ECLI:NL:PHR:2025:321

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
24/00329
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag tegen beslag op gouden armband ex art. 94 Sv

In deze zaak gaat het om een beklag tegen het beslag op een gouden armband, ingesteld door de klager. De rechtbank Amsterdam heeft op 11 december 2023 het klaagschrift van de klager, dat strekte tot opheffing van het beslag en teruggave van de armband, ongegrond verklaard. De klager had gesteld dat op 21 augustus 2023 onder hem een gouden armband in beslag was genomen. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft echter schriftelijk gereageerd en geconcludeerd dat er geen inbeslagname heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard zonder de klager te horen, wat in strijd is met de wettelijke bepalingen van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad heeft inlichtingen ingewonnen bij de rechtbank en vastgesteld dat er geen openbare raadkamerzitting heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft het klaagschrift schriftelijk afgedaan, wat niet is toegestaan volgens de wet. De Hoge Raad concludeert dat de klager ten onrechte niet is gehoord en dat de beschikking van de rechtbank nietig is. De conclusie strekt tot vernietiging van de beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/00329 B
Zitting18 maart 2025
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klager],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
hierna: de klager.

1.Het cassatieberoep

1.1
De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 11 december 2023 het klaagschrift ex art. 552a Sv van de klager strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan de klager van een onder hem in beslag genomen “gouden armband”, ongegrond verklaard.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager. G.L.D. Thomas, advocaat in Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld. Het middel gaat over de door de rechtbank gevolgde procedure, in het bijzonder over de omstandigheid dat de klager niet is gehoord.

2.De procedure

2.1
Op grond van de stukken van het geding kan van het volgende procesverloop worden uitgegaan.
2.2
Het klaagschrift is op 29 augustus 2023 ingediend. Daarin wordt gesteld dat op 21 augustus 2023 onder klager een gouden armband in beslag is genomen en wordt verzocht om teruggave van die armband.
2.3
Op 25 september 2023 heeft het openbaar ministerie schriftelijk op het klaagschrift gereageerd. Daarin wordt geconcludeerd dat er niets in beslag is genomen en indien was gebleken dat de armband wel in beslag was genomen het OM zich niet tegen teruggave verzet.
2.4
Het klaagschrift is bij beschikking van 11 december 2023 ongegrond verklaard. De beschikking houdt het volgende in:

Procedure
Het klaagschrift is op 29 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
Beklag
Het beklag strekt tot teruggave een gouden armband die op 21 augustus 2023 onder klager in beslag zou zijn genomen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie concludeert dat er geen inbeslagname heeft plaatsgevonden. Bij de insluitingsfouillering op 21 augustus 2023 zijn een aantal goederen ingenomen, waaronder twee gouden kettingen. Verzoeker is dezelfde dag door de politie heengezonden waarbij hij de betreffende goederen weer heeft meegekregen. Indien de gouden armband per abuis is geverbaliseerd als ‘gouden ketting’ dan zou klager deze bij heenzending op 21 augustus 2023 retour hebben ontvangen.
Beoordeling
Uit de stukken blijkt niet dat onder klager een gouden armband in beslag is genomen. Ook heeft klager anderszins onvoldoende aannemelijk gemaakt dat onder hem een gouden armband in beslag is genomen. Het klaagschrift zal daarom ongegrond worden verklaard.”
2.5
De beschikking van de rechtbank houdt niet in dat het klaagschrift in openbare raadkamer is behandeld. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken, ontbreekt bovendien een proces-verbaal van het verhandelde in raadkamer. Daarop heeft de Hoge Raad inlichtingen ingewonnen bij de rechtbank. Dit heeft geleid tot een verklaring van de rechtbank die onder meer het volgende inhoudt:
“Gelet op het standpunt van het Openbaar Ministerie dat geen inbeslagname heeft plaatsgevonden, heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard.
De rechtbank zag geen noodzaak tot het horen van partijen op zitting en heeft er daarom voor gekozen het klaagschrift schriftelijk af te handelen.”

3.Het middel

3.1
Het middel bevat de klacht dat de klager door de rechtbank ten onrechte niet is gehoord.
3.2
Op grond van artikel 23 lid 2 Sv moeten door de raadkamer het openbaar ministerie, de verdachte (in dit geval: de klager) en andere procesdeelnemers worden gehoord, althans hiertoe worden opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Art. 552a lid 7 Sv bepaalt dat het klaagschrift tijdens een openbare raadkamerzitting dient te worden behandeld. [1] Van het onderzoek ter zitting van de raadkamer moet op grond van art. 25 lid 1 Sv door de griffier een proces-verbaal worden opgemaakt, vastgesteld, ondertekend en bij de processtukken worden gevoegd.
3.3
Uit de bestreden beschikking en uit de nader ingewonnen inlichtingen bij de rechtbank blijkt dat er geen openbare raadkamerzitting heeft plaatsgevonden waarop de klager is gehoord. Volgens de door de rechtbank verstrekte inlichtingen zag de rechtbank geen noodzaak tot het horen van partijen op zitting en is het klaagschrift daarom schriftelijk afgehandeld. Kennelijk heeft de rechtbank – na kennisname van het schriftelijke standpunt van het openbaar ministerie – gemeend dat de zaak voldoende duidelijk was en geoordeeld dat er geen inbeslagname heeft plaatsgevonden.
3.4
Deze wijze van afdoening is in strijd met de hiervoor besproken wettelijke bepalingen. De wet biedt geen mogelijkheid om het klaagschrift schriftelijk af te doen zonder openbare behandeling in raadkamer. Ook niet als de rechtbank zich op grond van de schriftelijke stukken reeds voldoende voorgelicht acht. Dat kennelijke oordeel van de rechtbank klemt hier overigens temeer omdat de klager niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op het schriftelijke standpunt van het openbaar ministerie en de rechtbank in de beschikking bovendien heeft overwogen dat de klager ook “anderszins onvoldoende aannemelijk [heeft] gemaakt dat onder hem een gouden armband in beslag is genomen.” Op grond waarvan de rechtbank tot deze vaststelling komt blijft in het ongewisse.
3.5
Wat daar ook van zij, het verzuim om het klaagschrift op een openbare raadkamerzitting te behandelen waar (onder meer) de klager wordt gehoord, leidt tot nietigheid van de beschikking. [2]

4.Slotsom

4.1
Het middel slaagt.
4.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
4.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 22 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:854, rov. 2.3. Tijdens de COVID-periode heeft de HR wel een aantal keer geaccordeerd dat klaagschriften – met toestemming van de partijen – schriftelijk werden afgedaan. Zie bijvoorbeeld HR 2 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1497.
2.Vgl. HR 19 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ1663, rov. 3.5 en HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5512, rov. 3.