2.3Het arrest van het hof bevat – voor zover hier van belang – de volgende bewijsoverwegingen:
Op 24 november 2015 is tijdens een doorzoeking in het bedrijfspand van [A] te [plaats] , het bedrijf van de verdachte, een stapel papieren gevonden met een handgeschreven opsomming van kosten. In het vervolg zal over deze aangetroffen papieren worden gesproken als "het kasboek".
Het kasboek bestaat uit 16 vellen papier. Op bijna alle kantjes staan handgeschreven bedragen en omschrijvingen in deels de Nederlandse en deels de Bosnische taal geschreven. De verdachte heeft erkend dat hij dit kasboek heeft geschreven en dit blijkt eveneens uit het handschriftvergelijkend onderzoek.
Naar het oordeel van het hof zijn er meerdere aanwijzingen waaruit blijkt dat dit kasboek niet alleen door de verdachte is geschreven, maar dat het ook daadwerkelijk zijn eigen administratie betreft. Het gaat onder andere om de volgende aanwijzingen:
- In het kasboek wordt een aantal keren gesproken over "ik". Op bladzijde 4 staat bijvoorbeeld: "1300,= pino* door [betrokkene 1] en [bijnaam mederverdachte] toen ik in Bosnië was 16-07, 23/7 mobil". De verdachte
bevond zich, zo blijkt uit IRC-gegevens, op 15 juli 2013 aan de Bosnische grens. Op 21 juli 2013 werd hij weer bij de Bosnische grens gecontroleerd, vermoedelijk op zijn terugreis.
- Op pagina “ [plaats] 13" van het kasboek staat: "259,= boete Pasat 23-07". Blijkens een overzicht van het CJIB is op 23 juli 2014 een boete van € 259,- geïncasseerd wegens een snelheidsovertreding van het voertuig met het [kenteken] . Blijkens gegevens van de politie was dit voertuig destijds in gebruik bij [betrokkene 1] , de zoon van de verdachte. Het geldbedrag is afgeschreven van een bankrekening waarvan [E] de tenaamgestelde was. De verdachte is de enige bestuurder/aandeelhouder van [E] .
- In het kasboek wordt een enkele keer gerefereerd aan dit bedrijf van de verdachte. Er staat bijvoorbeeld "200,- uit mobiel genomen 29-04", "75,- uit de kassa [E] " en "100,= [bijnaam mederverdachte] heeft genomen in mobil [betrokkene 1] heeft aan hem gegeven".
- Op bladzijde 11 van het vertaalde kasboek staat de volgende post: “110,= [betrokkene 2] Western Union 22-04". De verdachte heeft, zo blijkt uit gegevens van Western Union, op 23 april 2014 een bedrag van € 110,- verstuurd naar [betrokkene 2] .
- In het kasboek komt geregeld de naam " [betrokkene 3] " voor. Het telefoonnummer van [betrokkene 3] staat in de telefoon van de verdachte opgeslagen als " [betrokkene 3] ".
- In het kasboek komt ook vaak de naam " [bijnaam mederverdachte] " voor. Op de in het bedrijf van [verdachte] aangetroffen USB-stick, met opschrift "iPhone [verdachte] ", staat zes keer een telefoonnummer opgeslagen onder de naam " [bijnaam mederverdachte] ", waarvan in ieder geval ten aanzien van één nummer vaststaat dat dit het nummer van de [medeverdachte] betreft, nu [medeverdachte] dat nummer heeft doorgegeven in verband met de stroomvoorziening voor de [b-straat 1] te [plaats] .
- In het kasboek komen veel betalingen aan " [betrokkene 1] " voor. Geconfronteerd met een aantal van deze betalingen heeft [betrokkene 1] , de zoon van de verdachte, verklaard dat hij een in het kasboek genoemd bedrag van € 500,- herkent als bedrag dat hij van zijn vader [verdachte] heeft gekregen voor de reparatie van zijn Passat. Ook ten aanzien van andere bedragen in het kasboek heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij deze bedragen van zijn vader heeft gekregen. Zijn vader was de enige die hem dit soort bedragen gaf.
- Tot slot komen in het kasboek allerlei namen voor van personen in de directe omgeving van de verdachte, namelijk: [betrokkene 1] (zoon), [betrokkene 4] (neef), [betrokkene 5] (zus), [betrokkene 6] (neef), [bijnaam mederverdachte] en [betrokkene 3] .
Verklaring verdachte
De verdachte heeft in eerste aanleg verklaard dat hij degene is die het kasboek heeft overgeschreven, maar dat hij niet de auteur is van dat kasboek. Hij is door [betrokkene 7] (hierna ook: [betrokkene 7] ) gevraagd om het kasboek vanuit het Nederlands te vertalen in het Bosnisch en die vertaling in zijn bedrijf te bewaren. De vertaling zou bedoeld zijn voor een collega van [betrokkene 7] . De verdachte heeft aan dit verzoek voldaan, maar toen hij - tijdens het overschrijven - begreep dat het kasboek betrekking had op de teelt van hennep wilde hij zijn medewerking beëindigen. Hij is vervolgens bedreigd door de collega van [betrokkene 7] , een Servische man, die hem een gruwelijk filmpje heeft toegestuurd via WhatsApp. De verdachte is toen doorgegaan met overschrijven. Niet alleen [betrokkene 7] , maar ook de Servische man bracht papieren die de verdachte moest vertalen, maar de papieren zouden afkomstig zijn van de Servische man.
In hoger beroep heeft de verdachte voorgaande verklaring aangevuld, in die zin dat hij heeft verklaard dat de Servische man [betrokkene 8] zou heten en dat deze [betrokkene 8] hem samen met ene [betrokkene 9] zou hebben bedreigd. De bedreiging zou bovendien niet alleen mondeling zijn geweest, maar verdachte zou ook een aantal keren zijn geslagen. Ook heeft de verdachte nog verklaard dat hij, daar waar in het originele Nederlandse kasboek "ik" stond geschreven, dit woord door hem uit eigen beweging is vertaald als “ [betrokkene 7] ", waarmee de verdachte dan heeft gedoeld op [betrokkene 7] .
Ter onderbouwing van de in eerste aanleg afgelegde verklaring van de verdachte is in eerste aanleg een kopie van het beweerdelijk door de verdachte van [betrokkene 7] gekregen originele kasboek overgelegd. Ook het filmpje dat door de Servische man aan de verdachte getoond zou zijn, is in eerste aanleg door de verdediging ter beschikking gesteld.
In hoger beroep heeft de verdediging een screenshot van een WhatsApp-gesprek, inclusief een vertaling van dat gesprek, alsmede een in dat WhatsApp-gesprek aan de verdachte gestuurd filmpje aan het hof overgelegd, teneinde te onderbouwen dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, nog steeds wordt bedreigd.
Het hof overweegt met betrekking tot deze verklaringen van de verdachte als volgt.
Het komt het hof allereerst volstrekt onlogisch voor dat een Servische man, genaamd [betrokkene 8] , een kasboek zou hebben in een taal die hij niet machtig is, dat hij dit kasboek laat vertalen door een persoon die hij zelf niet direct kent, maar enkel via tussenkomst van [betrokkene 7] , en dat hij het kasboek laat vertalen door een persoon die niet betrokken zou zijn bij de criminele activiteiten waarop het kasboek ziet, waarna die vertaalde versie ook nog eens bij die persoon zou zijn achtergelaten.
Bovendien wordt de verklaring van de verdachte niet ondersteund door de verklaringen van [betrokkene 7] . Op 13 januari 2017 heeft [betrokkene 7] tegenover een notaris verklaard dat deze papieren (het hof begrijpt: het kasboek in de Bosnische taal) zijn eigen administratie betrof, maar in zijn op 29 oktober 2018 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring heeft hij verklaard dat hij die papieren had gevonden ‘op een plek' en dat het de bedoeling was die na het overschrijven door de verdachte terug te brengen naar waar [betrokkene 7] ze had gevonden. Die papieren heeft hij dus aan de verdachte gegeven, zodat hij, [betrokkene 7] , wist waar ze over gingen. Verdere vragen over de herkomst van de papieren heeft [betrokkene 7] niet willen beantwoorden. Naar het oordeel van het hof bieden de verklaringen van [betrokkene 7] dan ook geen steun voor de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte.
De door de verdachte afgelegde verklaringen worden ook niet ondersteund door enig ander bewijsmateriaal. Het in eerste aanleg overgelegde kasboek en het toen ter beschikking gestelde filmpje dragen ook niet bij aan de aannemelijkheid van de verklaring van de verdachte over het kasboek. Ten aanzien van dat overgelegde kasboek kan immers niet worden vastgesteld dat het daadwerkelijk het (in het Nederlands opgestelde) origineel betreft en wat betreft het filmpje kan niet worden vastgesteld dat dit filmpje in het kader van bedreigingen die verband houden met het kasboek aan de verdachte is gestuurd.
De ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken steunen verdachtes verklaring evenmin, nu uit die stukken ook niet blijkt dat de verdachte is bedreigd om het kasboek over te schrijven.
Naar het oordeel van het hof is er dan ook, mede bezien de hiervoor aangehaalde omstandigheden die erop duiden dat het verdachtes kasboek betrof, geen begin van aannemelijkheid voor de verklaring van de verdachte met betrekking tot het kasboek. Het hof gaat dan ook aan die verklaring voorbij en komt tot de conclusie dat het kasboek de administratie van de verdachte betreft.
Hennepkwekerijen
Het kasboek heeft naar het oordeel van het hof onmiskenbaar betrekking op de exploitatie van een aantal hennepkwekerijen in de periode van 11 augustus 2012 tot en met mei 2015. Dit kan worden afgeleid uit de in het kasboek opgenomen posten, zoals "kleinen", "aarde", "voeding", “raamfolie", "Blum Bastik" en "knippen", huurprijzen die vaak kunnen worden herleid naar panden waarin hennepkwekerijen zijn ontdekt en de periodiek bijgeschreven inkomsten. Enkele bijschrijvingen worden omschreven met "klaar" of "winst" en worden veelal voorafgegaan door de kostenpost "knippen". De regelmaat van deze bijschrijvingen ligt over het algemeen rond de twee a drie maanden. Het is het hof ambtshalve bekend dat de gemiddelde groeicyclus van hennep op ongeveer 10 weken ligt.
Dat het kasboek ziet op de exploitatie van hennepkwekerijen is door de verdediging ook niet betwist.
Het hof ziet het kasboek als een sterk bewijsmiddel voor de betrokkenheid van de verdachte en een aantal van de in het kasboek genoemde personen bij de exploitatie van de hennepkwekerijen waarop het kasboek ziet. Bij de bespreking van de verschillende feiten zal hier nader op in worden gegaan.
Feit 1 – Zaaksdossier [stadswijk]
Op 20 mei 2015 is op de [a-straat 1] in [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 1.668 hennepplanten en 72 hennepstekken. De kwekerij werd aangetroffen achter een wand waarvoor stellingen met lege dozen waren geplaatst. Het pand werd sinds 1 september 2014 door de verhuurmakelaar [B] verhuurd aan het bedrijf [C] De vertegenwoordiger van dit bedrijf is [betrokkene 10] , maar haar partner [betrokkene 3] is gemachtigd namens haar op te treden en is degene die het huurcontract heeft ondertekend. Blijkens het huurcontract is afgesproken dat voor de sleuteloverdracht een bedrag van in totaal € 5.926,- exclusief BTW, zou worden overgemaakt.
Op 24 november 2015 is tijdens een doorzoeking bij [A] , het bedrijf van de verdachte, een gele map in beslag genomen. In die map bleek zich een (onder)huurcontract van de [a-straat 1] te bevinden. Het betrof een contract tussen [C] en [betrokkene 11] . De verklaring van de verdachte, inhoudende dat de gele map waarin het onderhuurcontract is aangetroffen niet zijn administratie betrof, is naar het oordeel van het hof noch op grond van de stukken noch op grond van het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk geworden, gelet ook op de omstandigheid dat in die map meerdere documenten zijn aangetroffen die betrekking hadden op de verdachte en/of zijn bedrijven.
Verder is de verdachte op de dag van de ontdekking en ontmanteling van de hennepkwekerij gebeld door zijn zoon [betrokkene 1] , die hem vertelde dat "ze gevallen zijn", waarop de verdachte reageerde met "godverdomme".
In één van de kweekruimtes is daarnaast een sigarettenpeuk met daarop een DNA-spoor aangetroffen. De kans dat het DNA van een willekeurig andere persoon dan de [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) matcht met dit profiel is kleiner dan één op één miljard. In de ruimte waar de kwekerij zich bevond is verder een door [medeverdachte] handgeschreven briefje aangetroffen, waarop onder meer stond: lampen voor groei, tent, kleine, bloombastic, strijkzakken, kleine potjes en aarde. Op 26 februari en 13 mei 2015 is [medeverdachte] door de politie gezien op de [a-straat] en op 1 april en 6 mei 2015 is waargenomen dat hij het pand op de [a-straat 1] heeft betreden. Tot slot kan worden vastgesteld dat op een aantal pagina's in het kasboek "Novo A" (vertaling: Nieuw A) staat vermeld. De administratie van "Nieuw A" loopt van augustus 2014 tot en met 13 mei 2015. Er wordt maandelijks een bedrag van € 3.300,- of € 3.500,- als kostenpost genoemd. In het kasboek komen verder de volgende post voor: "6650,- nieuwe huur 1-9-2014". Er worden ook diverse bedragen genoemd waaraan namen zijn gekoppeld, zoals bijvoorbeeld: "100,= aan [betrokkene 3] gegeven voor de bank", "920,= [betrokkene 3] voor stelingen 21-01", "200,= [bijnaam mederverdachte] voor spullen 25-01-2015" en "620,= [bijnaam mederverdachte] [betrokkene 12] spullen verwarmers". Het hof gaat er – zoals reeds overwogen – van uit dat met [bijnaam mederverdachte] wordt gedoeld op [medeverdachte] .
Het hof acht de conclusie gerechtvaardigd dat het kasboek, daar waar wordt gesproken over "Nieuw A", betrekking heeft op de exploitatie van de hennepkwekerij aan de [a-straat 1] , nu:
- de post "6650,- nieuwe huur 1-9-2014" exact overeenkomt met de start van het huurcontract van het pand en het bedrag nagenoeg overeenkomt met de hoogte van één maand huur inclusief borg, zoals omschreven in het huurcontract;
- het einde van het hoofdstuk "Nieuw A" gedateerd kan worden op of rond 13 mei 2015 en de kwekerij op de [a-straat] op 21 mei 2015 is ontdekt;
- er kosten worden vergoed aan " [betrokkene 3] ". In de telefoon van de verdachte, die het hof dus ziet als de opsteller van het kasboek, is het telefoonnummer van [betrokkene 3] opgeslagen als [betrokkene 3] . [betrokkene 3] is gemachtigde van het bedrijf dat het pand huurt;
- [betrokkene 3] kennelijk kosten heeft gemaakt voor “stelingen” (het hof begrijpt: stellingen) en de kwekerij is aangetroffen achter een wand waarvoor stellingen zijn geplaatst.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof ook komen vast te staan dat de verdachte bij die kwekerij betrokken is geweest. Hij was, zoals reeds overwogen, de opsteller van het kasboek en beheerde zodoende alle financiën van deze kwekerij. Ook het in het bedrijf van de verdachte aantreffen van een onderhuurcontract voor het pand waarin de kwekerij zich bevond en het telefoongesprek met zijn zoon op de dag van de ontmanteling van de kwekerij duiden op zijn betrokkenheid.
Ook blijkt uit het voorgaande de betrokkenheid van [medeverdachte] . In de kwekerij is een door [medeverdachte] geschreven briefje aangetroffen met daarop, zaken die verband houden met het kweken van hennep en [medeverdachte] is, zo blijkt uit het aantreffen van zijn DNA in het pand en de observaties, meerdere keren in het pand geweest. Tot slot blijkt uit het kasboek dat [medeverdachte] , in verband met deze kwekerij, telingshandelingen heeft verricht waarvoor hij kennelijk betaald heeft gekregen. Zo wordt zijn naam genoemd in verband met "spullen" en "spullen verwarmers".
De verdachte heeft naar het oordeel van het hof met zijn handelen een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het tenlastegelegde feit en het kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de betrokkenheid van [medeverdachte] , niet anders dan dat hij daarbij in nauwe en bewuste samenwerking met de [medeverdachte] heeft gehandeld.
Gelet hierop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep, zoals primair is ten laste gelegd. Het verweer wordt verworpen.”