3.4Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2022 blijkt dat de raadsvrouw van de verdachte aldaar het woord tot verdediging heeft gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in (met weglating van voetnoten):
“FEIT 1 Poging doodslag / zware mishandeling
7. Ten tijde van het steekincident waren er veel mensen aanwezig op het strand. Enkel aangever en [getuige 2] wijzen cliënt aan als de dader. Cliënt stelt zich op het standpunt dat hij aangever niet heeft gestoken en meent dat aangever en [getuige 2] zich moeten hebben vergist.
8. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er veel vraagtekens moeten worden gezet bij de verklaringen van aangever en [getuige 2] . Er is sprake van onduidelijkheid en vele tegenstrijdigheden. Voordat deze verklaringen worden besproken zal de verdediging eerst stilstaan bij de situatie ter plaatse.
11. Aangever heeft meerdere verklaringen afgelegd bij de politie en is ook als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. De twee verhoren die in het ziekenhuis zouden hebben plaatsgevonden kan aangever zich eigenlijk niet meer herinneren. Hij heeft in het ziekenhuis ook morfine toegediend gekregen. Aangever weet niet meer wat hij heeft verklaard, of hij heeft verklaard, of hij de verklaringen heeft gelezen en of hij deze heeft ondertekend. Dit betreffen de verhoren waarin hij cliënt zou hebben herkend op de foto’s.
12. Tijdens het incident was aangever onder invloed van GHB. Sterker nog, aangever had de hele dag door GHB gebruikt. Om de 2 á 3 uur nam hij ongeveer 2,5 dan wel 3 milliliter GHB. Ook de dagen ervoor had hij GHB gebruikt. Bovendien heeft ook [getuige 2] verklaard dat aangever met een GHB-verslaving. Door aangever wordt over dit gebruik op de betreffende dag eigenlijk heel makkelijk gedaan en dat dit enkel een positieve invloed op hem zou hebben gehad. Maar 2,5 á 3 milliliter GHB, de hele dag door om de 2 á 3 uur.. Natuurlijk moet dit de waarneming en het geheugen van aangever hebben beïnvloed! Dit alleen al maakt dat er grote vraagtekens moeten worden gezet bij de verklaringen van aangever. Zeker nu hij de eerste verklaringen zich niet eens meer kan herinneren.
13. De verdediging is van mening dat de verklaringen van aangever onbetrouwbaar zijn en aldus ter zijde dienen te worden geschoven.
14. Maar daarnaast stelt de verdediging zich ook op het standpunt dat aangever zo tegenstrijdig en uiteenlopend heeft verklaard dat zijn verklaringen ook om die reden niet voor het bewijs mogen worden gebezigd en aldus moeten worden uitgesloten van het bewijs.
15. Het gaat om de volgende onjuistheden/tegenstrijdigheden:
- De jongen door wie hij zou zijn gestoken zou de hele tijd provocerend over het strand hebben gelopen met een muziekbox. Cliënt heeft ontkend een muziekbox bij zich te hebben gehad. Door geen enkele getuige wordt gezien dat cliënt met een muziekbox heeft gelopen. Er is ook geen muziekbox bij cliënt gezien/aangetroffen.
- De dader zou hem een kopstoot hebben gegeven waarna aangever hem een vuistslag heeft gegeven. Geen enkele getuige heeft een kopstoot gezien, ook [getuige 2] niet. Ook cliënt ontkent dat hij een kopstoot heeft gegeven.
- De dader zou hebben gezegd wil je dood ofzo, of ik maak je dood. Geen enkele getuige heeft dit gehoord. Ook [getuige 2] niet terwijl zij dichtbij aangever zou hebben gestaan.
- De dader zou met beide handen iets hebben uitgeklapt, het deed hem denken aan een Rambo-mes. In zijn volgende verklaring geeft hij echter aan dat het zo snel ging en donker was dat hij het niet erg goed kon zien. Geen enkele andere getuige heeft gezien dat er een mes werd uitgeklapt. De verdachte was zeker wel
1,5 kop groter(aangever is 1,72m), had
korte dreadsen een smal postuur. Hij had een
hemdjeaan (
kleur weet hij niet) en hij praat met een
Antilliaans accent. In zijn volgende verhoor wordt aangever geconfronteerd met foto’s van cliënt. De politie laat enkel deze foto’s zien en vraagt direct of aangever deze man herkent als degene die hem heeft gestoken. Bovendien staat er op de foto de tekst ‘digie_tmb’. Alle getuigen hebben verklaard dat er werd gezegd dat [verdachte] de dader was, maar niemand kon een verklaring geven waarop dat zou zijn gebaseerd. Maar dit kan natuurlijk wel de verklaring van aangever hebben beïnvloed.
- Bij het tonen van foto 1 geeft aangever aan:
volgensmijis dat hem wel. Met andere woorden: hij weet het dus niet zeker. Bij het tonen van foto 2 en 3 (weer foto’s van cliënt) wordt nogmaals aan aangever gevraagd of hij de man herkent als degene die hem heeft gestoken. Dan zegt aangever:
“Ja, man! Dat is hemvolgens mijwel. Ik ken hem verder niet maar op de foto wel. Volgens mij heeft hij nugeen baardjemeer, hij heeft zijn haar aande zijkanten opgeschorenen hij droeg een petje.”.
De politie is ten tijde van de enkelvoudige fotoconfrontatie sturend en de verdediging stelt zich op het standpunt dat de enkelvoudige fotoconfrontatie onjuist is uitgevoerd en de uitkomst dan ook niet als bewijs mag worden gebruikt. Maar daarnaast valt ook op dat aangever steeds aan geeft dat dat hem volgens mij wel is. De verdediging maakt hieruit op dat hij het dus niet volledig zeker weet. De rechtbank heeft in het vonnis opgenomen dat de verklaring van aangever na het tonen van foto’s van (overigens uitsluitend) verdachte, niet erg overtuigend is. De rechtbank heeft echter nagelaten een beslissing te nemen op het uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdediging dat er hier sprake is van een sturende, onjuist uitgevoerde enkelvoudige fotoconfrontatie en dat deze – toch wel vage en twijfelachtige herkenning – dient te worden uitgesloten van het bewijs.
- Bij de rechter-commissaris heeft aangever verklaard dat inderdaad 3 foto’s aan hem zijn getoond tijdens een verhoor en dat op één foto de persoon er net zo uit zag als op de dag van het incident. Echter, op de foto’s (p. 81-83) is cliënt te zien met korte dreads of met gekleurd haar. Tijdens het verhoor bij de politie heeft aangever het over opgeschoren haar aan de zijkant en dat hij
geen baardjehad. Dit komt dus met
geen enkelefoto overeen.
- Bovendien is op pagina 20 van het procesdossier een foto van 1 juli 2020 te zien op de ID-staat van cliënt. Zo zag cliënt eruit zeer kort na het incident ten tijde van de aanhouding. Hierop is te zien dat cliënt
geen korte dreadsheeft en dat hij
wel een baardjeheeft. Bij de rechter-commissaris omschrijft aangever de dader ineens
weer wel met wat baardgroeien had hij
donkere kledingaan. Kortom, er wordt gewisseld over het signalement maar cliënt voldoet in ieder geval niet aan de omschrijving zoals door aangever is gegeven.
- Op 30 juni 2020 wordt aangever nogmaals telefonisch gehoord en verklaarde hij dat de dader een
donkere korte broekdroeg en met een
ontbloot bovenlichaamhad rondgelopen. Om zijn nek zou hij een JBL box hebben gedragen en had hij een opvallend bovengebit met gouden tanden. Bij de rechter-commissaris heeft aangever echter weer verklaard dat hij zelf niet heeft gezien dat de dader met een ontbloot bovenlichaam rondliep maar dat hij dit had gehoord. Ook
wist hij niet zeker of de dader gouden tandenhad. Op 29 juni 2020 toen aangever aan de politie een foto liet zien, welke hij van zijn volgers toegestuurd had gekregen op social media, liet hij weten dat hij cliënt herkende als zijnde de dader. Hij zag ineens de grill op de foto en gaf toen aan dat de dader ten tijde van het incident ook een
grilldroeg. Aangever wisselt hier dus nogal over en het lijkt erop dat hij zich sterk laat beïnvloeden door foto’s.
- Voordat het incident gebeurde zat de dader volgens aangever aan de pols van [getuige 2] te trekken en zei hij dat hij haar van hem af zou pakken. [getuige 2] heeft hier bij de rechter-commissaris verbaasd op gereageerd. Niemand heeft aan haar pols getrokken en ook niemand heeft gezegd dat iemand haar zou afpakken van [aangever] .
Zoals blijkt uit de foto’s van cliënt op de scooter alsmede van de foto van zijn ID-staat alsmede uit de verklaring van cliënt had cliënt de betreffende avond zeer kort haar, een baardje, een wit (dan wel lichtgroen) t-shirt met korte mouwen en een lange donkere spijkerbroek aan. De door aangever gegeven signalementen komen
nietovereen met het signalement van cliënt.
16. [getuige 2] heeft ook meerdere verklaringen afgelegd. [getuige 2] wijst cliënt aan als zijnde de dader. Echter, de verdediging zet veel vraagtekens bij de verklaringen van [getuige 2] en stelt zich op het standpunt dat haar verklaringen onbetrouwbaar, tegenstrijdig en ongeloofwaardig zijn en aldus ter zijde dienen te worden geschoven.
17. Het gaat om de volgende onjuistheden/tegenstrijdigheden:
- Ten eerste heeft [getuige 2] bij de politie verklaard dat ze het niet allemaal heel goed heeft kunnen zien omdat het heel donker was. [getuige 2] stond op ongeveer 3 meter afstand en denkt dat zij de enige is die het van dichterbij heeft gezien. Toch wel opmerkelijk nu zowel cliënt, [getuige 3] , [getuige 1] en [getuige 4] allen hebben verklaard dat er nog meer mensen in de buurt van aangever stonden.
- Ondanks dat [getuige 2] op 3 meter afstand stond heeft zij
geen kopstooten ook
geen vuistslaggezien. Het steken heeft zij wel gezien. Terwijl zij in eerste instantie heeft verklaard dat zij het niet allemaal heel goed heeft kunnen zien omdat het heel donker was.
- [getuige 2] zag dat er een gesprek gaande was wat escaleerde waarna de personen met de hoofden tegen elkaar aan gingen staan. [aangever] ging vervolgens iets naar voren en toen kwam de steekbeweging. Dit houdt dus in dat [getuige 2] geen kopstoot (wat cliënt ook heeft ontkend) en geen vuistslag heeft gezien. Ook niet dat cliënt op de grond is gevallen zoals door aangever, cliënt en [getuige 3] is verklaard. Aangever zou volgens hem zelfs zijn gestoken op het moment dat de dader weer omhoog kwam. Hoe kan [getuige 2] dit dan hebben gemist. Het steekmoment klopt niet.
- Bij de politie heeft [getuige 2] verklaard dat zij zag dat aangever werd gestoken met een mes. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] verklaard dat zij geen mes heeft gezien en ook niet of de dader iets in zijn hand had. Vervolgens heeft zij toch weer wel iets in zijn hand gezien maar niet letterlijk een mes. Het is volgens haar logisch dat als zij iemand een steekbeweging ziet maken iemand dan ook meteen een mes in zijn handen moet hebben. En dan ineens zou ze er toch weer wel goed zicht op hebben gehad.
- Dan verklaart [getuige 2] dat het donker was en het enige licht dat er was afkomstig was van de muziekbox en de telefoons. De muziekbox had [aangever] om. In tegenstelling tot de verklaring van [aangever] zelf dat de dader deze om zou hebben gehad.
- [getuige 2] heeft cliënt pas op die betreffende dag voor het eerst ontmoet. Zij kende hem dus nog helemaal niet. In hoeverre is zij dan in staat geweest om cliënt te herkennen als zijnde de dader nu zij slecht zicht heeft gehad op het incident, het heel erg donker was en er meerdere personen bij stonden? Cliënt heeft immers verklaard dat hij werd geslagen door aangever waarna er iemand tussen is gekomen en aangever vervolgens door een andere persoon moet zijn gestoken. Heeft [getuige 2] misschien niet gezien dat er in die snelheid iemand anders tussen is gekomen en vervolgens de aangever heeft gestoken? Het was immers erg donker en bovendien heeft [getuige 2] ook verklaard dat zij niet alles vanaf het begin tot het einde 100% heeft gezien. Heeft [getuige 2] misschien, net als bij het mes, zelf de conclusie getrokken dat als zij eerst ziet dat cliënt en aangever een discussie met elkaar hebben en even later aangever wordt gestoken dit dan ook automatisch cliënt moet zijn geweest? Ze heeft immers ook verklaard dat na het steekincident, wat zij eigenlijk helemaal niet heeft gezien, de menigte op hen afkwam. Er was dus veel meer mensen in de omgeving. En juist op het moment dat het steken zou hebben plaatsgevonden was de menigte aanwezig. Vele mogelijke daders dus!
18. Aangever en [getuige 2] zijn dus de enige getuigen die cliënt aanwijzen als de dader. Aangever en [getuige 2] zijn echter ook goede vrienden van elkaar. Na het incident hebben zij nog vaak met elkaar gesproken over het incident, de dader en wat zij zelf hebben gezien van het incident. De kans is dus erg groot dat zij elkaar hebben beïnvloed.
19. Beiden kenden mijn cliënt nog niet. Zij hebben hem die betreffende avond pas voor het eerst gezien. In hoeverre kunnen zij mijn cliënt dan goed hebben herkend? Aangever moet zwaar onder invloed zijn geweest, het was ter plaatse erg donker en [getuige 2] heeft niet alles van het incident meegekregen. Er is door meerdere getuigen verklaard dat er veel mensen met een donkere huidskleur op het strand aanwezig waren. Wordt cliënt niet verward met een ander persoon? Cliënt had immers geen dreadlocks, droeg geen donkere kleding (sterker nog, hij droeg een wit/lichtgroen t-shirt), liep niet in ontbloot bovenlichaam, had geen JBL muziekbox om zijn nek en droeg ook geen gouden grill. En daarbij blijkt ook uit de tapgesprekken van cliënt dat er over de mogelijke dader wordt gesproken. Iemand met ook een donkere huidskleur, dreads en gouden tanden. Voldoet in ieder geval meer aan het gegeven signalement dan dat cliënt doet.
20. Waarom is hier verder geen onderzoek naar gedaan? Er is enkel onderzoek gedaan naar mijn cliënt, terwijl mijn cliënt van begin af aan heeft ontkend. Enkel omdat de naam van mijn cliënt ten ronde ging is er door middel van tunnelvisie de focus alleen op mijn cliënt geweest. Er waren zoveel mensen aanwezig op het strand, het was zo donker, de mensen waren onder invloed. Des temeer reden om zorgvuldig onderzoek te doen en alle mogelijkheden te bekijken!
21. Bovendien heeft [verbalisant] in het inleidende proces-verbaal opgemerkt dat [getuige 2] bij het slachtoffer aanwezig bleef en er toen ook van haar een getuigenverklaring is opgenomen. Het is ook [getuige 2] die direct een foto van cliënt aan de politie laat zien (p. 59). Op deze foto staat cliënt met korte dreads. Dit betreft een oude foto met een oud kapsel. Ten tijde van het incident had cliënt helemaal geen korte dreads. De verdediging leest het dossier zo dat [getuige 2] deze foto heeft laten zien/overhandigd aan de politie en een verklaring heeft afgelegd in het bijzijn van aangever. Het is opvallend dat aangever het in zijn eerste verhoor heeft over korte dreads. Later komt hij hier weer op terug, dan zou de dader een pet op hebben gehad en was de zijkant van het haar opgeschoren. De verdediging gaat er dan ook vanuit dat, gelet op de ontkennende verklaring van cliënt, aangever is beïnvloed door [getuige 2] . De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat, gelet op wat er reeds naar voren is gebracht, de aangever en getuige onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn. De verdediging geeft daarmee aan dat zij vindt dat er ook geen sprake is van wettig bewijs in deze zaak.
22. De onschuld van cliënt blijkt ook uit andere getuigenverklaringen in het dossier.
23.
[getuige 1]heeft ter plaatse de vermoedelijke dader als volgt omschreven: getinte huidskleur, ronde ogen, paardenbekkie, iel gebouwd en een miezerig mannetje. Cliënt voldoet hier echter niet aan. Cliënt heeft geen ronde ogen en is ook geen miezerig mannetje om te zien. Zodra [getuige 1] wordt geconfronteerd met een foto van cliënt geeft zij aan dat zij vermoed dat de man op de foto degene is die aangever heeft gestoken. Echter, zij kon
niet met zekerheidzeggen of die persoon aangever heeft gestoken. Bovendien stond zij op 6 á 8 meter afstand en is zij nachtblind waardoor zij vanaf 8 meter niet goed kan zien.
24. Tevens heeft [getuige 1] verklaard dat zij een man tegenover aangever zag staan en dat er nog wat mensen in de buurt van hem stonden. Aangever en de man stonden met de gezichten naar elkaar toe gekeerd. Zij hielden elkaar vast en toen zag zij dat er een voorwaartse beweging werd gemaakt. Vervolgens riep aangever dat hij was gestoken en werd het een chaos. Vervolgens zag zij dat iemand uit die groep bij aan ander achterop de scooter sprong.
25. Deze getuige bevestigt de verklaring van cliënt dat aangever door iemand anders dan cliënt is gestoken. Er stonden dus nog meer personen in de buurt van aangever en er was dus nog een scooter daar ter plaatse. Deze getuige heeft namelijk gezien dat een persoon uit die groep bij iemand achterop de scooter sprong. Zoals op de camerabeelden is te zien reed cliënt alleen op een scooter en zat hij dus niet bij iemand achterop. Er zijn immers ook getuigen die een persoon, vermoedelijk mijn cliënt, alleen op een scooter hebben zien wegrijden.
36. Kortom, de verdediging stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs nu niet kan worden vastgesteld dat cliënt de persoon is geweest die aangever heeft gestoken. Cliënt dient derhalve te worden vrijgesproken.”