ECLI:NL:PHR:2025:1346

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
23/02765
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor het beroeps-/bedrijfsmatig in voorraad hebben van valse merkkleding

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1985, veroordeeld door het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor het meermalen plegen van het beroeps-/bedrijfsmatig in voorraad hebben van valse merkkleding. De veroordeling volgde op een arrest van 13 juli 2023, waarin de verdachte een gevangenisstraf van 8 maanden kreeg opgelegd. Het cassatieberoep werd ingesteld op 17 juli 2023, waarbij de verdediging twee middelen van cassatie aanvoerde. Het eerste middel betrof de klacht dat het hof het vonnis van de rechtbank 'kaal' had bevestigd zonder de inhoud van de redengevende bewijsmiddelen te vermelden. Het tweede middel betrof de grondslagverlating van de tenlastelegging. Beide middelen werden door de advocaat-generaal verworpen. De advocaat-generaal concludeerde dat de middelen falen en dat de strafvermindering gerechtvaardigd is vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk in voorraad hebben van valse merkkleding, terwijl hij dit als beroep of bedrijf uitoefende, meermalen gepleegd. De uitspraak van het hof werd vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd naar de gebruikelijke maatstaf.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/02765
Zitting9 december 2025
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
De verdachte is bij arrest van 13 juli 2023 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch (parketnummer 20-001821-21) voor het meermalen plegen van het beroeps-/bedrijfsmatig in voorraad hebben van valse merkkleding veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest. [1]
1.2
Er bestaat samenhang met de zaak 23/02764. In die zaak concludeer ik vandaag ook.
1.3
Het cassatieberoep is op 17 juli 2023 ingesteld namens de verdachte. R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld. In het eerste middel wordt geklaagd dat in het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank de inhoud van de redengevende bewijsmiddelen niet is vermeld. Het tweede middel bevat de klacht dat niet is beraadslaagd op de grondslag van de tenlastelegging.
1.4
De uitkomst van deze conclusie is dat beide middelen falen.

2.De tenlastelegging, de bewezenverklaring en de kwalificatie

2.1
Het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank bevat de volgende tenlastelegging:

hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2019 tot en met 11 december 2019 in de [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden, te weten:
1. [a-straat 1] , [plaats] :
- 3 truien, Christian Dior (KVI’s, 2019234927-12/66) en/of
- 2 sweaters, Christian Dior (KVI, 2019234927-27) en/of
- 1 trui, Balenciaga (KVI, 2019234927-24) en/of
- 1 sweater, Moncler (KVI, 2019234927-62) en/of
- 2 paar schoenen, Nike Air Max (KVI, 2019234927-72) en/of
- 1 trainingspak, Nike (KVI, 2019234927-67) en/of
- 2 broeken, Dsquared (KVI, 2019234927-36) en/of
- 8 paar schoenen Dsquared (KVI, 2019234927-44/35) en/of
- 11 stuks trui Dsquared (KVI, 2019234927-34/63/59/57/55/53) en/of
- 5 stuks sweater Dsquared (KVI, 2019234927-48/58) en/of
- 5 stuks sweater Philipp Plein (KVI, 2019234927-52) en/of
2. [b-straat 1] , [plaats] :
- 2 mutsen, Fendi 2019250676-43 en/of
- 15 truien, Fendi 2019250676-45/46/47 en/of
- 9 jassen, Fendi 2019250676-72 en/of
- 6 truien, Givenchy 2019250676-50/60/62/79 en/of
- 3 truien, Christian Dior Trui 2019250676-58/59 en/of
- 68 truien, Stone Island Trui 2019250676-28/29/30/31/33/36/37/38/40/41/44/51/52/80/81/82/83 en/of
- 12 jassen, Stone Island 2019250676-35/85 en/of
- 4 mutsen, Stone Island 2019250676-49 en/of
- 2 truien, Louis Vuitton 2019250676-66/67 en/of
- 6 truien, Balenciaga 2019250676-54/56 en/of
- 19 truien, Moncler 2019250676-26/34/39/42/73/77/78 en/of
- 4 mutsen, Moncler 2019250676-32 en/of
- 9 jassen, Moncler 2019250676-75 en/of
3. [c-straat 1] , [plaats] :
- 16 paar schoenen Dsquared (KVI, 2019231224-3) en/of
- 13 truien Dsquared (KVI, 2019231224-10) en/of
- 88 broeken Dsquared (KVI, 2019231224-13) en/of
- 3 petten Dsquared (KVI, 2019231224-22) en/of
- 10 broeken Philip Plein (KVI, 2019231224-11) en/of
- 4 paar schoenen Christian Louboutin (KVI, 2019231224-6) en/of
4. [e-straat 1] , [plaats] :
- 16 truien, Fendi (KVI’s, 2019257223-35/38/40/42) en/of
- 4 truien, Parajumpers trui (KVI, 2019257223-33) en/of
- 29 truien, Stone Island (KVI's, 2019257223-18/24/36/45/68) en/of
- 2 sjalen, Louis Vuitton (KVI, 2019257223-46) en/of
- 9 truien, Balenciaga (KVI’s, 2019257223-22/31) en/of
- 12 truien, Moncler (KVI‘s, 2019257223-15/19/25/56/73) en/of
  • jassen, Canada Goose (KVI’s, 2019257223-14/16) en/of
  • - 9 shirts, Gucci (KVI’s, 2019257223-39/66) en/of
  • - 7 broeken, Stone Island (KVI, 2019257223-52) en/of
  • truien, Dior (KVI, 2019257223-62/65/21) en/of
  • - 29 truien, Givenchy (KVI, 2019257223-23/27/51/54/60/63/70) en/of
  • - 93 truien, Dsquared (KVI, 2019257223-6/7/10/11/13/17/29/53/55/57/59/67/69) en/of
  • - 6 paar schoenen, Dsquared (KVI, 2019257223-58) en/of
  • shirts, Dsquared (KVI, 2019257223-30) en/of
  • - 3 broeken, Dsquared (KVI, 2019257223-34/44) en/of
  • - 2 broeken, Philipp Plein (KVI, 2019257223-26) en/of
  • - 8 truien, Philipp Plein, (KVI, 2019257223-41/48/50/20)
  • heeft verkocht en/of te koop heeft aangeboden en/of afgeleverd en/of uitgedeeld en/of in voorraad gehad, terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend.”
2.2
Het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank bevat de bewezenverklaring dat de verdachte

in de periode van 23 oktober 2019 tot en met 11 december 2019 in de [plaats] en [plaats] , opzettelijk,
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c.
waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst te weten:
1. [a-straat 1] , [plaats] :
- 3 truien, Christian Dior (KVI‘s, 2019234927-12/66) en
- 2 sweaters, Christian Dior (KVI, 201923492 7-27) en
- 1 trui, Balenciaga (KVI, 2019234927-24) en
- 1 sweater, Moncler (KVI, 2019234927-62) en
- 2 paar schoenen, Nike Air Max (KVI, 2019234927-72) en
- 1 trainingspak, Nike (KVI, 2019234927-67) en
- 2 broeken, Dsquared (KVI, 2019234927-36) en
- 2 paar schoenen, Dsquared (KVI, 2019234927-44/35) en
- 11 stuks trui Dsquared (KVI, 2019234927-34/63/59/57/55/53) en
- 5 stuks sweater Dsquared(KVI, 2019234927-48/58) en
- 5 stuks sweater Philipp Plein (KVI, 2019234927-52) en
2. [b-straat 1] , [plaats] :
- 2 mutsen, Fendi 2019250676-43 en
- 15 truien, Fendi 2019250676-45/46/47 en
- 9 jassen, Fendi 2019250676-72 en
- 6 truien, Givenchy 2019250676-50/60/62/79 en
- 3 truien, Christian Dior Trui 2019250676-58/59 en
- 68 truien, Stone Island Trui 2019250676-28/29/30/31/33/36/37/38/40/41/44/51/52/80/81/82/83 en
- 12 jassen, Stone Island 2019250676-35/85 en
- 4 mutsen, Stone Island 2019250676-49 en
- 6 truien, Balenciaga 2019250676-54/56 en
- 19 truien, Moncler 2019250676-26/34/39/42/73/77/78 en
- 4 mutsen, Moncler 2019250676-32 en
- 9 jassen, Moncler 2019250676-75 en
3. [c-straat 1] , [plaats] :
- 16 paar schoenen Dsquared (KVI, 2019231224-3) en
- 13 truien Dsquared (KVI, 2019231224-10) en
- 88 broeken Dsquared (KVI, 2019231224-13) en
- 3 petten Dsquared (KVI, 2019231224-22) en
- 10 broeken Philip Plein (KVI, 2019231224-11) en
- 4 paar schoenen Christian Louboutin (KVI, 2019231224-6) en
4. [e-straat 1] , [plaats] :
- 16 truien, Fendi (KVI’s, 2019257223-35/38/40/42) en
- 4 truien, Parajumpers trui (KVI, 2019257223-33) en
- 29 truien, Stone Island (KVI’s, 2019257223-18/24/36/45/68) en
- 2 sjalen, Louis Vuitton (KVI, 2019257223-46) en
- 9 truien, Balenciaga (KVI‘s, 2019257223-22/31) en
- 12 truien, Moncler (KVI’s, 2019257223-15/19/25/56/73) en
- 5 jassen, Canada Goose (KVI’s, 2019257223-14/16) en
- 9 shirts, Gucci (KVI’s, 2019257223-39/66) en
- 7 broeken, Stone Island (KVI, 2019257223-52) en
- 5 truien, Dior (KVI, 2019257223-62/65/21) en
- 29 truien, Givenchy (KVI, 2019257223-23/27/51/54/60/63/70) en
- 93 truien, Dsquared (KVI, 2019257223-6/7/10/11/13/17/29/53/55/57/59/67/69) en
- 6 paar schoenen, Dsquared (KVI, 2019257223-58) en
- 5 shirts, Dsquared (KVI, 2019257223-30) en
- 3 broeken, Dsquared (KVI, 2019257223-34/44), en
- 2 broeken, Philipp Plein (KVI, 2019257223-26) en
- 8 truien, Philipp Plein (KVI, 2019257223-41/48/50/20)
in voorraad heeft gehad, terwijl verdachte van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend.”
2.3
Het hof heeft in navolging van de rechtbank het bewezenverklaarde gekwalificeerd als
“opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben, terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, meermalen gepleegd.”

3.Het eerste middel

3.1
In het eerste middel wordt geklaagd dat “het hof het vonnis “kaal” heeft bevestigd zonder dat daarin de inhoud van de redengevende bewijsmiddelen [is] weergegeven. Meer in het bijzonder heeft de rechtbank in het door het hof bevestigde vonnis ten aanzien van de in de bewezenverklaring bedoelde voorwerpen ten onrechte gemeend te kunnen volstaan met een verwijzing naar [de] beslaglijst[en] met paginanummers.”
3.2
Het arrest van het hof van 13 juli 2023 houdt het volgende in:

Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, omdat hetgeen in hoger beroep in verband met de strafoplegging naar voren is gebracht het hof niet tot andere overwegingen brengt dan de rechtbank in haar vonnis heeft neergelegd.”
3.3
Het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank is een zogeheten Promis-vonnis. In dit vonnis heeft de rechtbank onder het kopje “De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan” het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):

Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt, waarbij de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen telkens zakelijk is weergegeven.
[b-straat 1] [plaats]
Op 2 december 2019 omstreeks 15.20 uur was, nadat de wijkagent had aangebeld bij de woning aan de [b-straat 1] , een man op de achterplaats van die woning zich aan het ontdoen van een hele berg kleding en schoenen. De man probeerde via de brandgang weg te komen maar werd op straat tegengehouden. De man gaf desgevraagd aan dat hij [verdachte] heette. [verdachte] was in het bezit van de autosleutels van een gehuurde Toyota Yaris [kenteken] . Toen [verbalisant] [verdachte] in de tuin betrapte, parelde op het hoofd van [verdachte] zweet en keek hij geschrokken. Vervolgens werd op het perceel van [b-straat 2] te [plaats] achter in de tuin een grote berg kleding aangetroffen. De tuin was rommelig en nat, maar de kleding was helemaal droog en schoon. De merken Canada Goose en Stone Island maakten deel uit van voornoemde kledingstapel. De kledingstukken waren niet voorzien van waslabels, de teksten waren soms voorzien van tekstfouten en er was sprake van scheve stiksels.
Uit de historische Global Positioning System gegevens (hierna: GPS) van het voertuig Toyota Yaris [kenteken] volgt dat dat voertuig in de periode gelegen tussen 28 november 2019 21:51 uur en 2 december 2019 om 15:01 uur twaalf keer in de [b-straat] te [plaats] is geweest. Zowel voor 28 november 2019 als na het in beslag nemen van de kleding op 2 december 2019 is het voertuig verder niet in de [b-straat] geweest.
Uit de aangifte van [aangever 1] volgt dat de producten die in het pand aan de [b-straat 1] te [plaats] op 11 november 2019 (de rechtbank leidt uit het aanvullend proces-verbaal van 15 juli 2020 af dat dit een invoerfout van de politie betreft en leest: 2 december 2019) zijn aangetroffen vervalst zijn. Dit blijkt uit het volgende:
- de goederen van Balenciaga, Christian Dior, Fendi, Givenchy, Moncler en Stone Island waren voorzien van genoemde merken en/of logo’s maar vertoonden een geringe afwijking;
- de kaartlabels waren qua kleurstelling niet origineel en de grootte was niet conform de originele afmetingen en bij sommige ontbraken de hang-tags;
- de wasvoorschriften waren niet conform de originele afmetingen dan wel de juiste merkindicaties en niet op de juiste wijze/plaats in de kleding aangebracht;
- de coderingen ontbraken of waren foutief weergegeven;
- de kwaliteit van de gebruikte materialen was ver beneden de kwaliteit van de originele producten; - de afwerking was slecht;
- geen enkel product zat in de originele verpakking.
De rechtbank acht op grond van voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op 2 december 2021 op de [b-straat 1] te [plaats] vervalste merkkleding in voorraad heeft gehad. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt nu verdachte door de verbalisanten op heterdaad is betrapt terwijl hij zich van de vervalste kleding probeerde te ontdoen door deze in de tuin van de buren te deponeren.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of zich ook voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt ten aanzien van de vervalste producten die op de overige in de tenlastelegging genoemde locaties zijn aangetroffen.
[c-straat 1] [plaats]
Op 6 november 2019 werd in een loods aan de [c-straat 1] te [plaats] in een afgesloten ruimte ongeveer 293 stuks vervalste merkkleding aangetroffen. In de loods bevond zich ook een pakket van Otto dat was geadresseerd aan [verdachte] , [c-straat 1] . Verder werd in de loods een schrijfblok aangetroffen met daarop handmatig vermeld bedragen, hoeveelheden merkkleding, omzet etc.
[betrokkene 1] , de eigenaar van de loods, verhuurde de loods aan ene [betrokkene 2] . [betrokkene 2] was bereikbaar op [telefoonnummer] . Toen [betrokkene 1] een foto van [verdachte] werd getoond, herkende [betrokkene 1] de man op de foto als zijnde de persoon die in de loods aan de [c-straat 1] te [plaats] werkzaam was geweest.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte een valse identiteit had aangenomen en dat [betrokkene 2] eigenlijk [verdachte] betrof. De rechtbank vindt hierin bevestiging nu het [telefoonnummer] toebehoort aan [betrokkene 3] , de levenspartner van verdachte. Verdachte maakte tevens gebruik van de door [betrokkene 3] gehuurde Toyota Yaris [kenteken] . De Toyota Yaris [kenteken] werd door [betrokkene 3] gehuurd sinds 23 oktober 2019 om 16:19 uur.
Uit de historische GPS gegevens volgt dat voornoemde Toyota in de periode tussen 23 oktober 2019 om 17:02 uur tot 6 november 2019 om 00:21 uur meer dan zestig keer op het adres [c-straat 1] te [plaats] aanwezig is geweest. Na het in beslag nemen van de kleding op 6 november 2019 is het voertuig daar niet meer geweest.
Uit de aangiftes van [aangever 2] volgt dat dat de producten die op 6 november 2019 in de loods aan de [c-straat 1] te [plaats] zijn aangetroffen vervalst zijn. Dit blijkt uit het volgende:
- de afwerking van de artikelen ligt lager dan de authentieke Dsquared, Philipp Plein en Christian Louboutin artikelen;
- de echtheidskenmerken stemmen niet overeen met de door Dsquared, Philipp Plein en Christian Louboutin gebruikte echtheidskenmerken.
[a-straat 1] [plaats]
Op 27 november 2019 werd in een pand aan de [a-straat 1] te [plaats] in een ruimte aan de voorkant op de bovenverdieping een grote hoeveelheid kleding aangetroffen, uitgestald op merk en kleur. Het betroffen dure, exclusieve merken zoals onder andere Philipp Plein, Canada Goose, Moose Knuckels, Stone Island et cetera. [betrokkene 4] , de eigenaar van het pand, verhuurde de ruimte op de bovenverdieping waar de kleding werd aangetroffen aan [verdachte] .
[betrokkene 4] verhuurde de ruimte sinds 8 november 2019 voor een bedrag van € 500,- exclusief BTW. Als borg werd € 1.000,- aanbetaald door de partner van verdachte [betrokkene 3] . Na de eerste betaling heeft [betrokkene 4] hen de sleutel gegeven. Van [betrokkene 3] hoorde [betrokkene 4] dat ze meerdere winkels hadden. [betrokkene 4] heeft verdachte aan de hand van een foto herkend als zijnde de man die het pand huurde. Verder werd in het pand een kladblok aangetroffen waar op zeven pagina’s bedragen en kleding was opgeschreven. Op één pagina stond de datum 26 november met daaronder diverse geldbedragen en kledingstukken.
Uit de historische GPS-gegevens van het voertuig Toyota Yaris [kenteken] volgt dat dat voertuig in de periode gelegen tussen 8 november 2019 om 13:17 uur en 26 november 2019 om 22:18 uur meer dan vijfendertig keer op het adres [a-straat 1] te [plaats] is geweest. Zowel voor 8 november 2019 als na het in beslag nemen van de kleding op 27 november 2019 is het voertuig daar verder niet geweest.
Uit de aangifte van [aangever 1] volgt dat de producten die op 11 november 2019 (de rechtbank leidt uit het aanvullend proces-verbaal van 15 juli 2020 af dat dit een invoerfout van de politie is en leest: 27 november 2019) in het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] zijn aangetroffen vervalst zijn. Dit blijkt uit het volgende:
- de goederen van Balenciaga, Christian Dior en Moncler waren voorzien van genoemde merken en/of logo’s maar vertoonden een geringe afwijking;
- de kaartlabels waren qua kleurstelling niet origineel en de grootte was niet conform de originele afmetingen en bij sommige ontbraken de hang-tags;
- de wasvoorschriften waren niet conform de originele afmetingen dan wel de juiste merkindicaties en niet op de juiste wijze/plaats in de kleding aangebracht;
- de coderingen ontbraken of waren foutief weergegeven;
- de kwaliteit van de gebruikte materialen was ver beneden de kwaliteit van de originele producten; - de afwerking was slecht;
- geen enkel product zat in de originele verpakking.
Uit de aangifte van P.G. Damn namens Nike European volgt dat de producten die op 27 november 2019 zijn aangetroffen vervalst zijn. Dit blijkt uit het volgende:
- de labels van de tracksuits kwamen niet overeen met de authentieke NIKE labels;
- het tonglabel van de schoenen komen niet overeen met de informatie in de database van NIKE.
Uit de aangiftes van [aangever 2] namens Dsquared en Philipp Plein volgt dat de producten die op 27 november 2019 in het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] zijn aangetroffen vervalst zijn. Dit blijkt uit het volgende:
- de afwerking van de artikelen ligt lager dan de authentieke Dsquared en Philipp Plein artikelen;
- de echtheidskenmerken stemmen niet overeen met de door Dsquared en Philipp Plein gebruikte echtheidskenmerken.
[e-straat 1] [plaats]
Op 11 december 2019 omstreeks 11.25 uur werd in de woning aan de [e-straat 1] te [plaats] in de achterste kamer kledingstukken aangetroffen zoals diverse truien waar het merk Philipp Plein op stond. Toen de kleding in beslag werd genomen, kwam er omstreeks 11.30 uur een Toyota Yaris de straat ingereden en stopte ongeveer twintig meter voor de woning. Een vrouw stapte uit en de bestuurder, een man, bleef zitten. Desgevraagd antwoordde de bestuurder dat hij [verdachte] was.
Uit de historische GPS-gegevens van het voertuig Toyota Yaris [kenteken] volgt dat dat voertuig in de periode gelegen tussen 2 december 2019 om 18:43 uur en 11 december 2019 om 14:37 uur meer dan dertig keer pp het adres [e-straat 1] te [plaats] is geweest. Zowel voor 2 december 2019 als na het in beslag nemen van de kleding op 2 december 2019 is het voertuig daar verder niet geweest.
Uit de aangifte van [aangever 1] volgt dat de producten die op 11 december 2019 zijn aangetroffen vervalst zijn. Dit blijkt uit het volgende:
- de goederen van Balenciaga, Canada Goose, Christian Dior, Fendi, Moncler, Parajumpers, Stone Island, Louis Vuitton, Gucci, Givenchy en Ab Science waren voorzien van genoemde merken en/of logo’s maar vertoonden een geringe afwijking;
- de kaartlabeIs waren qua kleurstelling niet origineel en de grootte was niet conform de originele afmetingen en bij sommige ontbraken de hang-tags;
- de was voorschriften waren niet conform de originele afmetingen dan wel de juiste merkindicaties en niet op de juiste wijze/plaats in de kleding aangebracht;
- de coderingen ontbraken of waren foutief weergegeven;
- de kwaliteit van de gebruikte materialen was ver beneden de kwaliteit van de originele producten; - de afwerking was slecht;
- geen enkel product zat in de originele verpakking.
Uit de aangiftes van [aangever 2] volgt dat de producten die op 11 december 2019 zijn aangetroffen, vervalst zijn. Dit blijkt uit het volgende:
- de afwerking van de artikelen ligt lager dan de authentieke Dsquared en Philipp Plein artikelen;
- bij de namaakgoederen van Dsquared is de verpakking inconsistent:
- de echtheidskenmerken stemmen niet overeen met de door Dsquared en Philipp Plein gebruikte echtheidskenmerken.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting- of ketenbewijs) toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, dat herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit aanwezige bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, dat herkenbaar aanwezig is in de voor de te bewijzen feiten aanwezige bewijsmiddelen.
De modus operandi is veelal hetzelfde. Verdachte huurt - al dan niet onder zijn naam - een pand. Hij voorziet dat pand van vervalste merkkleding en bezoekt dat pand gedurende korte periode voor de inval veelvuldig met een door zijn levenspartner [betrokkene 3] gehuurde Toyota Yaris, [kenteken] .
Opvallend detail is dat zodra een locatie is opgerold die bewuste Toyota Yaris niet meer bij dat pand wordt gezien. Dat verdachte gebruik maakte van die Toyota Yaris baseert de rechtbank onder meer op het feit dat op 2 december 2019 verdachte de autosleutels van die Toyota Yaris bij zich had en dat op 11 december 2019 verdachte de bestuurder was van voornoemd voertuig. Het dossier biedt geen enkel ander aanknopingspunt dat iemand anders dan verdachte de vervalste merkkleding/-producten in voorraad heeft gehad.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan het in voorraad hebben van vervalste merkkleding op 2 december 2019 in een pand aan de [b-straat 1] te [plaats] gebruiken als ondersteunend bewijs (schakel-, ketting-, of ketenbewijs) voor de overige drie ten laste gelegde locaties.
De rechtbank verwerpt het door de raadsman gevoerde verweer.
De rechtbank acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een mededader handelde, zodat hij van het medeplegen zal worden vrijgesproken.
Verder is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er is gehandeld vanuit beroep of bedrijf. Er werden panden gehuurd, deze werden veelvuldig door verdachte bezocht en de vervalste kleding lag op merk en kleur uitgestald op tafels.
Overweging ten overvloede
De rechtbank heeft de in het dossier opgenomen in beslag genomen goederen gecontroleerd en vastgesteld dat alle goederen zoals hieronder opgenomen onder het kopje ‘de bewezenverklaring’ daadwerkelijk in beslag zijn genomen. Dit maakt dat de rechtbank niet alle in beslag genomen goederen apart in een bewijsbijlage zal opnemen bij het vonnis maar zal volstaan met verwijzing naar de bijbehorende paginanummers, zoals hiervoor opgenomen bij de bewijsmiddelen.”
3.4
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat een vonnis de inhoud van de redengevende bewijsmiddelen moet bevatten. Volgens de stellers van het middel kan hierbij niet worden volstaan met het verwijzen naar beslaglijsten met paginanummers. Betoogd wordt dat het hof het vonnis niet heeft kunnen bevestigen zonder zijn arrest aan te vullen met de inhoud van de redengevende bewijsmiddelen. Hierdoor “wordt de controle in cassatie (…) een puzzeltocht en onmogelijk gemaakt”.
3.5
Als ik het goed zie, berust de klacht op een onjuiste lezing van het arrest en in het bijzonder op een onjuiste lezing van het in het arrest bevestigde vonnis. Uit de schriftuur blijkt niet dat de stellers van het middel hebben onderkend dat de rechtbank in de onderhavige zaak de zogenoemde Promis-werkwijze heeft gevolgd. Bij deze werkwijze bevat het vonnis een bewijsredenering waarbij in voetnoten wordt verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de in het vonnis voor de bewezenverklaring redengevend geachte feiten en omstandigheden zijn ontleend. Deze werkwijze is – in beginsel – niet in strijd met art. 359 lid 3 Sv. [2] Het staat een hof vrij om een dergelijk Promis-vonnis van de rechtbank op grond van art. 423 lid 1 Sv ‘kaal’ te bevestigen. Het bevestigde vonnis bevat immers de vindplaatsen en de inhoud van de redengevende feiten en omstandigheden aan de hand waarvan in cassatie zo nodig de begrijpelijkheid van de bewezenverklaring kan worden gecontroleerd. Een aanvulling als bedoeld in art. 365a lid 2 Sv is in een dergelijk geval dan ook niet vereist. Mocht het hof in zijn bevestigende arrest nog een bewijsmiddel willen toevoegen, dan staat hem dat vrij. [3] In het onderhavige geval bestond die behoefte kennelijk niet. Dat verbaast niet nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt dat de verdachte daar uiteindelijk “alle feiten zoals de rechtbank die bewezen heeft verklaard” heeft bekend en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit. Wanneer er sprake zou zijn geweest van een verkort arrest, zou het hof dus hebben kunnen volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359 lid 3 Sv. Zo beschouwd heeft de verdachte in het onderhavige geval, dankzij de beslissing van het hof om het Promis-vonnis van de rechtbank te bevestigen, een meer gedetailleerd inzicht gekregen in de bewijsvoering.
3.6
De stelling dat in een Promis-vonnis niet zou kunnen (A-G: ik begrijp ‘mogen’) worden volstaan met een verwijzing naar beslaglijsten met paginanummers ontgaat mij. Ik zie ook niet in waarom door deze werkwijze controle in cassatie onmogelijk zou worden gemaakt. Dit wordt in de cassatieschriftuur ook niet beargumenteerd. Zolang de verwijzingen nauwkeurig genoeg zijn om te kunnen beoordelen “of de bewezenverklaring in toereikende mate steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen en of de samenvatting geen ongeoorloofde conclusies of niet redengevende onderdelen inhoudt dan wel of het bewijsmiddel niet is gedenatureerd” [4] – hetgeen wat mij betreft in de onderhavige zaak het geval is – zie ik geen bezwaren tegen de gehanteerde werkwijze.
3.7
Het middel faalt.

4.Het tweede middel

4.1
Het tweede middel bevat de klacht dat niet is beraadslaagd op de grondslag van de tenlastelegging. In het middel wordt geconstateerd dat “(i)n het door het hof bevestigde vonnis is bewezenverklaard dat verdachte in een bepaalde periode opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad heeft gehad, terwijl hij van het plegen van
dit misdrijfzijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend. Niet is tenlastegelegd (of bewezenverklaard) dat verdachte
meermalen, telkens opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad heeft gehad.” Evenmin is tenlastegelegd noch bewezenverklaard dat de verdachte dit misdrijf
meermalenberoeps-/bedrijfsmatig heeft gepleegd. Volgens de stellers van het middel heeft de rechtbank (en daarmee ook het hof) door het bewezenverklaarde te kwalificeren als – kort gezegd – het beroeps-/bedrijfsmatig in voorraad hebben van valse merkkleding,
meermalen gepleegd“niet beraadslaagd op de grondslag van de tenlastelegging”.
4.2
In de toelichting op het middel wordt verder nog aangevoerd dat uit de bewijsvoering, gezien de verschillende, elkaar in tijd opvolgende locaties waar de verdachte de valse kleding voorhanden heeft gehad, wellicht wel kan worden afgeleid dat de verdachte van het voorhanden hebben van de valse merkkleding zijn beroep heeft gemaakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend (als bedoeld in art. 337 lid 3 Sr), maar niet dat hij
meermalenberoeps- en/of bedrijfsmatig heeft gehandeld. Dit laatste zou volgens de stellers van het middel “dubbelop” zijn: het achtereenvolgens op verschillende locaties voorhanden hebben van valse merkkleding zou dan zowel hebben bijgedragen aan de bewezenverklaring van de tenlastegelegde beroeps- en/of bedrijfsmatige handelwijze, als aan de kwalificatie van het meermalen beroeps- en/of bedrijfsmatig voorhanden hebben van valse merkkleding.
4.3
Zoals hiervoor onder randnr. 2.3 al is vermeld heeft het hof in navolging van de rechtbank het bewezenverklaarde gekwalificeerd als “opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben, terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent,
meermalen gepleegd[cursivering A-G].” Bij de toepasselijke wetsartikelen is art. 57 Sr aangehaald. Dit alles laat er geen misverstand over bestaan: geoordeeld is dat de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het beroeps-/bedrijfsmatig voorhanden hebben van valse merkkleding. Die samenloop leidt ertoe dat de maximaal op te leggen sanctie niet de in art. 337 lid 3 Sr genoemde gevangenisstraf voor de duur van vier jaren is, maar gelet op art. 57 lid 2 Sr een derde meer, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en vier maanden.
4.4
De stellers van het middel wijzen er terecht op dat noch in de tenlastelegging noch in de bewezenverklaring is opgenomen dat de verdachte
meermalenbepaalde handelingen heeft verricht. Betoogd wordt dat de tenlastelegging zo moet worden begrepen dat de daarin beschreven gedragingen, te weten het in een bepaalde periode achtereenvolgens op vier locaties in voorraad hebben van vier verschillende partijen valse merkkleding, gezamenlijk
ééngeval van het beroeps- en/of bedrijfsmatig voorhanden hebben van valse merkkleding oplevert.
4.5
Hoewel voor deze uitleg van de tenlastelegging veel is te zeggen, is dat niet waar het in cassatie om gaat. Bij de toetsing in cassatie gaat het immers enkel om de vraag of de uitleg die de feitenrechter aan de tenlastelegging heeft gegeven niet onverenigbaar is met de bewoordingen van de tenlastelegging. [5] Die maatstaf kan ertoe leiden dat ook een andere, en mogelijk zelfs minder voor de hand liggende interpretatie dan die van de stellers van het middel, de toets in cassatie kan doorstaan. [6]
4.6
Vast staat dat de onderhavige tenlastelegging niet het woord ‘meermalen’ bevat. Uit de inrichting van de tenlastelegging blijkt wel dat de verdachte wordt verweten dat hij in de tenlastegelegde periode op vier verschillende locaties verschillende partijen valse merkkleding in voorraad heeft gehad. Uit het dossier en de daarop gebaseerde bewijsvoering blijkt bovendien dat die locaties op achtereenvolgende tijdstippen zijn gebruikt: telkens nadat de politie een locatie had ontruimd, werd elders een nieuwe locatie ingericht. Wanneer de tenlastelegging niet ook de strafverzwarende omstandigheid van art. 337 lid 3 Sr zou hebben bevat, dan zou deze in alle redelijkheid niet anders hebben kunnen worden begrepen dan dat de verdachte daarin wordt verweten dat hij
meermalenvalse merkkleding in voorraad heeft gehad. Een bewezenverklaring van dat handelen zou zonder meer kunnen worden gekwalificeerd als ‘opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben,
meermalen gepleegd’ ook al bevat de bewezenverklaring niet het woord ‘meermalen’. Die kwalificatie zou met zich brengen dat op grond van de samenloopbepaling van art. 57 lid 2 Sr het strafmaximum van art. 337 lid 1 Sr (een gevangenisstraf van een jaar) met een derde zou worden verhoogd tot een gevangenisstraf van een jaar en vier maanden.
4.7
In het onderhavige geval bevat de tenlastelegging echter wel de strafverzwarende omstandigheid van art. 337 lid 3 Sr. Evenmin als bij het in voorraad hebben van valse merkkleding is in de tenlastelegging opgenomen dat de verdachte ‘meermalen’ of ‘telkens’ beroep- of bedrijfsmatig valse merkkleding in voorraad heeft gehad. Daarmee rijst de vraag of de tenlastelegging zo moet worden begrepen dat de verdachte daarin ‘enkel’ wordt verweten dat hij eenmalig beroeps- en/of bedrijfsmatig heeft gehandeld doordat hij meermalen op verschillende locaties valse merkkleding in voorraad heeft gehad, dan wel dat de verdachte meermalen beroeps- en/of bedrijfsmatig heeft gehandeld doordat hij op telkens wisselende locaties steeds aanzienlijke hoeveelheden valse merkkleding in voorraad heeft gehad. De eerste uitleg wordt gehuldigd door de stellers van het middel, de tweede door de feitenrechter.
4.8
Het moet gezegd: de uitleg van de stellers van het middel lijkt meer recht te doen aan de bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging. Ik leid dat af uit het requisitoir van de officier van justitie in eerste aanleg. Deze heeft gerequireerd dat de verdachte met zijn handel in valse merkkleding heeft voorzien in zijn levensonderhoud. Het is, aldus de officier van justitie, “simpelweg” zijn werk. Overeenkomstig de tekst van de tenlastelegging laat de officier in zijn requisitoir op geen enkel moment doorschemeren dat hij de verdachte verwijt dat hij
meermalenof
telkensberoeps- en/of bedrijfsmatig te werk is gegaan. Kennelijk heeft hij dat met zijn tenlastelegging niet beoogd. Toch is dat wel de uitleg die de feitenrechter aan de tenlastelegging heeft gegeven.
4.9
Ik merk op dat noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep de interpretatie van de tenlastelegging op de terechtzitting aan de orde is gesteld. Dat had niet misstaan omdat die interpretatie gevolgen heeft voor de maximaal op te leggen gevangenisstraf. Bij het eenmalig beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen gaat het immers om een gevangenisstraf van maximaal vier jaar en bij het meermalen beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen om een gevangenisstraf van maximaal 5 jaar en vier maanden (zie hiervoor onder randnr. 4.3).
4.1
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad leid ik af dat de cassatierechter in het onderhavige geval niet aan de interpretatie van de feitenrechter zal tornen. Die jurisprudentie laat zelfs toe dat de feitenrechter een niet expliciet ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid in de bewoordingen van de tenlastelegging mag inlezen. [7] Dat kan ook wanneer die interpretatie van de tenlastelegging op de zitting niet is besproken. [8] Dat gaat ver, want hoe weet de verdachte dan wat hem exact wordt verweten en waartegen hij zich dient te verweren. [9] Hoe het ook zij, dat laatste bezwaar gaat in het onderhavige geval niet helemaal op. In hoger beroep is het de verdediging immers bekend dat de rechtbank de tenlastelegging ruim heeft geïnterpreteerd door het bewezenverklaarde te kwalificeren als het meermalen beroeps- en/of bedrijfsmatig in voorraad hebben van valse merkkleding. Over de daaraan ten grondslag liggende uitleg van de tenlastelegging en het daaraan gekoppeld strafverzwarend effect zijn van de kant van de verdediging bij de behandeling in hoger beroep geen opmerkingen gemaakt. Dat verkleint de kansen in cassatie. De focus kan dan eigenlijk alleen maar worden gericht op hetgeen de feitenrechter over dat meermalen beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen heeft vastgesteld en overwogen.
4.11
Aan het beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen van de verdachte heeft de rechtbank in het door het hof bevestigde vonnis op twee plaatsen aandacht besteed. In de eerste plaats in het kader van de bewijsvoering en in de tweede plaats in het kader van de straftoemeting.
4.12
In het kader van de bewijsvoering is overwogen:
“Verder is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er is gehandeld vanuit beroep of bedrijf. Er werden panden gehuurd, deze werden veelvuldig door verdachte bezocht en de vervalste kleding lag op merk en kleur uitgestald op tafels.”
De eerste volzin lijkt erop te duiden dat de feitenrechter van oordeel is dat in het onderhavige geval sprake is van één beroeps- en/of bedrijfsmatige handelwijze. Wanneer echter, aangespoord door de eerste volzin van deze overweging, met wat meer precisie naar de bewijsmiddelen wordt gekeken, dan blijkt daaruit dat de verdachte in de bewezenverklaarde periode (23 oktober tot en met 11 december 2019) in vier
verschillendeelkaar opvolgende tijdvakken op vier
verschillendelocaties in door hem frequent bezochte panden telkens
verschillendeop merk en kleur gesorteerde
grotepartijen vervalste merkkleding, die in de tenlastelegging per locatie zijn omschreven, in voorraad heeft gehad. [10] Die bewijsmiddelen laten op zichzelf toe dat de feitenrechter tegen de achtergrond van het dossier de tenlastelegging interpreteert als het meermalen beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen.
4.13
Aan het beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen van de verdachte zijn, als gezegd, ook woorden gewijd in het kader van de straftoemeting. Daar is overwogen:
“Verdachte heeft zich […] in de periode gelegen tussen 23 oktober 2019 tot en met 11 december 2019 in [plaats] en [plaats]
meermalen[cursivering A-G] schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van vervalste merkkleding. De rechtbank neemt het verdachte vooral kwalijk dat hij, wanneer een locatie was opgerold, binnen afzienbare tijd weer een nieuwe locatie had opgezet en ingericht. Dit duidt erop dat verdachte bedrijfsmatig bezig is en hiervan zijn beroep heeft gemaakt.”
Iets verderop wordt bovendien nog overwogen dat de rechter
“anders dan de raadsman, van oordeel (is) dat geen sprake is van een relatief geringe, maar van
een aanzienlijke hoeveelheid[cursivering A-G] vervalste merkkleding.”
Uit het eerste citaat blijkt opnieuw dat de feitenrechter voor het beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen betekenis heeft toegekend aan het meermalen achtereenvolgens en op verschillende locaties voorhanden hebben van valse merkkleding. Uit het tweede citaat blijkt bovendien dat de feitenrechter in het kader van de straftoemeting nadrukkelijk ook oog heeft gehad voor de grote hoeveelheid aangetroffen valse merkkleding.
4.14
De stellers van het middel moet zonder meer worden toegegeven dat uit de hiervoor weergegeven citaten niet eenduidig kan worden afgeleid welke vastgestelde feiten en omstandigheden volgens de feitenrechter hebben bijgedragen aan het oordeel dat er beroeps- en/of bedrijfsmatig is gehandeld, welke hebben geleid tot de kwalificatie van het meermalen beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen, en welke zowel bij het een als bij het ander – in de woorden van de stellers van het middel: ‘dubbelop’ – een rol hebben gespeeld. Ik verwacht niet dat de Hoge Raad hierover zal vallen. Ik leid dat vooral af uit zijn arrest van 19 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:450,
NJ2024/124. In die zaak ging het om handel in valse merkkleding, parfum en schoenen. Het hof had bewezenverklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander meermalen heeft gehandeld in valse merkkleding en parfum “‘zulks terwijl [hij] en zijn mededader het plegen van dit misdrijf als bedrijf heeft uitgeoefend”. [11] De stellers van het middel in die zaak, dezelfden als die de cassatieschriftuur in de onderhavige zaak hebben ingediend, meenden dat de in de bewezenverklaring tot uitdrukking gebrachte omstandigheid van het beroeps- of bedrijfsmatig handelen reeds omvat dat het bewezen verklaarde handelen meermalen is gepleegd en dat de kwalificatie meermalen plegen van het beroeps- en/of bedrijfsmatig handelen daarom niet op zijn plaats was. De Hoge Raad zag dat anders. Hij verwierp het cassatieberoep en overwoog – onder verwijzing naar een arrest dat betrekking heeft op “de uitoefening van beroep of bedrijf” als bedoeld in art. 11 lid 3 Opiumwet – “dat de rechter bij de vraag of de verdachte van het plegen van het misdrijf ‘zijn beroep maakt of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent’ in de zin van artikel 337 lid 3 Sr –
naastandere omstandigheden die kunnen duiden op grootschalig en professioneel handelen –
mede kanbetrekken of het opzettelijk invoeren, doorvoeren of uitvoeren en/of verkopen en/of te koop aanbieden en/of afleveren en/of uitdelen en/of in voorraad hebben
meermalenheeft plaatsgevonden [cursivering A-G]”, maar ook dat de enkele omstandigheid dat de rechter bij de vraag of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen heeft betrokken dat sprake is van het meermalen plegen van het misdrijf in art. 337 lid 1 Sr niet uitsluit “dat zich verder de situatie kan voordoen dat ook het bestanddeel ‘de schuldige van het plegen van het misdrijf (…) zijn beroep maakt of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent’ als bedoeld in artikel 337 lid 3 Sr, meermalen is gepleegd en dat op die grond wordt geoordeeld dat sprake is van op zichzelf staande handelingen die meer dan één misdrijf opleveren”. [12]
4.15
Gelet hierop en gelet op hetgeen hiervoor onder randnr. 4.5 al is opgemerkt over de beperkte toetsing in cassatie van de uitleg die de feitenrechter aan de tenlastelegging heeft gegeven, zijn er strikt genomen geen redenen voor cassatie. Het kan niet onbegrijpelijk worden gevonden dat de feitenrechter i. de tenlastelegging kennelijk zo heeft verstaan dat daarin vier afzonderlijke gevallen van het beroeps- en/of bedrijfsmatig in voorraad hebben van telkens aanzienlijke hoeveelheden valse merkkleding zijn tenlastegelegd en ii. kennelijk heeft geoordeeld dat er sprake is van op zichzelf staande handelingen die meer dan één misdrijf opleveren. [13] Dat in de tenlastelegging de woorden “meermalen” of “telkens” niet voorkomen, doet hieraan niet af. [14]
4.16
Dit alles neemt niet weg dat het in de onderhavige zaak wel ongemakkelijk voelt dat de feitenrechter tijdens het onderzoek ter terechtzitting de mogelijkheid van een voor de verdachte bezwarende interpretatie van de tenlastelegging onbesproken heeft gelaten en in zijn uitspraak niet helder heeft uiteengezet welke omstandigheden van de zaak bepalend zijn geweest voor zijn oordeel dat de verdachte niet slechts eenmalig beroeps- en/of bedrijfsmatig valse merkkleding in voorraad heeft gehad, maar meermalen. We moeten het hebben van ‘kennelijke’ oordelen. Kennelijk stimuleert de jurisprudentie van de Hoge Raad de feitenrechter niet tot nadere explicatie.
4.17
Het middel faalt.
4.18
Ten overvloede merk ik nog op dat als het middel wel zou slagen en het hof ten onrechte tot een meervoudige kwalificatie van het beroeps- en/of bedrijfsmatig in voorraad hebben van valse merkkleding zou zijn gekomen de verdachte hoe dan ook geen belang heeft bij cassatie. De aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van acht maanden is immers significant lager dan de maximale gevangenisstraf van vier jaar die is gesteld op art. 337 lid 3 Sr sec. Bovendien bevat de cassatieschriftuur geen toelichting over verdachtes belang bij cassatie. [15]

5.Slotsom

5.1
Beide middelen falen. Het eerste middel kan worden afgedaan met een op art. 81 lid 1 RO gebaseerde overweging.
5.2
Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak gaat doen meer dan 2 jaar nadat op 17 juli 2023 het cassatieberoep is ingesteld. Daarmee is de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM overschreden. Deze termijnoverschrijding dient te leiden tot strafvermindering. [16] Verder heb ik ambtshalve geen andere grond voor vernietiging aangetroffen.
5.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G

Voetnoten

1.De kwalificatie in het bevestigde vonnis luidt: “opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben, terwijl de schuldige van het plegen van dit misdrijf zijn beroep maakt en/of het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, meermalen gepleegd”.
2.HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0424,
3.HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX3862, rov. 2.3.
4.HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0424,
5.Zie bijvoorbeeld HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2187, rov. 2.3.
6.Zie reeds D.H. de Jong, De macht van de tenlastelegging in het strafproces (diss. Groningen), Arnhem: Gouda Quint 1981, p. 17.
7.Vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:381,
8.Hetgeen, voor zover ik heb kunnen nagaan, het geval was in de zaak waar ik in de vorige noot naar heb verwezen.
9.Vgl. art. 6 lid 3 EVRM.
10.Van 23 oktober tot 6 november 2019 op de [c-straat] in [plaats] , van 8 november tot 27 november 2019 op de [a-straat] in [plaats] , van 28 november tot 2 december 2019 op de [b-straat] in [plaats] en van 2 december tot 11 december 2019 op de [e-straat] in [plaats] .
11.In deze zaak was, anders dan in de onderhavige zaak, in de tenlastelegging wel expliciet opgenomen dat de verdachte ‘meermalen, telkens opzettelijk’ in valse waren had gehandeld. Voor de interpretatie van het door de Hoge Raad gewezen arrest maakt dat echter geen verschil.
12.HR 19 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:450,
13.Vgl. HR 19 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:450,
14.Vgl. HR 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:698 (art. 81 RO).
15.HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146, NJ 2013/241, rov. 2.6.2.
16.HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492, rov. 3.4.