2.3Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“
1. Een proces-verbaal artikel 9 WVW van 17 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag 2 t/m 4 procesdossier,
inhoudende (zakelijk weergegeven):
“Ik, bovengenoemde verbalisant, zag dat op genoemde dag, datum, tijdstip en plaats [verdachte] als bestuurder reed op genoemde weglocatie. Er is een onderzoek ingesteld naar aanleiding van: Negeren stopteken en wegrennen bestuurder. Na onderzoek bleek dat deze bestuurder een op zijn naam gesteld rijbewijs voor één of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor
een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard.”
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 1 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag 6 en 7 procesdossier;
inhoudende en zakelijk weergegeven als waarneming van verbalisanten:
“Op zaterdag 28 maart 2020, omstreeks 04.30 uur bevonden wij ons, verbalisanten, in uniform gekleed en rijdend in een onopvallende dienstauto op de voor het openbaar rij- en ander verkeer openstaand weg, [b-straat] te [plaats] . Wij zagen daar een bestuurder van een personenauto, merk; Volkswagen, [kenteken] rijden. Bij navraag in de politiesystemen bleek het kenteken te zijn afgegeven aan de ons ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1988 te [plaats] , wonende [c-straat 1] te [plaats] . Het was ons bekend dat het rijbewijs van deze [verdachte] ongeldig was verklaard. Wij gaven door middel van een stoptransparant aan deze bestuurder een stopteken. Wij zagen dat dat de bestuurder zijn voertuig tot stilstand bracht op [a-straat] te [plaats] . Wij reden toen direct achter deze auto en stopten op een paar meter achter de auto. Wij zagen dat de bestuurder zijn portier opende, uitstapte, naar achteren keek en vervolgens
zagen wij dat de bestuurder wegrende en verdween in de wijk. Wij herkenden de bestuurder voor 100% als zijnde [verdachte] , hierboven genoemd.”
3. Een geschrift, zijnde een kopie van een aangetekende brief van 10 oktober 2018 van [betrokkene 1] aan [verdachte] , pag 11 en 12 procesdossier,
“Dossiernummer Datum
2018000233 10 oktober 2018
Onderwerp: Uitslag onderzoek, besluit: rijbewijs ongeldig
Geachte [verdachte] ,
U heeft een onderzoek naar uw drugsgebruik gehad. De uitslag van het onderzoek is dat u niet geschikt bent om te rijden. Daarom verklaren we uw rijbewijs ongeldig
vanaf 17 oktober 2018. En mag u niet meer rijden.
Het onderzoek
U heeft onder meer een lichamelijk onderzoek, een psychiatrisch onderzoek en een urineonderzoek gehad. Het CBR heeft het onderzoeksrapport ontvangen.
Uit het onderzoek blijkt:
- misbruik van drugs conform de DSM-IV (-TR)-classificatie. Ook is de keurend arts tot de psychiatrische diagnose misbruik van drugs op basis van alle relevante gegevens gekomen.
- u bent nog niet gestopt met het drugsmisbruik.
Waarom is uw rijbewijs ongeldig?
Uit het onderzoek blijkt dat er bij u sprake is van drugsmisbruik. Volgens de regelgeving bent u. dan niet geschikt om te rijden. En u blijft ongeschikt, totdat u bent gestopt met het drugsmisbruik én dat een jaar volhoudt.
Wat moet u doen?
U mag niet rijden. Doet u dat toch, dan bent u strafbaar en kan er een gevangenisstraf, taakstraf en/of geldboete worden opgelegd.
[betrokkene 1]
Teammanager Vorderingen, divisie Rijgeschiktheid”
4. Een geschrift, zijnde een kopie van een brief van 14 januari 2020 van het CBR, divisie Rijgeschiktheid aan [verdachte] , pag. 11 CBR stukken,
inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderwerp Ontvangstbevestiging rijbewijs
Geachte [verdachte] ,
We hebben uw rijbewijs met nummer [001] van Centrale Verwerking Openbaar Ministerie te Utrecht ontvangen.
Met vriendelijke groet,
De algemeen directeur van het CBR (…)”
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2020059680-8 van 28 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1] ,
inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
“Op 28 maart 2020 omstreeks 04.25 uur reed ik met mijn collega [verbalisant 1] als bestuurder ineen opvallende dienstauto. Ik gaf de bestuurder van een personenauto met [kenteken] een stopteken. Ik zag dat de bestuurder zijn voertuig tot stilstand brachten ik zag dat de bestuurder zijn portier opende, half uitstapte en direct naar achteren keek. Ik stond op dat moment half naast de auto, met mijn hoofd boven het portier. Ik keek dus recht in het gezicht van de bestuurder. Ik herkende deze bestuurder direct als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] vervolgens wegrende. [verdachte] heeft meerdere malen met foto op de briefing gestaan en ik heb [verdachte] meerdere malen gesproken tijdens het werk”
6. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2020059680-7 van 28 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] ,
inhoudende voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
“De straat waarin wij tot stilstand kwamen betreft een hofje met voldoende straatverlichting. De koplampen van het dienstvoertuig schenen ook op het voertuig met [kenteken] , omdat ons voertuig enkele meters achter het voertuig stond. Ik zag een man uitstappen aan de bestuurderszijde. Tijdens het uitstapen keek de man mijn richting op. Hierdoor kon ik zijn gezicht goed zien. [verdachte] is mij ambtshalve bekend omdat hij bekend. Hierdoor heeft [verdachte] meerdere malen met foto bij ons op de briefing gestaan. Ik heb [verdachte] ook gesproken tijdens reguliere controles dan wel werkzaamheden.””