2.4Ten aanzien van het (resterende) beklag luidt de beschikking als volgt:
“
Beklag
Na voornoemde procedure en de beslissing van de rechtbank van 3 december 2024 over item met ID-nummer 4905 resteert de beslissing inzake (de waarborgen omtrent) het uitgrijzen van de als vertrouwelijk aangemerkte bestanden.
Namens [klaagster] is aangevoerd dat de door de officier van justitie verspreide processen-verbaal – in weerwil van de beslissing van de rechtbank van 3 december 2024 – te laat zijn verspreid, waardoor controle onnodig moeilijk is gemaakt. Daarnaast geven de ingestuurde processen-verbaal geen inzicht in het proces van het ‘uitgrijzen’, waardoor ook geen inzicht wordt verkregen in de daarmee samenhangende waarborgen. Nu controle door de rechtbank en de verdediging niet mogelijk is, moeten de gegevens worden vernietigd. Daarnaast moet nader onderzoek worden verricht naar de toegang door het onderzoeksteam in de nog niet geschoonde accountantsdataset en door het horen van [verbalisant] , opsteller van het proces-verbaal met nummer GH-AMB-016-01.
Ter zitting is namens [klaagster] verzocht tot aanhouding van de behandeling van het klaagschrift teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nader proces-verbaal op te laten maken over wie en wanneer toegang heeft gekregen tot welke gegevens in de verschillende datasets.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen voor de te late verspreiding van de processen-verbaal. Dit maakt echter niet dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard. Uit de processen-verbaal blijkt immers wie toegang had tot de case en of er bestanden zijn bekeken. Daarnaast is er technisch gezien voldoende inzicht in de gehanteerde waarborgen en de waarborgen, zoals die zijn nageleefd, zijn in lijn met de jurisprudentie van de Hoge Raad.
Ter zitting beeft de officier van justitie te kennen gegeven bereid te zijn proces-verbaal op te laten maken om inzicht te geven in de inhoudelijke logbestanden, oftewel wie, wanneer toegang had tot welke gegevens en ook voor welke duur.
Beoordeling
De rechtbank herhaalt dat zij enkel nog moet beslissen over de waarborgen met betrekking tot het uitgrijzen van de als vertrouwelijk aangemerkte bestanden.
[In] het door de officier van justitie verstrekte proces-verbaal van 7 januari 2025 (GH-AMB-002-07) wordt de inhoud beschreven van zogeheten ‘audit logs’, bestanden waarin is vastgelegd wanneer, wie, wat heeft gedaan in een bepaalde dataset. Hieruit blijkt dat medewerkers van het onderzoeksteam op verschillende momenten sinds 1 september 2020 toegang hebben gehad tot mogelijk verschoningsgerechtigde gegevens in drie verschillende datasets. In elk geval sinds 2 november 2021 zijn de autorisaties ingetrokken, waarna het onderzoeksteam geen toegang meer heeft gehad tot de bewuste datasets.
In het door de officier van justitie verstrekte proces-verbaal van 24 januari 2025 (GH-AMB-016-01) worden de werkafspraken uiteengezet die zijn gemaakt tussen de rechter-commissaris, het Openbaar Ministerie en (het onderzoeksteam van) de FIOD. Weliswaar wordt niet precies uiteengezet op welke wijze er wordt uitgegrijsd, maar deze procedure, waarbij door het plaatsen van een vinkje verschoningsgerechtigd materiaal ontoegankelijk wordt gemaakt, is bij de raadslieden bekend. Sterker nog, zij zijn actief betrokken geweest bij deze procedure, waarbij zij onder meer zelf zoektermen hebben aangedragen die konden bijdragen aan het opsporen van verschoningsgerechtigd materiaal in de datasets.
Uit de werkafspraken blijkt dat:
- de projectleider van de FIOD zorgt voor een versleutelde onderzoeksomgeving en het aanvragen, dan wel intrekken van autorisaties;
- leden van het onderzoeksteam geen toegang mogen hebben tot uitgegrijsde gegevens, dan wel
- (voormalig) geheimhoudersfunctionarissen geen deel uit kunnen (gaan) maken van het onderzoeksteam;
- een forensisch IT-specialist van de FIOD de ontvangen data op de onderzoeksomgeving plaatst en inzichtelijk maakt;
- bij het uitvoeren van de vorderingen bij [B] en [C] potentiële geheimhoudersstukken op een separate gegevensdrager worden verstrekt en dat deze gegevensdrager(s) is/zijn beveiligd met een aan een geheimhoudersfunctionaris te verstrekken wachtwoord;
- het onderzoeksteam aanvankelijk was geautoriseerd voor de overige data van [B] en [C] (de niet-geheimhoudersstukken), maar dat deze autorisaties op of omstreeks 2 november 2021 zijn vervallen. Vanaf dat moment geldt dat autorisatie voor het onderzoeksteam met betrekking tot data van [B] , [C] en [D] alleen mag worden verleend door de rechter-commissaris;
- niet-uitgegrijsde gegevens slechts na toestemming van de officier van justitie ter beschikking worden gesteld aan het onderzoeksteam;
- uitgegrijsde gegevens slechts na toestemming van de rechter-commissaris ter beschikking worden gesteld aan het onderzoeksteam.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle voornoemde elementen de procedure rondom het uitgrijzen van verschoningsgerechtigd materiaal zowel technisch, als juridisch met voldoende waarborgen is omgeven. Het komt er op neer dat het onderzoeksteam alleen toegang kan krijgen tot verschoningsgerechtigd materiaal met toestemming van de rechtercommissaris. De rechtbank zal het beklag dan ook ongegrond verklaren.
De officier van justitie heeft reeds te kennen gegeven de inhoudelijke logbestanden te delen met de advocaten. De rechtbank zal de officier van justitie daarnaast opdracht geven de toekomstige inhoudelijke logbestanden toe te voegen aan het procesdossier ten behoeve van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
De rechtbank geeft de officier van justitie opdracht toekomstige logbestanden (tijdig) toe te voegen aan het procesdossier.”
De bespreking van het middel