2.4Het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank is een zogeheten Promis-vonnis. In dit vonnis heeft de rechtbank onder het kopje “De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan” het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):
“
Het oordeel van de rechtbank
Via een Facebookaccount dat de naam [verdachte] bevatte, werd op 27 maart 2020 kleding van Black Bananas aangeboden voor bedragen van € 45,- en € 49,99. Ze waren elke dag open tot 21.30 uur en bestellen was mogelijk tot 21.00 uur via telefoonnummer [telefoonnummer] . Op 30 maart 2020 ontving [betrokkene 1] , werkzaam bij een Nederlands Particulier Onderzoeksbureau dat werkt met een vergunning van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (hierna: Interro), op enkele prepaid nummers bericht dat de verkoop van kleding met ingang van 31 maart 2020 vanaf een ander adres werd voortgezet.
Op 31 maart 2020 zag [betrokkene 1] dat [verdachte] samen met zijn partner [betrokkene 2] in het pand gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] aanwezig was. [betrokkene 1] zag dat zodra er iemand aanbelde, de deur openging, het pand werd binnengelaten en vervolgens de deur meteen op slot werd gedaan. Toen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in uniform ter plaatse kwamen en op enig moment de deur van voornoemd pand werd geopend, snelden de verbalisanten naar de toegangsdeur die werd vervolgens direct hard dichtgetrokken en op slot gedaan door [betrokkene 2] . Op aankloppen werd niet gereageerd waarna de deur met licht geweld werd geforceerd. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat als men niets te verbergen heeft men de deur niet opent voor verbalisanten, te meer nu deze duidelijk herkenbaar waren aan hun uniform.
Bij het betreden van het pand troffen de verbalisanten drie personen aan, te weten [verdachte] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Ook zagen de verbalisanten enkele tafels staan met daarop kleding uitgestald. De verhuurder, [betrokkene 4] , verhuurde het pand sinds één dag voor € 250,- aan [verdachte] . Dat bedrag had [verdachte] cash aan [betrokkene 4] betaald. [betrokkene 3] verklaarde dat hij alleen op bezoek was bij [verdachte] en dat via Facebookadvertenties algemeen bekend was dat [verdachte] in de merkkleding ‘
zat’. [betrokkene 2] en [verdachte] hebben samen twee kinderen.
Uit de aangifte van [aangever] van [betrokkene 5] volgt dat een aantal van de producten die op 31 maart 2020 te [plaats] in beslag zijn genomen vervalsingen waren. Dit werd - onder meer - vastgesteld op grond van de inferieure kwaliteit van de gebruikte materialen, de onjuiste labels en de gebrekkige afwerking van de producten.
Gelet op alle feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] samen met [betrokkene 2] op 31 maart 2020 te [plaats] opzettelijk valse merkkleding in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden.
Voor de overige ten laste gelegde gedragingen, zoals door de officier van justitie aangevoerd, bevindt zich in het dossier onvoldoende bewijs. In zoverre spreekt de rechtbank verdachte vrij. Ook spreekt de rechtbank verdachte vrij van de, kortweg, vervalste merkkleding voor zover deze niet is terug te voeren op de voornoemde aangifte van [aangever] .
Verder is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er is gehandeld in de uitoefening van beroep of bedrijf. Er werd een pand gehuurd, kleding uitgestald op tafels, (professioneel) via Facebook geadverteerd en medegedeeld dat ze alle dagen open waren tot 21.30 uur en dat dagelijks besteld kon worden tot 21.00 uur. Ook werden potentiële klanten via WhatsApp benaderd.
De verweren van de verdediging worden weerlegd door de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen.”