenstaande van oordeel dat vastgesteld kan worden dat het handschrift in de brieven die bij [getuige] zijn bezorgd, overeenkomt met het handschrift van de verdachte. Het hof sluit zich dienaangaande aan bij de waarneming van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Gelet daarop acht het hof het niet noodzakelijk dat aan de conclusies die [verbalisant 1] heeft getrokken een handschriftonderzoek van een deskundige ten grondslag ligt.
De enkele omstandigheid dat de verdachte in detentie verbleef, maakt niet dat het hem volstrekt onmogelijk was om de litigieuze teksten te schrijven en op een bepaalde wijze vanuit het huis van bewaring bij [getuige] te laten bezorgen.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat uit de brieven, noch uit de verklaringen van [getuige] , kan worden afgeleid dat de uitingen van de dader daadwerkelijk enige vrees of doodsangst bij [getuige] hebben opgewekt en dat – zo begrijpt het hof – om die reden niet tot een bewezenverklaring zou kunnen worden gekomen, getuigt naar het oordeel van het hof van een onjuiste rechtsopvatting. Die vrees of doodsangst is immers niet vereist om tot een bewezenverklaring van het strafbare feit als bedoeld in artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht te kunnen komen.
Het voorgaande, in combinatie met de uit de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden zoals vermeld onder C.10.1, leidt het hof tot het oordeel dat het de verdachte is geweest die de brieven en bijgeschreven tekst op de tijdschriftartikelen heeft geschreven.”