Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.De tenlastelegging, de bewezenverklaring en de kwalificatie
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2019 tot en met 11 december 2019 in de [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
- jassen, Canada Goose (KVI’s, 2019257223-14/16) en/of
- - 9 shirts, Gucci (KVI’s, 2019257223-39/66) en/of
- - 7 broeken, Stone Island (KVI, 2019257223-52) en/of
- truien, Dior (KVI, 2019257223-62/65/21) en/of
- - 29 truien, Givenchy (KVI, 2019257223-23/27/51/54/60/63/70) en/of
- - 93 truien, Dsquared (KVI, 2019257223-6/7/10/11/13/17/29/53/55/57/59/67/69) en/of
- - 6 paar schoenen, Dsquared (KVI, 2019257223-58) en/of
- shirts, Dsquared (KVI, 2019257223-30) en/of
- - 3 broeken, Dsquared (KVI, 2019257223-34/44) en/of
- - 2 broeken, Philipp Plein (KVI, 2019257223-26) en/of
- - 8 truien, Philipp Plein, (KVI, 2019257223-41/48/50/20)
- heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of afgeleverd en/of uitgedeeld en/of in voorraad gehad, terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend.”
in de periode van 23 oktober 2019 tot en met 11 december 2019 in de [plaats] en [plaats] , opzettelijk,
waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
3.Het eerste middel
Vonnis waarvan beroep
Het oordeel van de rechtbank
4.Het tweede middel
dit misdrijfzijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend. Niet is tenlastegelegd (of bewezenverklaard) dat verdachte
meermalen, telkens opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad heeft gehad.” Evenmin is tenlastegelegd noch bewezenverklaard dat de verdachte dit misdrijf
meermalenberoeps-/bedrijfsmatig heeft gepleegd. Volgens de stellers van het middel heeft de rechtbank (en daarmee ook het hof) door het bewezenverklaarde te kwalificeren als – kort gezegd – het beroeps-/bedrijfsmatig in voorraad hebben van valse merkkleding,
meermalen gepleegd“niet beraadslaagd op de grondslag van de tenlastelegging”.
meermalenberoeps- en/of bedrijfsmatig heeft gehandeld. Dit laatste zou volgens de stellers van het middel “dubbelop” zijn: het achtereenvolgens op verschillende locaties voorhanden hebben van valse merkkleding zou dan zowel hebben bijgedragen aan de bewezenverklaring van de tenlastegelegde beroeps- en/of bedrijfsmatige handelwijze, als aan de kwalificatie van het meermalen beroeps- en/of bedrijfsmatig voorhanden hebben van valse merkkleding.
meermalen gepleegd[cursivering A-G].” Bij de toepasselijke wetsartikelen is art. 57 Sr aangehaald. Dit alles laat er geen misverstand over bestaan: geoordeeld is dat de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het beroeps-/bedrijfsmatig voorhanden hebben van valse merkkleding. Die samenloop leidt ertoe dat de maximaal op te leggen sanctie niet de in art. 337 lid 3 Sr genoemde gevangenisstraf voor de duur van vier jaren is, maar gelet op art. 57 lid 2 Sr een derde meer, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en vier maanden.
meermalenbepaalde handelingen heeft verricht. Betoogd wordt dat de tenlastelegging zo moet worden begrepen dat de daarin beschreven gedragingen, te weten het in een bepaalde periode achtereenvolgens op vier locaties in voorraad hebben van vier verschillende partijen valse merkkleding, gezamenlijk
ééngeval van het beroeps- en/of bedrijfsmatig voorhanden hebben van valse merkkleding oplevert.
meermalenvalse merkkleding in voorraad heeft gehad. Een bewezenverklaring van dat handelen zou zonder meer kunnen worden gekwalificeerd als ‘opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben,
meermalen gepleegd’ ook al bevat de bewezenverklaring niet het woord ‘meermalen’. Die kwalificatie zou met zich brengen dat op grond van de samenloopbepaling van art. 57 lid 2 Sr het strafmaximum van art. 337 lid 1 Sr (een gevangenisstraf van een jaar) met een derde zou worden verhoogd tot een gevangenisstraf van een jaar en vier maanden.
meermalenof
telkensberoeps- en/of bedrijfsmatig te werk is gegaan. Kennelijk heeft hij dat met zijn tenlastelegging niet beoogd. Toch is dat wel de uitleg die de feitenrechter aan de tenlastelegging heeft gegeven.
verschillendeelkaar opvolgende tijdvakken op vier
verschillendelocaties in door hem frequent bezochte panden telkens
verschillendeop merk en kleur gesorteerde
grotepartijen vervalste merkkleding, die in de tenlastelegging per locatie zijn omschreven, in voorraad heeft gehad. [10] Die bewijsmiddelen laten op zichzelf toe dat de feitenrechter tegen de achtergrond van het dossier de tenlastelegging interpreteert als het meermalen beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen.
meermalen[cursivering A-G] schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van vervalste merkkleding. De rechtbank neemt het verdachte vooral kwalijk dat hij, wanneer een locatie was opgerold, binnen afzienbare tijd weer een nieuwe locatie had opgezet en ingericht. Dit duidt erop dat verdachte bedrijfsmatig bezig is en hiervan zijn beroep heeft gemaakt.”
een aanzienlijke hoeveelheid[cursivering A-G] vervalste merkkleding.”
NJ2024/124. In die zaak ging het om handel in valse merkkleding, parfum en schoenen. Het hof had bewezenverklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander meermalen heeft gehandeld in valse merkkleding en parfum “‘zulks terwijl [hij] en zijn mededader het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend”. [11] De stellers van het middel in die zaak, dezelfden als die de cassatieschriftuur in de onderhavige zaak hebben ingediend, meenden dat de in de bewezenverklaring tot uitdrukking gebrachte omstandigheid van het beroeps- of bedrijfsmatig handelen reeds omvat dat het bewezen verklaarde handelen meermalen is gepleegd en dat de kwalificatie meermalen plegen van het beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen daarom niet op zijn plaats was. De Hoge Raad zag dat anders. Hij verwierp het cassatieberoep en overwoog – onder verwijzing naar een arrest dat betrekking heeft op “de uitoefening van beroep of bedrijf” als bedoeld in art. 11 lid 3 Opiumwet – “dat de rechter bij de vraag of de verdachte van het plegen van het misdrijf ‘zijn beroep maakt of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent’ in de zin van artikel 337 lid 3 Sr –
naastandere omstandigheden die kunnen duiden op grootschalig en professioneel handelen –
mede kanbetrekken of het opzettelijk invoeren, doorvoeren of uitvoeren en/of verkopen en/of te koop aanbieden en/of afleveren en/of uitdelen en/of in voorraad hebben
meermalenheeft plaatsgevonden [cursivering A-G]”, maar ook dat de enkele omstandigheid dat de rechter bij de vraag of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen heeft betrokken dat sprake is van het meermalen plegen van het misdrijf in art. 337 lid 1 Sr niet uitsluit “dat zich verder de situatie kan voordoen dat ook het bestanddeel ‘de schuldige van het plegen van het misdrijf (…) zijn beroep maakt of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent’ als bedoeld in artikel 337 lid 3 Sr, meermalen is gepleegd en dat op die grond wordt geoordeeld dat sprake is van op zichzelf staande handelingen die meer dan één misdrijf opleveren”. [12]