ECLI:NL:PHR:2025:177

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
22/04787
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsbelediging door het ophangen van een klok met een hakenkruis in de woning van de verdachte

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1987, beschuldigd van groepsbelediging op grond van artikel 137e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had in de periode van 10 december 2021 tot en met 13 januari 2022 een klok met een hakenkruis zichtbaar in zijn woning opgehangen. Dit leidde tot een melding bij de gemeente, waarna de politie een onderzoek instelde. De verdachte verklaarde dat de klok een onderdeel was van zijn verzameling uit de Tweede Wereldoorlog en dat hij geen verkeerde intenties had. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de verdachte op 19 december 2022 veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, en heeft de onttrekking aan het verkeer van de klok bevolen. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat aanvoert dat de bewijsvoering onvoldoende is om te concluderen dat de verdachte een beledigende uitlating heeft gedaan. De conclusie van de procureur-generaal is dat het beroep moet worden verworpen, omdat de zichtbare aanwezigheid van het hakenkruis op de klok op zichzelf al beledigend is voor de joodse gemeenschap, gezien de historische context van het symbool. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken bevestigd dat de context van de uitlatingen en de bedoelingen van de verdachte van belang zijn voor de beoordeling van de strafbaarheid.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/04787
Zitting11 februari 2025
CONCLUSIE
V.M.A. Sinnige
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 19 december 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , wegens ‘het anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving een uitlating openbaar maken die, naar hij weet, voor een groep mensen wegens hun godsdienst beledigend is’, veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis. Het hof heeft tevens de onttrekking aan het verkeer bevolen van een klok.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. R.P. Snorn, advocaat in Heerenveen, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kan volgen dat de verdachte een uitlating openbaar heeft gemaakt die voor een groep mensen (joden) wegens hun geloof beledigend was.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 10 december 2021 tot en met 13 januari 2022 te [plaats] , anders
dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving, een uitlating openbaar heeft gemaakt die, naar
hij, verdachte, wist, voor een groep mensen, te weten: joden, wegens hun geloof beledigend
was, door:
een klok met daarin een swastika (hakenkruis), die vanaf de openbare weg zichtbaar en op te
merken was, in zijn woning op te hangen.’
5. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
‘1. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0100-2021337245-3, opgemaakt d.d. 8 januari 2022, inhoudende:
als verklaring van verbalisanten:
Bij het Meldpunt Overlast gemeente [plaats] werd gemeld
dat op het adres [a-straat 1] in [plaats] , vanaf de straat een groot hakenkruis zichtbaar is, dat op de linkerkamer op de eerste verdieping, in de woning op
voornoemd adres hangt. De kamer zou schuin boven de garage zijn. Tevens gaf melder aan dat er ook regelmatig mannen met kale koppen worden gezien in de onder/bij de woning gelegen garage, die nazi gerelateerde kleding zouden dragen.
Op het adres [a-straat 1] te [plaats] staat ingeschreven;
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] .
Op zaterdag 8 januari 2022, om 20.40 uur hebben wij verbalisanten, een onderzoek ingesteld bij de woning, aan [a-straat 1] te [plaats] .
Het was reeds donker. In de woning van de [a-straat 1] brandde verlichting.
Gezien vanaf de openbare weg, ter hoogte van [a-straat 2] , te [plaats] zagen wij in de woning, aan de [a-straat 1] , een cirkel met daarin een hakenkruis (swastika) hangen. De woning is een bovenwoning. Staande hij de voordeur van [a-straat 2] , te [plaats] , kijkend, richting [a-straat 1] , zagen wij naast de voordeur een grote blauwe garagedeur. Boven deze blauwe garagedeur zitten twee grote ruiten. Het hakenkruis hangt aan de muur en is zichtbaar door het linker raam. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb een foto gemaakt van het hakenkruis. Hiervan heb ik een fotoblad gemaakt en wordt toegevoegd aan dit proces-verbaal van bevindingen. [1]
2. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal verhoor van bevindingen, genummerd PL0100-2021337245-9,
d.d. 17 februari 2022 en, inhoudende:
als verklaring van verbalisant:
Op 13 januari 2022 ging ik, verbalisant naar de [a-straat 1] te [plaats] voor de inbeslagname van klok met swastika. De klok hing in het trapgat van de woning.
Naast deze klok zag ik ook een ander voorwerp hangen met daarop een adelaar en een swastika/hakenkruis.
3. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal verhoor van verdachte, genummerd PL0100-2021337245-7,
d.d. 1 februari 2022 en, inhoudende:
als verklaring van verdachte:
Het hakenkruis/swastika in mijn woning is gewoon een verzameling die ik heb vanuit de tweede wereldoorlog. Ik heb een eigengemaakte klok met daarop een hakenkruis in het trapgat van mijn woning hangen. De interesse voor hakenkruizen/swastika's is ontstaan nadat ik eens een keer in kamp Vught ben geweest. Mensen associëren een hakenkruis met nazi dit en nazi zo.’
6. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 19 december 2022 heeft de raadsvrouw van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig haar pleitnota, die aan het hof is overgelegd en aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer het volgende in:
‘Gaat in casu om het openbaar maken van de klok, waarvan cliënt wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat discriminerend / beledigend was voor joden.

Juridisch kader artikel 137e Sr

Uit de literatuur en jurisprudentie volgt voor artikel 137e Sr (specifiek lid 1 sub 1 1e deel) het volgende kader.
Strafbare belediging / discriminatie zijn wettelijk uitzonderingen op het grondwettelijke en verdragsrechtelijke recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM).
Er is regelmatig discussie mogelijk over het strafwaardige karakter van bepaalde uitlatingen, omdat het op zichzelf beledigende karakter ervan niet impliceert dat in strijd met de strafwet is gehandeld.
Openbaarheid
Van belang is of de uitlating vanaf de openbare weg voor het publiek zichtbaar was. Daarnaast moet van de dader gezegd kunnen worden, dat hij moet hebben willen openbaar maken / de bedoeling had om openbaar te maken.
Vgl. Hoge Raad 21 september 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BM2483, NJ 2010/518 & T&C Noyon/Langemeijer/Remmelink, art. 131 Sr, aant. 5.
Bij cliënt is geen sprake van de bedoeling om openbaar te maken. Hij verklaart: “Als je bij mij naar binnen wilt kijken moetje trouwens aardig je best doen. Ik vraag me af hoe mensen dat hebben kunnen zien”. En op de vraag van verbalisant of hij zich bewust was van het feit dat dit vanaf de openbare weg te zien was: “nee daar heb ik eigenlijk nooit bij stilgestaan, er is nooit iemand bij me geweest die zei dat dat ding weg moest ofzo”.
Beledigend / discriminerend
Conclusie AG Jörg bij Hoge Raad 3 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6941
Onder verwijzing naar HR 21 februari 1995, NJ 1995, 452
Er is geen enkel symbool, zelfs niet het hakenkruis, dat op zichzelf strafbaar is op grond van een van de discriminatieartikelen. Het hakenkruis is beledigend over een groep als daarmee het nationaal-socialistisch gedachtegoed wordt uitgedragen.
Datzelfde geldt voor andere symbolen die aan het nazi-gedachtegoed kan worden gerelateerd, zoals bijvoorbeeld SS-tekens. Bij het ene nazi-symbool zal echter eerder duidelijk zijn dat het nationaal-socialistisch gedachtegoed wordt uitgedragen dan het andere. Voor de symbolen die ontstaan zijn in de nazi-tijd, bijvoorbeeld het SS-teken, geldt, dat het nationaal-socialistisch gedachtegoed bijna per definitie wordt uitgedragen. Het opzettelijk tonen van dit teken is al voldoende voor het uitdragen van het nazistisch gedachtegoed. De SS stond immers voor de vernietiging en uitroeiing van de tegenstanders van het naziregime, met name joden, zigeuners en homoseksuelen.
Het hakenkruis bestond echter al voor de nazi-tijd als een teken met een heel andere, agressieloze betekenis. Daarom is, in vergelijking met het SS-teken, meer nodig om te spreken van het uitdragen van een bepaald gedachtegoed.
Conclusie AG Vegter bij Hoge Raad 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:220 en
Conclusie AG Jörg bij Hoge Raad 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9135
Onder verwijzing naar HR 22 september 1987, NJ 1988/300.
Van een strafbaarheid uitsluitende context in de zin van art. 137e Sr kan sprake zijn bij historische nazistische emblemen. Dit zijn naar hun aard discriminerende, haatzaaiende voorwerpen, maar de omstandigheid dat deze emblemen ten behoeve van verzamelaars van militaire curiosa in een winkeltje ten verkoop in voorraad worden gehouden kan ertoe leiden dat zij niet als voorwerpen zoals bedoeld in art. 137e Sr worden beschouwd. De wijze van gebruik kan derhalve als relevante context aan de 'kwaadaardigheid' van voorwerpen in de weg staan, met vrijspraak tot gevolg.
De nadruk ligt op de mogelijke associaties die de uitlating wekt, meer specifiek in verband met deze zaak associaties met het naziregime.
vgl. HR 29 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BP0478 en HR 23 november 2010, LJN BM9132

Verklaring cliënt

Verhoor: het is een verzameling die ik heb vanuit de tweede wereldoorlog, daar heb ik helemaal geen verkeerde intenties mee. Het is al jaren dat ik daarin geïnteresseerd ben. Voor de rest helemaal niet om mensen voor de kop te stoten of wat dan ook maar. Het is een verzameling, ik heb dat zelf gemaakt en daarom hangt het er. Met school eens naar kamp Vugt geweest en toen ben ik me daarin gaan interesseren. Ik zie het niet als een verkeerd iets. Ik associeer het niet met nazi dit en nazi zo. Ga niet naar bijeenkomsten met betrekking tot nazisme.

Standpunt: geen belediging / discriminatie

Cliënt had in zijn woning een klok in de vorm van een swastika hangen.
Uit de jurisprudentie volgt: het hakenkruis is niet onder alle omstandigheden strafbaar. Strafbaar als het is om het gedachtegoed van het nationaal-socialisme uit te dragen, dan kan de gedraging onder artikel 137e vallen. De wijze van gebruik is relevante context.
In casu geen belediging / discriminatie gelet op de inhoud van cliënts verklaring en vanwege het ontbreken van bewijsmiddelen dat cliënt met de klok wel het nationaal-socialistisch gedachtegoed heeft uitgedragen.
De informatie van YouTube maakt dit niet anders. Dit geeft geen context voor de gedraging waar het hier om gaat, zodanig dat met het ophangen van de klok cliënt een discriminerend gedachtegoed heeft uitgedragen.
Het zou anders kunnen zijn als het geen klok betreft maar een geweldsvoorwerp (dat bovendien een replica is van een voorwerp uit het nazi-regime) en daardoor een associatie oproept met een racistisch en/of discriminatoir gedachtengoed.
Vgl. Gerechtshof Arnhem 8 november 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BY2774

Conclusie

Alles tezamen onvoldoende voor bewezenverklaring artikel 137e Sr, verzoek vrijspraak.’
7. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep waarnaar in het bestreden arrest wordt verwezen [2] houdt onder meer het volgende in:
‘Het
hofverwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Het hakenkruis op de door verdachte zelfgemaakte klok was duidelijk zichtbaar vanaf de openbare weg.
Het betrof een grote klok aan de wand vlak bij het raam zoals ook op de foto's in het politiedossier is te zien. Verdachte had kunnen weten dat de klok zichtbaar kon zijn vanaf de openbare weg. Verdachte heeft verklaard dat hij zich na een bezoek aan kamp Vught is gaan interesseren in de Tweede Wereldoorlog en hakenkruizen.
Het hakenkruis is een symbool uit de Tweede Wereldoorlog dat werd gebruikt om het nationaalsocialistisch gedachtegoed uit te dragen. Dit gedachtegoed stond voor de vernietiging en uitroeiing van joden, zigeuners en homoseksuelen.
In zijn woning heeft de politie naast voornoemde klok ook een ander voorwerp met daarop een adelaar en hakenkruis aangetroffen.
Verdachte wist of kon in ieder geval weten dat nazisymbolen zeer kwetsend en beangstigend voor genoemde personen kan zijn.
De zichtbare aanwezigheid van deze symbolen is naar het oordeel van het hof op zichzelf beledigend en heeft onmiskenbaar betrekking op een groep mensen die door hun ras, geaardheid en/of godsdienst wordt gekenmerkt.’
8. Artikel 137e lid 1 Sr luidt: [3]
‘Hij die, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving:
1°. een uitlating openbaar maakt die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, voor een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap beledigend is, of aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap;
2°. een voorwerp waarin, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, zulk een uitlating is vervat, aan iemand, anders dan op diens verzoek, doet toekomen, dan wel verspreidt of ter openbaarmaking van die uitlating of verspreiding in voorraad heeft;
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.’
9. In een arrest van 23 november 2010 overwoog de Hoge Raad dat voor de beoordeling van de vraag of bepaalde teksten aanzetten tot haat tegen of discriminatie van mensen wegens hun ras − in de zin van artikel 137e lid 1 Sr – die uitlatingen niet uitsluitend op zichzelf dienen te worden bezien, doch tevens in de gegeven omstandigheden van het geval en in het licht van mogelijke associaties die zij wekken. [4] Voor beledigende uitlatingen in de zin van datzelfde artikel geldt mijns inziens hetzelfde. In zijn conclusie voor een uitspraak van de Hoge Raad van 14 februari 2017 merkt (voormalig) A-G Vegter het volgende op: [5]
‘Ten aanzien van voorwerpen waarin een beledigende, haatzaaiende of discriminerende uitlating in de zin van art. 137e Sr is vervat, kan een onderscheid worden gemaakt tussen voorwerpen die reeds op zichzelf bezien als zodanig kunnen worden aangemerkt en voorwerpen waarbij zulks niet het geval is omdat een dergelijke uitlating daarin of daarop niet letterlijk is opgenomen. Ook die laatste voorwerpen kunnen niettemin als zodanig worden aangemerkt, gegeven de omstandigheden van het geval en/of in het licht van mogelijke associaties die zij wekken. Het ontbreken van een dergelijke context of associaties kan dan meebrengen dat voorwerpen niet als een voorwerp in de zin van art. 137e, eerste lid onder 2°, Sr behoeven te worden aangemerkt.’
10. Ter illustratie: het boek “Mein Kampf”, met daarin uitlatingen die voor Joden beledigend zijn wegens hun ras en/of hun godsdienst en aanzetten tot haat tegen en discriminatie van Joden, kan zonder meer worden beschouwd als een voorwerp als bedoeld in artikel 137e Sr. [6] Voor voorwerpen zoals een embleem met daarop een (Duitse) adelaar die een hakenkruis in zijn klauwen (vast)houdt, geldt dat niet noodzakelijk. [7] Veel symbolen en tekenen, zoals ook het Keltisch kruis en het hakenkruis, hebben geen eenduidige betekenis. [8] Gedragingen van een verdachte met betrekking tot die symbolen kunnen desalniettemin leiden tot een bewezenverklaring voor artikel 137e lid 1 onder 1° of 2°, bijvoorbeeld als door de verdachte is gehandeld met de bedoeling het gedachtengoed van het nationaalsocialisme uit te dragen.
11. Dat laatste kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit de uitspraak van de Hoge Raad van 21 februari 1995. [9] In die zaak werd in cassatie geklaagd over het oordeel van het hof dat het voeren van de afbeelding van het hakenkruis op een rode armband als zodanig een beledigende uitlating is over joden 'wegens hun ras'. De Hoge Raad overwoog dat het hof op goede gronden had vastgesteld dat de verdachte een op een rode band aangebracht zwart hakenkruis zichtbaar om een arm heeft gedragen met de bedoeling 'het gedachtengoed van het nationaal-socialisme' uit te dragen. De Hoge Raad oordeelde vervolgens dat − zoals het Hof als feiten van algemene bekendheid mede aan het in het middel bestreden oordeel ten grondslag had gelegd − de nationaalsocialistische ideologie zich bij uitstek kenmerkt door rassenleer en antisemitisme en dat, nu in de Tweede Wereldoorlog op grond van die ideologie de joden in Europa zijn vervolgd en op grote schaal zijn vermoord, het dragen van het hakenkruis, als in de bewezenverklaring omschreven, met de door het hof vastgestelde bedoeling als voormeld, op zichzelf een uitlating bij afbeelding is die beledigend is voor joden 'wegens hun ras', als strafbaar is gesteld bij artikel 137c Sr.
12. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat het oordeel van het hof dat de zichtbare aanwezigheid van een hakenkruis op zichzelf al beledigend is niet zonder meer juist of begrijpelijk is. Er moet tevens sprake zijn van een bedoeling om het gedachtengoed van het nationaalsocialisme uit te dragen (dan wel een andere omstandigheid die de strekking heeft te beledigen), aldus de steller van het middel. Nu in de onderhavige zaak uit de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen niet kan worden afgeleid dat de verdachte de bedoeling had om te beledigen of op een andere wijze wilde provoceren, is de bewezenverklaring, mede gelet op de omstandigheid dat de klok met het hakenkruis in zijn eigen woning hing, volgens de steller van het middel onvoldoende met redenen omkleed.
13. Blijkens de bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen heeft het hof vastgesteld dat bij de verdachte niet alleen een klok maar ook een ander voorwerp met daarop een adelaar en hakenkruis is aangetroffen. Het hof heeft overwegingen gewijd aan de betekenis die deze symbolen hebben voor de verdachte en de mogelijke associaties die deze wekken. Het hof heeft in dat verband vastgesteld dat de verdachte heeft verklaard dat het hakenkruis ‘gewoon een verzameling is die [de verdachte] [heeft] vanuit de tweede wereldoorlog’, dat hij zich na een bezoek aan kamp Vught is gaan interesseren in de Tweede Wereldoorlog en dat ‘[m]ensen (…) een hakenkruis [associëren] met nazi dit en nazi zo.’ Het hof heeft voorts vastgesteld dat het hakenkruis een symbool is uit de Tweede Wereldoorlog dat werd gebruikt om het nationaalsocialistisch gedachtegoed uit te dragen en dat dit gedachtegoed stond voor de vernietiging en uitroeiing van joden, zigeuners en homoseksuelen.
14. Het gaat blijkens de vaststellingen van het hof dus niet om (een klok met) een ‘kaal’ hakenkruis zonder context of een context waarin het hakenkruis niet met het nationaalsocialisme wordt geassocieerd. Zo bezien heeft het hof, niettegenstaande zijn overweging dat het symbool het hakenkruis ‘op zichzelf’ beledigend is, bij zijn oordeel dat sprake is van een uitlating als bedoeld in artikel 137e, lid 1, aanhef en onder 1°, Sr, de (nationaalsocialistische) context meegewogen. In de overwegingen van het hof ligt mijns inziens aldus besloten het oordeel van het hof dat de verdachte met het openbaar maken van een klok met een hakenkruis de bedoeling had het gedachtengoed van het nationaalsocialisme uit te dragen. [10] Dat kennelijke oordeel acht ik gelet op hetgeen onder 9 voorop is gesteld niet onbegrijpelijk.
15. Voor zover het middel daarover klaagt, faalt het.
16. De omstandigheid dat de klok met het hakenkruis in de eigen woning van de verdachte hing doet daaraan niet af. De steller van het middel voert die omstandigheid aan om te onderbouwen dat de verdachte niet de bedoeling had om te beledigen of te provoceren, onder verwijzing naar een uitspraak van de Hoge Raad van 21 september 2010. [11] Voor zover de steller van het middel stelt dat uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte de bedoeling had om te beledigen of dat hij op een andere wijze wilde provoceren, stelt hij een eis die het recht niet kent. [12]
17. Ook anderszins treft het beroep op de uitspraak van de Hoge Raad van 21 september 2010 geen doel. De verdachte in die zaak had − volgens de vaststellingen van het hof − een vlag met daarop een afbeelding van een hakenkruis/swastika in de hal van zijn woning hangen, direct achter de voordeur en ter hoogte van het raam van die voordeur. Het hof overwoog dat de vlag voor het publiek vanaf de openbare weg duidelijk zichtbaar was en dat het volgens de verdachte ook zijn bedoeling was dat de vlag van buitenaf gezien zou worden. Onder deze omstandigheden oordeelde het hof dat de verdachte de betreffende afbeelding openbaar heeft gemaakt en willen maken in de zin van artikel 137e, lid 1, aanhef en onder 1°, Sr. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel, inhoudende dat de omstandigheid dat de verdachte de vlag in (de hal van) zijn woning had opgehangen meebrengt dat van ‘openbaar maken’ als bedoeld in artikel 137e, lid 1, aanhef en onder 1°, (oud) Sr geen sprake kan zijn, faalt. Daarbij overwoog de Hoge Raad op dat het hof voor de beantwoording van de vraag of sprake is van ‘openbaar maken’ in de zin van die bepaling terecht beslissend heeft geacht of de vlag vanaf de openbare weg voor het publiek zichtbaar was. Ik merk op dat ‘de uitdrukkelijke bedoeling’ van de verdachte daarbij niet wordt genoemd en aldus kennelijk geen rol speelde bij de uitleg van ‘openbaar maken’. De uitdrukkelijke bedoeling van de verdachte in die zaak was – zo begrijp ik het hof – relevant voor het opzet van de verdachte op het openbaar maken. Nu het middel geen klacht bevat over het opzet van de verdachte op het openbaar maken, laat ik deze problematiek hier verder rusten. Voor zover het middel met de verwijzing naar de plek waar de klok hing bedoelt te klagen dat geen sprake van ‘openbaar maken’ wijs ik erop dat dat het hof heeft vastgesteld dat de klok met het hakenkruis duidelijk zichtbaar was vanaf de openbaar weg. Het daarop berustende oordeel dat sprake was van ‘openbaar maken’ getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Ook in zoverre faalt het middel.
18. Tot slot merk ik nog op dat het hof weliswaar heeft overwogen dat de zichtbare aanwezigheid van nazisymbolen ‘beledigend [is] en (…) onmiskenbaar betrekking heeft op een groep mensen die door hun ras, geaardheid en/of godsdienst wordt gekenmerkt’, maar bewezen heeft verklaard dat sprake was van [VS: een voorwerp waarin is vervat] een uitlating die beledigend ‘voor een groep mensen, te weten: joden, wegens hun geloof beledigend was’. In de bewezenverklaarde handelingen is echter geen verwijzing naar een godsdienst te zien en – vanzelfsprekend – hangen niet alle joodse mensen per definitie het joodse geloof aan. [13] Nu het middel hierover niet klaagt, laat ik ook dit punt verder rusten.
19. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 Wet RO ontleende motivering. Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak gaat doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep op 20 december 2022. Gelet op HR 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492 kan echter worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Verder heb ik ambtshalve geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
20. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
plv. AG

Voetnoten

1.De (eigen waarneming van de) foto is niet voor het bewijs gebruikt. De foto bevindt zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken.
2.Het bestreden arrest houdt onder meer in: “Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van verdachte vrijspraak bepleit. Het hof heeft onmiddellijke na het onderzoek ter terechtzitting uitspraak gedaan in aanwezigheid van de raadsvrouw van verdachte, mr. E.M. Bakx. Het verweer van de verdediging is toen verworpen en dit is aldaar mondeling gemotiveerd. Deze motivering wordt opgenomen in het proces-verbaal van die zitting en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.”
4.HR 23 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9132,
5.Concl. A-G Vegter vóór HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:220,
6.Vgl. HR 14 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:220,
7.Zie HR 22 september 1987,
8.Vgl. A.L.J. Janssens & A.J. Nieuwenhuis, Uitingsdelicten, Deventer: Wolters Kluwer, 2019, p. 231.
9.HR 21 februari 1995,
10.Vgl. HR 21 februari 1995,
11.HR 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2483.
12.Vgl. HR 12 mei 1987,
13.Vgl. ook de conclusie van voormalig wnd. A-G C.J.G. Bleichrodt (onder 3.9) voor HR 15 september 2009, ECLI:NL:HR:BI4739.