Conclusie
1.Overzicht
Inleiding
onderdeel 2bespreek ik de feiten en het geding in feitelijke instanties en in
onderdeel 3het geding in cassatie. In
onderdeel 4bespreek ik de middelen van het principale beroep in cassatie en in
onderdeel 5de middelen van het incidentele beroep in cassatie.
2.De feiten en het geding in feitelijke instanties
De feiten
3.Het geding in cassatie
Principaal beroep in cassatie
Middel Iis gericht tegen het oordeel van het Hof dat belanghebbendes dienst (het (na)scheiden van het huishoudelijk verpakkingsafval) kan worden aangemerkt als een verwerkingsdienst als bedoeld in art. 24bb(1)d Uitv.besl. OB. Het middel stelt voorop dat een verleggingsregeling, zoals de regeling die is neergelegd in voornoemde bepaling, een uitzondering vormt op de hoofdregel en om die reden strikt dient te worden uitgelegd. [5] Het begrip ‘verwerkingsdiensten’ ziet volgens het middel naar de normale betekenis op de door een afvalverwerkingsbedrijf verrichte dienstverlening. Binnen de context van de verleggingsregeling duidt het begrip enkel op prestaties waarvan het kenmerkende element de fysieke behandeling of bewerking van de in de post genoemde objecten is. Dat doet het meest recht aan de strikte tekstuele uitleg van het begrip ‘verwerken’ zoals dat naar algemeen spraakgebruik geldt. Belanghebbende beperkt zich in dezen tot de gescheiden inzameling van verpakkingsafval en onderneemt in zoverre geen activiteiten om dit afval tot iets anders te verwerken of te transformeren. Het (na)scheiden is volgens het middel bovendien geen handeling die doorgaans wordt verricht in economische sectoren die een bijzonder gevaar voor belastingfraude of -ontwijking met zich brengen, terwijl het voorkomen van dergelijke fraude of ontwijking juist wel het doel is van de verleggingsregeling. Een en ander brengt volgens het middel mee dat de verleggingsregeling niet van toepassing is op de betrokken diensten van belanghebbende.
middel Iaan dat het Hof een juiste uitleg aan het begrip ‘verwerkingsdienst’ heeft gegeven. Volgens het verweer moeten verleggingsregelingen weliswaar relatief strikt worden uitgelegd, maar is verdedigbaar dat de besluitgever een ruime uitleg van het begrip heeft voorgestaan. Dit blijkt volgens het verweer bijvoorbeeld uit de verleggingsregeling voor de bouwsector, waaronder ook schoonmaakwerkzaamheden kunnen vallen.
middel IIbetreft acht belanghebbende het oordeel van het Hof dat geen sprake is van een meeromvattende dienst juist. Dit oordeel is volgens belanghebbende feitelijk van aard en niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
Middel 1komt op tegen het oordeel van het Hof dat belanghebbende met het (na)scheiden een dienst onder bezwarende titel verricht. Het middel betoogt dat de activiteiten van belanghebbende niet zijn gericht op het verkrijgen van een vergoeding. [6] Dit blijkt volgens het middel uit het feit dat belanghebbende haar activiteit in wezen al uitvoerde voordat zij hiervoor een vergoeding van [A] ontving.
middel 1voert hij aan dat het Hof geen rechtens onjuiste uitgangspunten heeft gehanteerd bij de beoordeling of sprake is van een prestatie onder bezwarende titel en dat de beoordeling voor het overige samenhangt met de waardering van de gebezigde bewijsmiddelen. De vaststaande feiten en omstandigheden wettigen het oordeel dat belanghebbende een dienst onder bezwarende titel verricht.
middel 2betoogt de Staatssecretaris dat het voor de beoordeling van een economische activiteit op zichzelf geen doorslaggevend criterium is of belanghebbende in de context van de hele activiteit winst beoogt of mag verwachten. De hoogte van de vergoeding is voor die beoordeling in beginsel niet relevant. Van een asymmetrie tussen de aan het functioneren van de aangeboden diensten verbonden kosten en de als tegenprestatie daarvoor ontvangen bedragen als bedoeld in het arrest
Gemeente Borseleis geen sprake.
middel 3acht de Staatssecretaris het oordeel van het Hof juist dat belanghebbende niet als overheid handelt met de onderwerpelijke activiteiten. De wettelijke taak van belanghebbende om afval in te zamelen strekt zich niet uit tot de (na)scheiding van het verpakkingsafval. Dat is juist de taak van het verpakkend bedrijfsleven. Belanghebbende handelt niet binnen een specifiek voor haar geldend juridisch regime.
4.Bespreking van de middelen van het principale beroep
Middel I (verwerkingsdienst)
Frenetikexito [11] , waarin het Hof van Justitie de ondeelbare prestatie van variant (i) (punten 38 en 39) onderscheidt van de hoofdprestatie met bijkomende prestatie(s) van variant (ii) (punten 40 tot en met 42):
dienaangaandeeen administratie voert (art. 2(2) tweede volzin), vormt denkelijk reeds een aanwijzing dat die administratie accessoir is aan de gescheiden inzameling.
5.Bespreking van de middelen van het incidentele beroep in cassatie
Middel 1 (dienst onder bezwarende titel)
Gmina O. [40] en
Gmina L. [41]
Gmina O. en
Gmina L. volgt ook niet iets anders. Uit die arresten blijkt weliswaar dat het een relevante omstandigheid is dat een activiteit structureel verliesgevend is [45] , maar deze omstandigheid wordt ook in die arresten beoordeeld in samenhang met andere omstandigheden, onder meer de omstandigheid dat de activiteiten van de betrokken Poolse gemeenten in die zaken niet duurzaam werden verricht. [46] In zoverre doet het middel dus niet af aan het bestreden oordeel van het Hof, dat voor het overige – zoals gezegd – geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Dit brengt mee dat middel II faalt.
Gmina O.en
Gmina L.In de gemeenschappelijke bijlage bij die conclusies kwam ik tot de slotsom dat het bestreden oordeel niet in stand kon blijven en dat verwijzing moest volgen. [47] Ik kwam tot die slotsom omdat het gerechtshof in die zaken een onjuist toetsingskader had gehanteerd en ik verder onvoldoende feitelijke aanknopingspunten zag op grond waarvan de Hoge Raad de zaak kon afdoen. [48] Vanwege de feitelijke overeenkomsten tussen de onderhavige zaak en de zaken die hebben geleid tot mijn conclusies van 13 december 2024, sluit ik niet uit dat de Hoge Raad laatstgenoemde zaken alsnog kan afdoen.
inzamelingvan huishoudelijk afval. Anders dan het middel aanvoert, kan hieruit niet worden afgeleid dat gemeenten ook met de daaropvolgende scheiding, sortering en registratie handelen als overheid. [55] Zoals gezegd vormt de inzameling immers een zelfstandige prestatie (5.25). Ook voor het overige faalt middel 3 dus.