5.8.2. Het door het Hof in voetnoot 1 vermelde ambtsedig proces-verbaal houdt als op 17 februari 2005 tegenover [verbalisant 1], agent van politie, door de aangever [het slachtoffer] afgelegde verklaring in:
"Op zaterdag 12 februari 2005 te 23.30 uur werd, op de [b-straat 1] Maastricht, het in de aanhef vermelde feit gepleegd.
Zondag 12 februari 2005 omstreeks 23:30 was ik in mijn stamkroeg, [A], gelegen aan de [b-straat] te Maastricht. Ik kom vaker in dat café om een potje te kaarten en een biertje te drinken.
In het café komt ook vaker een man die ik bij zijn voornaam ken als [verdachte]. Deze is ongeveer 40 a 45 jaar oud. Deze was die zaterdag ook in het café samen met zijn vriendin [betrokkene 1]. Ik weet van anderen dat zij op de [c-straat 1] te [plaats A] wonen.
Ik zat op dat moment aan de bar in het café. [Betrokkene 1], de vriendin van deze [verdachte], was naast mij komen zitten. [Verdachte] zat op dat moment aan een tafeltje in het café te kaarten. [Betrokkene 1] beklaagde zich bij mij over het feit dat ze vaak alleen in het café zit omdat [verdachte] altijd zit te kaarten. Ze zei dat ze droog zat en niet eens een rondje kon geven omdat [verdachte] de man met het geld was. Ik heb haar toen een glas bier aangeboden. Op de een of andere manier had [verdachte] dat gehoord. Ik zag dat hij opstond en in onze richting gelopen kwam. Ik hoorde hem tegen [betrokkene 1] zeggen: "Waarom ben je mij aan het doortrekken bij [het slachtoffer]?". Ik zag dat hij het glas bier uit handen van [betrokkene 1] pakte en hoorde hem zeggen: "Je hebt te veel gedronken. Je krijgt niks meer". Hierna liep hij terug naar het tafeltje en ging verder met kaarten.
Omdat ik al vaker had meegemaakt dat [verdachte] erg jaloers kan reageren op het gedrag van [betrokkene 1], ben ik opgestaan en ben vervolgens aan de andere kant van de bar gaan zitten. Ik heb tegen [betrokkene 1] gezegd: "Volgens mij is hij weer jaloers. Ik ga aan de andere kant zitten, voordat er straks problemen komen".
[Betrokkene 1] liep mij echter achterna. Toen ik aan de andere kant van de bar zat kwam zij naast mij zitten. Zij pakte op dat moment mijn glas bier van de bar. Tevens pakte ze een leeg glas vanachter de bar vandaan. Het restant van mijn biertje gooide ze vervolgens in het lege glas. Dit zette ze vervolgens op de kruk tussen ons beiden.
Ik zag dat [verdachte] wederom opstond. Ik zag hem in versnelde pas op mij af komen. Ik hoorde hem roepen: "Zie je wel hoe jij bent....". Toen hij mij tot op een halve meter genaderd was zag ik dat hij met zijn tot vuist gebalde handen op mij in begon te slaan. Ik voelde meerdere klappen op mijn schouders, borst en maagstreek. Als gevolg van de klappen voelde ik hevige pijn ter hoogte van de genoemde plaatsen.
Hij sloeg mij zo hard dat ik bijna van de barkruk afviel. Ik kon me nog net met een hand aan de bar vasthouden. Met mijn rechter arm heb ik geprobeerd de slagen van [verdachte] af te weren. Dit lukte mij echter niet. Op een gegeven moment voelde ik een harde klap rechts tegen mijn kaak. Ik voelde als gevolg van deze klap hevige pijn aan mijn kaak.
[Getuige 1], de uitbater van het café, en zijn vrouw [betrokkene 2], kwamen achter de bar vandaan en liepen in de richting van [verdachte]. Zij hebben toen geprobeerd [verdachte] tot rust te manen. Hierop reageerde hij echter niet. Ik zag dat [verdachte] een stap achteruit deed en een barkruk optilde. Hij hield deze met de poten in mijn richting. Vervolgens stompte hij mij met de poten van de barkruk hard tegen mijn bovenlichaam. Ook hiervan ondervond ik hevige pijn.
Ik heb [verdachte] niet teruggeslagen omdat ik dat niet durfde. Ik denk namelijk dat als ik [verdachte] geslagen had, hij mij nog erger mishandeld zou hebben. Bovendien ben ik poliopatiënt en ben fysiek veel minder sterk als [verdachte].
Nadat [verdachte] mij met de barkruk had gestompt is hij terug naar het tafeltje gelopen en is verder gegaan met kaarten. Ik ben toen, hevig ontdaan, nog even gaan zitten en ben vervolgens naar huis gegaan. De dag erna kon ik mijn bovenlichaam bijna niet meer bewegen als gevolg van de klappen die ik van [verdachte] had gehad. Ook had ik veel last van mijn nek en mijn kaak. Steeds als ik opstond werd ik duizelig.
Op dit moment heb ik nog pijnklachten aan mijn schouders, nek en kaak. Ook heb ik af en toe last van tintelende vingers.
Als gevolg van de mishandeling heb ik, met name aan de linker zijde, een flinke bloeduitstorting tussen mijn bovenarm en mijn schouder. Hiervan heb ik op 14 februari 2005 een foto gemaakt. Deze stel ik u bij deze ter beschikking. Ook heb ik als gevolg van de mishandeling schade aan mijn bril. Deze stond helemaal scheef. Toen ik deze recht wilde buigen, brak een gedeelte van het montuur af.
De afgelopen dagen heb ik mijn dagelijkse bezigheden niet goed kunnen uitvoeren omdat ik fysiek en mentaal helemaal stuk was. Ik had dit nog nooit meegemaakt en ben daarom zeer emotioneel. Ik had zelfs de moed niet om aangifte te komen doen bij de politie omdat ik bang was en nog steeds ben, dat [verdachte] wraak neemt als hij merkt dat ik aangifte tegen hem heb gedaan.
Ik zal mij alsnog onder doktersbehandeling stellen om eventueel letsel vast te laten stellen.
De uitbater van het café, [getuige 1], heeft mij gezegd dat hij en zijn vrouw en zoon bereid zijn een getuigenverklaring af te leggen over hetgeen er gebeurd is. Ook was er nog een andere klant getuige. Deze is genaamd: [getuige 4]. Deze woont op de [a-straat] te [plaats A]. Tevens was [getuige 3] in het café. Deze heeft ook alles gezien.
Ik weet echter geen gegevens van deze man. [Getuige 1], de uitbater van het café weet dit echter wel. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Schade m.b.t. vernieling/ beschadiging : EUR 0,00
Verzekerd : Nee
Bank/Gironummer :
Ik heb er GEEN bezwaar tegen dat mijn persoonsgegevens en/of feitgegevens door de politie/justitie aan de Stichting Slachtofferhulp worden doorgegeven.
Ik wens als benadeelde partij mijn schade te verhalen.
Ik wil op de hoogte worden gehouden van het verloop van het onderzoek en/of strafproces.
Ik stel prijs op hulpverlening."