Conclusie
3.Het eerste namens de verdachte voorgestelde middel
(…)
3. Indien bij de toepassing van artikel 14a een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak is de verdachte, geboren in 1968, door het gerechtshof Den Haag op 26 juni 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft de toelaatbaarheid van bijzondere voorwaarden, waaronder de inname van medicijnen, die door de reclassering zijn voorgesteld. De advocaat-generaal (AG) concludeert dat de bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling, wettelijk zijn toegestaan en dat er geen sprake is van onvrijwilligheid. De AG stelt dat de opgelegde gevangenisstraf moet worden verminderd, maar dat het beroep voor het overige moet worden verworpen. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij twee middelen zijn voorgesteld. Het eerste middel betreft de onverenigbaarheid van de bijzondere voorwaarden met de wet, terwijl het tweede middel de schending van de inzendtermijn in de cassatiefase aan de orde stelt. De conclusie van de AG strekt tot vernietiging van de gevangenisstraf, maar verwerping van de overige beroepen. De zaak roept vragen op over de rechtszekerheid en de precisie van bijzondere voorwaarden in het strafrecht, vooral met betrekking tot de inname van medicijnen en de implicaties daarvan voor de rechten van de verdachte.