ECLI:NL:PHR:2025:4

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
23/02544
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met valse sleutels en medeplegen diefstal met geweld

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1994, veroordeeld door het gerechtshof Den Haag voor diefstal met geweld en diefstal met valse sleutels. De feiten vonden plaats op 15 januari 2022, toen de verdachte samen met een mededader de woning van het slachtoffer binnendrong. Het slachtoffer werd met geweld bedreigd en vastgebonden, terwijl de verdachten goederen uit zijn woning, waaronder een auto, wegnamen. De verdachte werd later die dag aangehouden in de gestolen auto. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Het hof oordeelde echter dat de verklaringen van het slachtoffer, ondanks enkele details die varieerden, in grote lijnen consistent waren en ondersteund werden door ander bewijs, zoals telefoongesprekken en aangetroffen goederen. De verdediging stelde ook dat er geen DNA- of camerabeelden waren die de verdachte konden verbinden aan de overval, maar het hof verwierp deze argumenten. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en kreeg een contactverbod opgelegd.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/02544
Zitting7 januari 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 30 juni 2023 door het gerechtshof Den Haag wegens onder 1 “diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” en onder 2 “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft het hof een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid in de vorm van een contactverbod opgelegd en beslist op de vordering van de benadeelde partij en in verband daarmee aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
1.2
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.

2.Het eerste middel

2.1
Het middel klaagt over de afwijking door het hof van standpunten van de verdediging over het bewijs. Voordat ik het middel bespreek, geef ik de bewezenverklaring en een deel van de bewijsvoering weer.
2.2
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij op 15 januari 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon iPhone 11 en een Playstation 5 en een headset en een controller en meerdere kledingstukken (te weten handschoenen en schoenen en een jas) en een MacBook en autosleutels (behorende bij een Mercedes), die aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [aangever] naar binnen, zijn woning in te duwen en
- die [aangever] op de grond te duwen en
- een zak over het hoofd van die [aangever] te doen en
- die [aangever] in een nekklem vast te pakken en
- die [aangever] op zijn bed te gooien en
- die [aangever] meermalen te slaan/stompen op/tegen het lichaam en
- tie-rips om de polsen van die [aangever] te doen en
- die [aangever] een mesje te tonen en (daarbij te zeggen ‘Ik steek jou neer als ik dat wil’ en/of ‘Als jij los probeert te komen, dan steken we met dit mes, althans woorden van gelijke aard/strekking en
- te zeggen ‘Je moet niet de politie bellen anders ben je nog verder van huis en anders komen we nog een keer met tien man en ben je je auto kwijt en die rijd ik in de sloot en jouw spullen verkopen we dan gewoon
2.
hij op 15 januari 2022 te [plaats] een auto Mercedes, kenteken [kenteken] , die aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het gebruik van een niet aan hem, verdachte en/of zijn mededader, toebehorende autosleutel”.
2.3
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het proces-verbaal van aangifte van Politie, eenheid Den Haag, nr. PL1500-2022014744-7, d.d. 15 januari 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende -zakelijk weergegeven- (blz. 16-22):
als de op 15 januari 2022 afgelegde verklaring van [aangever] :
Ik doe aangifte van afdreiging, bedreiging, vrijheidsontneming, mishandeling en diefstal. Ik ben woonachtig op het [a-straat 1] te [plaats] . Vandaag, 15 januari 2022, was ik thuis. Ik hoorde omstreeks 11:05 uur de voordeurbel. Ik keek naar buiten en zag een groene jas. Ik zag een jongen voor mijn deur staan. Die noem ik nummer twee. Ik zag vervolgens een tweede jongen om de hoek van de voordeur staan en die noem ik nummer één. Die jongen is genaamd [verdachte] .
Het signalement van jongen twee is als volgt:
Ik denk beetje zelfde leeftijd als [verdachte] , ongeveer tussen 1,85 mtr en 1,90 mtr lang, postuur stevig/gezet, licht getinte huidskleur. Jongen twee heb ik nooit eerder gezien.
[verdachte] ken ik van werk. Ik ken hem ongeveer vanaf september 2021. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij naar binnen duwde en mij tegen de grond aan duwde bij het keukenkastje. Ik werd op de grond gegooid. Het keukenkastje bevindt zich op ongeveer één meter van de voordeur af. Toen ik dus op de grond lag in de keuken zag ik dat man twee een zak in zijn handen had. Ik zag dat dit een zwartkleurige soort stoffen tas was met twee hengsels eraan. Ik zag en voelde dat man twee die zak over mijn hoofd deed.
Ik voelde dat ik opgepakt werd met een soort nekklem. Ik voelde dat die nekklem erg veel pijn deed. Ik voelde dat ik minder en minder lucht kreeg. Ik dacht dat ik ging stikken. Ik vroeg een paar (het hof begrijpt:) keer of [verdachte] mij los kon laten, omdat ik geen lucht kreeg en [verdachte] zei: "Nee, je krijgt pas lucht als ik dat wil." Ik voelde dat ik op het bed werd gegooid. Ik voelde nog steeds dat een mij nog steeds bleef wurgen en dat eentje mij sloeg. Ik voelde dat ik klappen kreeg tegen de linkerkant van mijn zij. Ik voelde dat ik zeker een keer of zeven geslagen werd in mijn linkerzij. Ik zag en voelde dat de zak van mijn hoofd afgetrokken werd. Ik zag dat man twee mijn telefoon in zijn handen had. Ik zag en voelde vervolgens dat er een deken over mijn hoofd getrokken werd. Ik zag dat [verdachte] dit deed en eigenlijk ook man twee. Ze wisselden elkaar af. Ik zag dat [verdachte] vervolgens mijn handen vasthield en ik zag dat man twee twee tiewraps om mijn polsen deed. Ik voelde pijn omdat de tiewraps strak zaten. Deze sneden in mijn polsen. Ik zag dat man twee een aardappelschilmesje uit mijn keukenla had gepakt. Dit was een aardappelmesje, waarmee hij ook heeft gedreigd en zei: "ik steek jou neer als ik dat wil". Ik zag dat man twee voor mij stond en zei dat als ik niet zou stoppen met tegenstribbelen, hij mij zou steken. Ik hoorde dat zij beiden zeiden: "Als jij los probeert te komen, dan steken we met dit mes." Op het moment dat ik op het bed lag zag ik dat [verdachte] en man twee afzonderlijk van elkaar spullen uit mijn woning hadden gehaald. Ik zag dat man twee mijn Playstation 5 had meegenomen. [verdachte] en man twee hebben eerst spullen verzameld en toen zijn ze naar de auto gelopen. Op het moment dat zij niks meer konden vinden in mijn huis hoorde ik dat [verdachte] en man twee zeiden: "we willen dat je niet de politie belt." Ik zag dat [verdachte] mij in de wc zette en mij door de deuropening in de gaten hield. Ik denk dat ik ongeveer tien minuten of een kwartier in de wc heb gezeten. Ik zag vervolgens man twee in de deuropening en hoorde dat hij met een dreigende houding tegen mij zei: "Je moet niet de politie bellen anders ben je nog verder van huis anders komen we nog een keer met tien man en ben je je auto kwijt en die rijd ik de sloot in en de spullen van jouw die verkopen we dan gewoon". Ik hoorde dat [verdachte] toen zei: "Ik neem je auto mee". Ik zag dat [verdachte] en man twee mijn woning uitgingen. Ik ben na vijf minuten van de wc afgekomen en heb mijn tiewraps af gedaan en naar de buurman gegaan van [nummer 1] . Ik ben ook naar een andere buurman gelopen op [nummer 2] . Ik ken hem als [naam] . Ik heb alles uitgelegd aan hem en hij zei: "bel de politie". [naam] heeft de politie gebeld. Ondertussen heeft iemand mijn telefoon gevonden op de parkeerplaats bij mij voor de deur. Ik zag vervolgens dat na ongeveer vijf minuten de politie voor de deur stond. De politie vroeg aan mij of zij de telefoon konden gebruiken voor onderzoek en dat vond ik goed. Mijn telefoon is een iPhone 11 Max pro, kleur groen met zwart hoesje, [telefoonnummer 1] . Na ongeveer twintig minuten nadat de politie er was, werd ik gebeld. Ik nam op terwijl de politie naast mij stond en zette hem op luidspreker. Ik hoorde gelijk dat het [verdachte] was. [verdachte] zei: "Bro, ik dacht dat wij wat hadden afgesproken, je bent verder weg van huis, ik kom vast te zitten, mijn mannen die heb ik al gewaarschuwd, die weten dat de politie achter mij aan zit en die gaan op zoek naar jou". [verdachte] zei ook: "Nee, ik heb de politie achter mij aan en nu ben ik de lul en dus ben jij ook de lul". Het is dus allemaal om 200 euro gegaan. Een tikkie van 200 euro wat ik [verdachte] nog verschuldigd was.
Van wat ik tot nu toe heb gezien ben ik de volgende goederen kwijt: - Playstation 5, headset en controllers - drie of vier paar schoenen van het merk Nike, Chanel, Lanvin en nog een paar dozen - Supreme X Louis Vuitton handschoenen, bandana - mijn Macbook met muis - jas, merk Supreme, kleur zwart - bandana Faux Fur. Ook is mijn auto dus gestolen, merk Mercedes, CLA 200 diesel, kleur zwart, kenteken [kenteken] . Door de klappen in mijn zij heb ik nu pijn, vooral mijn rug doet pijn.
als opmerking van de verbalisant:
Ik heb foto's van het letsel opgenomen en deze zelf ook gezien. De foto's maken deel uit van het onderzoek.
2. Het proces-verbaal van de rechter-commissaris d.d. 4 april 2022, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank Den Haag. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven-:
als de op 4 april 2022 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [aangever] :
48. Zij hadden mijn auto gestolen. U vraagt waar mijn autosleutel was. Die hadden zij meegenomen.
49. U vraagt mij hoe dat dan zit met de sleutel van mijn auto. Die heeft [verdachte] van de magnetron gepakt.
50. Hij zei: ik neem je autosleutel en auto mee.
51. U vraagt of dit allemaal is gezegd toen ik op de wc zat. Ja. U vraagt wat er daarna gebeurde. Toen merkte ik dat [verdachte] opeens weg was. Mijn telefoon en sleutel had hij meegenomen.
53. U vraagt naar het moment dat ik op de wc zat en ervan uitging dat zij niet meer terug zouden komen. Ik deed mijn hoofd naar buiten en deed met mijn voet de voordeur dicht. Vervolgens heb ik met twee vingers een schaar gepakt, het scherpe gedeelte tussen de tiewraps gemanoeuvreerd en net zolang gewrikt totdat de tiewrap stuk was.
[…]
4. Het proces-verbaal van bevindingen van politie, eenheid Den Haag, nr. PL1500-2022014744-2, d.d. 15 januari 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven- (blz. 31-32):
als relaas van de [verbalisant 1] :
Op 15 januari 2022 bevonden wij, verbalisanten, ons in uniform gekleed en met noodhulp surveillance belast in de gemeente [plaats] . Wij kregen een melding op de [a-straat 1] te [plaats] voor een mogelijke woningoverval. Wij reden het terrein op. Wij zagen dat dat een persoon zich voorstelde als slachtoffer. Wij hoorden het slachtoffer, genaamd [aangever] , verklaren dat hij zojuist was overvallen door twee personen en tegen zijn wil in is gehouden. [aangever] verklaarde dat één persoon herkende als:
[verdachte]
Geboren [geboortedatum] 1994 ( […] ) [telefoonnummer 2] .
[aangever] verklaarde dat persoon 1 zei, laat dit een waarschuwing zijn, haal geen politie erbij. Vervolgens kwam persoon 2 de WC ingelopen en dreigde de moeder van [aangever] iets aan te doen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen van politie Eenheid Den Haag, nr. PL1500-2022014744-5, d.d. 15 januari 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende - zakelijk weergegeven- (blz. 33-35):
als relaas van de [verbalisant 2] :
Op zaterdag 15 januari 2022, omstreeks 13:20 uur, begaf ik mij naar het [a-straat 1] te [plaats] , alwaar de bewoner door twee personen zou zijn overvallen. Bij de overval werden meerdere goederen uit de woning weggenomen, alsmede de auto van de aangever. Dit betrof een zwarte Mercedes CLA voorzien van het kenteken [kenteken] . Het slachtoffer betrof: [aangever] , geboren op [geboortedatum] 1990. [aangever] verklaarde dat een van de verdachten van de overval een collega van hem was, genaamd [verdachte] . Teneinde de verdachten te kunnen aanhouden werd het kenteken van de weggenomen Mercedes CLA in de ANPR gezet, om zodoende de auto op te kunnen sporen. Via het kanaal van het operationeel centrum van de Eenheid Den Haag werd gemeld dat de auto was gesignaleerd op de A10 in Amsterdam en dat collega's van de Eenheid Amsterdam reeds achter het weggenomen voertuig reden. Op dat moment werd [aangever] gebeld door, kennelijk, één van de overvallers die op dat moment in de weggenomen Mercedes CLA reed. [aangever] stond op de galerij, voor zijn woning met collega [verbalisant 1] . Ik, [verbalisant 2] , zag dat [aangever] zijn telefoon voor zich vast had. Ik zag en hoorde dat hij in gesprek was. Ik begreep van collega [verbalisant 1] , dat [aangever] in gesprek was met één van de overvallers. Ik zag dat [aangever] zijn telefoon voor zich vast had en dat er een telefoongesprek tot stand was gekomen met het [telefoonnummer 2] . Ik hoorde dat [aangever] deze persoon [verdachte] noemde. Ik hoorde kort samengevat de verdachte, die belde met het [telefoonnummer 2] , het volgende zeggen: "- ik zie politie achter mij rijden - zij gaan mij aanhouden ik wist het al - ik wist al dat je de politie zou bellen, dat is echt dom van je - ik wist het al, ik heb al gezorgd dat er jongens klaar staan voor je - ik heb je gezegd man je moeder, je bent gek in je hoofd dat je dit doet man - mijn jongens zijn ready voor je". [aangever] was zeer angstig en in paniek tijdens het telefoongesprek. [aangever] zei onder andere nog dat hij niet wilde dat hij 'die jongens' achter hem aan kreeg.
6. Het proces-verbaal van bevindingen van politie Eenheid Amsterdam, nr. PL1500-2022014744-3, d.d. 15 januari 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende -zakelijk weergegeven- (blz. 41-42):
als relaas van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 15 januari 2022 omstreeks 13.20 uur werden wij, verbalisanten werkzaam als de AD0501, door de centralist van de regionale meldkamer van politie eenheid Amsterdam verzocht
uit te kijken naar een voertuig dat zojuist was weggenomen bij een woningoverval. Omstreeks 13.53 uur bevonden wij ons op de rijksweg A4. Op de parallelbaan werden wij gepasseerd door het voertuig dat bij de overval zou zijn weggenomen. Dit betrof een donkerkleurige Mercedes CLA 200 D met het Nederlandse kenteken: [kenteken] . Daar er inmiddels voldoende voertuigen
aanwezig waren om het voertuig op een veilige en gecontroleerde wijze tot stoppen te dwingen en tot aanhouding over te gaan, werd om 14.07 uur het voertuig tot stoppen gedwongen en de bestuurder en enige inzittende aangehouden.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van politie Eenheid Amsterdam, nr. PL1500-2022014744-10, d.d. 15 januari 2022, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende -zakelijk weergegeven- (blz. 43-44):
als relaas van de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 15 januari 2022, omstreeks 14:00 uur, hoorden wij van onze operationeel coördinator dat de eenheid AD0501, achter een voertuig aan reed waarin een verdachte zou zitten van een overval die gepleegd zou zijn in [plaats] . Wij zijn naar de AD0501 toe gereden waarna wij de verdachte hebben aangehouden. De verdachte gaf ons verbalisanten op te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] .
8. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van Politie Eenheid Den Haag, Districtsrecherche [plaats] -Bollenstreek, proces-verbaalnr. P11500-2022014744-14, d.d. 15 januari 2022, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende -zakelijk weergegeven- (blz.46-51):
als de op 15 januari 2022 afgelegde verklaring van de verdachte:
Vraag: Op welk 06-nummer kunnen wij je bereiken als dat nodig is?
Antwoord: [telefoonnummer 2] .
9. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van Districtsrecherche Leiden -Bollenstreek, proces-verbaalnr. 2, d.d. 16 januari 2022, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende -zakelijk weergegeven- (blz. 52-59):
als de op 16 januari 2022 afgelegde verklaring van de verdachte:
Op een gegeven moment had ik door dat de politieauto achter mij kwam rijden. Ik nam een afslag en de politie bleef achter mij aan rijden. Ik belde vervolgens met [aangever] en ik zei tegen hem dat er politie achter mij reed. Daarna werd ik aangehouden. [aangever] heeft schulden, ook bij mij. Het gaat bij mij om een paar honderd euro.
10. Het proces-verbaal van bevindingen van Districtsrecherche Leiden -Bollenstreek, proces-verbaalnr. 9, d.d. 20 januari 2022, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende -zakelijk weergegeven- (blz. 71) :
als relaas van de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Op 20 januari 2022 hebben wij, verbalisanten, het voertuig van slachtoffer [aangever] tactisch doorzocht. Dit betreft een Mercedes CLA, voorzien van kenteken [kenteken] . Dit voertuig is weggenomen bij een vrijheidsberoving en hierin werd [verdachte] rijdend aangetroffen. In het voertuig troffen wij het volgende aan wat verband kan hebben met de aangifte:
Links achter de bijrijdersstoel: handschoenen met Louis Vuitton opdruk van het merk Supreme. In kofferbak: jas van Supreme.”
2.4
Het hof heeft over de bewijsverweren van de verdediging overwogen:
“De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Hierbij heeft zij aangevoerd dat de aangever wisselende verklaringen heeft afgelegd die veel innerlijke tegenstrijdigheden bevatten en als leugenachtig moeten worden beschouwd. De raadsvrouw verzoekt de verklaringen van aangever terzijde te schuiven en niet voor het bewijs te bezigen, een en ander zoals nader onderbouwd in haar pleitnota.
Op basis van de bewijsmiddelen gaat het hof uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Aangever heeft op 15 januari 2022 aangifte gedaan van het feit dat hij die ochtend door twee personen in zijn woning in [plaats] is overvallen en beroofd. Rond 11.05 uur werd die dag bij hem aangebeld. Toen hij de deur opendeed, zag hij twee personen staan. Eén van hen was een man genaamd [verdachte] - de verdachte - die aangever kende van zijn werk. Aangever heeft verklaard dat hij door de verdachte naar binnen werd geduwd en tegen de grond werd gegooid. Hij zag en volde dat de andere man een zak over zijn hoofd deed. Aangever heeft voorts verklaard dat in de woning door beide mannen geweld tegen hem is gebruikt. De mannen zijn vervolgens weggegaan waarbij zij de in de aangifte genoemde goederen hebben meegenomen, waaronder de sleutel van de auto van aangever, een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] .
De verdachte is door de politie diezelfde dag aangehouden in de bewuste Mercedes-Benz van aangever. In die auto zijn tevens enkele goederen aangetroffen die volgens aangever door de verdachten waren meegenomen. De aangever heeft verschillende verklaringen afgelegd over hetgeen volgens hem op 15 januari 2022 is voorgevallen. Weliswaar bevatten deze verklaringen op detailniveau verschillen maar die kunnen reeds verklaard worden door de stressvolle situatie waarover de aangever verklaart. Wat betreft de kern - dat de verdachte op 15 januari 2022 door twee mannen (waaronder verdachte) in zijn woning is overvallen en beroofd en het daarbij gebruikte geweld - stemmen zij bovendien in hoge mate overeen. De verklaringen van aangever vinden daarbij steun in andere bewijsmiddelen. Aangever heeft verklaard dat hij vastgebonden is met kabelbinders en dat hij één van de kabelbinders met het scherpe deel van een schaar heeft kunnen loswrikken. In de woning heeft de politie kabelbinders aangetroffen, waaronder een kabelbinder die was losgetrokken/losgeknipt. Voorts heeft de politie geconstateerd dat het slachtoffer letsel had aan zijn armen en polsen. De politie heeft hiervan ook foto's gemaakt. De aangifte wordt ook ondersteund door de verklaring van [betrokkene 1] , het proces-verbaal van bevindingen betreffende de chats tussen aangever [aangever] en [verdachte] , het proces-verbaal van bevindingen betreffende het telefoongesprek dat de verdachte kort voor zijn aanhouding op 15 januari 2022 met aangever heeft gevoerd en het feit dat de verdachte toen hij werd aangehouden reed in de auto van aangever. Gelet op het vorenstaande acht het hof de voor het bewijs gebezigde onderdelen van de verklaringen van aangever betrouwbaar en is er geen aanleiding om deze verklaringen niet voor het bewijs te gebruiken. Dat het hof mogelijk geen volledig zicht heeft verkregen met betrekking tot de voorgeschiedenis van de tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten doet daar niet aan af. Het verweer wordt verworpen.
Voor de lezing van de verdachte, waaronder een verklaring voor het bezit van de auto van aangever, vindt het hof overigens geen steun in het dossier. Gelet daarop en in het licht van de verklaringen van aangever en de overige bewijsmiddelen - waarin de verklaring van aangever wel steun vindt - stelt het hof de lezing van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde.”
2.5
Een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de feitenrechter naar voren is gebracht. [1] Als de rechter van zo’n standpunt afwijkt bij de bewezenverklaring moet hij de redenen daarvoor opgeven. Hoe ver die motiveringsplicht gaat, hangt onder meer af van de inhoud en indringendheid van de argumenten die zijn gegeven. [2] De motiveringsplicht gaat in ieder geval niet zo ver dat op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan. [3]
2.6
In de schriftuur wordt allereerst geklaagd dat het hof in het geheel niet heeft gemotiveerd waarom het is afgeweken van de volgende dertien uitdrukkelijk onderbouwde standpunten/(bewijs)verweren:
(i) De telefoon van de verdachte heeft op 15 januari 2022 tussen 08:08 uur en 14:11 uur locaties aangegeven in Amsterdam en Nieuw-Vennep en dus niet in [plaats] rond 11:05 uur, terwijl de verklaring van de verdachte dat hij een uur bij de getuige [betrokkene 2] in Nieuw-Vennep is geweest ook door deze wordt bevestigd en zijn telefoon daar is aangestraald.
(ii) Er zijn geen DNA-sporen of dactyloscopische sporen van de verdachte of de beweerdelijke medeverdachte in de woning van de aangever aangetroffen.
(iii) Buurtonderzoek heeft niets opgeleverd.
(iv) Er zijn geen camerabeelden waarop de verdachte te zien is.
(v) De goederen in de auto zijn niet op DNA-materiaal van de verdachte onderzocht.
(vi) Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon die wordt gelinkt aan de verdachte blijkt niet dat deze in de omgeving van de plaats delict is geweest ten tijde van de woningoverval.
(vii) Het is onaannemelijk om een bekende – een collega – te overvallen zonder gezichtsbedekking.
(viii) Het is nog onaannemelijker dat de tweede dader ook het risico heeft genomen zonder gezichtsbedekking een woningoverval te plegen.
(ix) Het ligt niet bepaald in de rede in een auto rond te rijden als je de eigenaar van die auto kort daarvoor hebt overvallen.
(x) Het is dan ook niet logisch te tanken nu het een feit van algemene bekendheid is dat bij een benzinestation volop camera’s hangen.
(xi) Het is volstrekt ongeloofwaardig dat de verdachte de aangever heeft overvallen en zijn auto heeft weggenomen vanwege een lening van slechts € 200,- en de omstandigheid dat de aangever de verdachte op WhatsApp heeft geblokkeerd.
(xii) Het is opmerkelijk dat de aangever heeft verklaard dat de verdachte hem € 5.000,- wilde lenen en dat vervolgens om slechts € 200,- een conflict is ontstaan.
(xiii) De verdachte had een inkomen van ongeveer € 4.000,- à € 5.000,- per maand zodat volstrekt onlogisch is dat hij zulke feiten zou begaan vanwege € 200,-.
2.7
In de schriftuur wordt daarnaast geklaagd dat het hof ontoereikend heeft gemotiveerd waarom het is afgeweken van het volgende (bewijs)verweer.
(xiv) De verklaringen van de aangever zijn innerlijk tegenstrijdig en inconsistent.
2.8
De onder (i) tot en met (xiii) genoemde ‘standpunten’ houden, als ik de pleitnota in hoger beroep welwillend lees, één uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat er omstandigheden zijn waardoor ongeloofwaardig is dat hij de feiten heeft begaan. De reden waarom het hof dat wel geloofwaardig vindt, volgt echter uit de bewijsvoering. Daaruit volgt immers dat de aangever de verdachte als pleger van de feiten heeft aangemerkt (bewijsmiddel 1, 2, 4 en 5). Omdat het hof daarmee wel op dit standpunt heeft gereageerd, missen deze dertien onderdelen van het middel feitelijke grondslag. Ik teken daarbij voor de volledigheid aan dat het oordeel van het hof ook niet onbegrijpelijk is. De verklaring van de aangever wordt ondersteund door het feit dat de verdachte in de auto van de aangever is aangetroffen met goederen van de aangever (bewijsmiddel 1, 6, 7 en 10) en door het telefoongesprek tussen de aangever en de verdachte tijdens de achtervolging van de verdachte door de politie (bewijsmiddel 5, 8 en 9). Voor het overige kan het oordeel in cassatie niet worden getoetst, omdat de feitenrechter vrij is in de selectie en waardering van het bewijsmateriaal – en dus ook in de beoordeling van de betrouwbaarheid daarvan – en een oordeel daarover niet hoeft te worden gemotiveerd. [4]
2.9
Tot slot geldt over het onder (xiv) genoemde bewijsverweer het volgende. Het hof heeft de verklaringen van de aangever voor het bewijs gebruikt. Het heeft daartoe overwogen dat de verklaringen op detailniveau weliswaar verschillen, maar dat deze verschillen verklaard kunnen worden door de stressvolle situatie waarover de aangever verklaart. De kern van de verklaringen – dat de aangever in zijn woning met geweld is beroofd door twee mannen waaronder de verdachte – stemt volgens het hof in hoge mate overeen. Bovendien vinden de verklaringen volgens het hof steun in andere bewijsmiddelen. Dat lijkt mij juist. Het oordeel van het hof dat de verklaringen daarom voor het bewijs kunnen worden gebruikt, is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd.
2.1
Het middel faalt.

3.Het tweede middel

3.1
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2 ontoereikend is gemotiveerd, omdat onduidelijk is of het hof heeft beoogd medeplegen bewezen te verklaren.
3.2
Aan de verdachte is bij beide feiten tenlastegelegd dat hij deze “tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen” heeft gepleegd.
3.3
Het hof heeft onder 1 bewezenverklaard dat de verdachte dit feit “tezamen en in vereniging met een ander” heeft gepleegd. Het hof heeft onder 2 bewezenverklaard dat de verdachte:
“op 15 januari 2022 te [plaats] een auto Mercedes, kenteken [kenteken] , die aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het gebruik van een niet aan hem, verdachte en/of zijn mededader, toebehorende autosleutel”.
3.4
Het hof heeft het onder 2 bewezenverklaarde vervolgens gekwalificeerd als “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels”.
3.5
Volgens de stellers van het middel is onduidelijk of het hof bewezen wilde verklaren dat de verdachte feit 2 “tezamen en in vereniging” heeft begaan, omdat het hof hiervoor heeft vrijgesproken, terwijl het hof wel heeft bewezenverklaard dat de autosleutel niet aan de “verdachte en/of zijn mededader” toebehoorde. Daarbij wijzen de stellers van het middel ook naar de bewijsoverweging:
“Aangever heeft op 15 januari 2022 aangifte gedaan van het feit dat hij die ochtend door twee personen in zijn woning in [plaats] is overvallen en beroofd. Rond 11.05 uur werd die dag bij hem aangebeld. Toen hij de deur opendeed, zag hij twee personen staan. Eén van hen was een man genaamd [verdachte] - de verdachte - die aangever kende van zijn werk. Aangever heeft verklaard dat hij door de verdachte naar binnen werd geduwd en tegen de grond werd gegooid. Hij zag en voelde dat de andere man een zak over zijn hoofd deed. Aangever heeft voorts verklaard dat in de woning door beide mannen geweld tegen hem is gebruikt. De mannen zijn vervolgens weggegaan waarbij zij de in de aangifte genoemde goederen hebben meegenomen, waaronder de sleutel van de auto van aangever, een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] .
De verdachte is door de politie diezelfde dag aangehouden in de bewuste Mercedes-Benz van aangever. In die auto zijn tevens enkele goederen aangetroffen die volgens aangever door de verdachten waren meegenomen.”
3.6
De stellers van het middel wijzen daarnaast naar de volgende overwegingen van het hof over de strafoplegging:
“De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een woningoverval. Het slachtoffer is vastgepakt, in zijn eigen woning op de grond gegooid, geslagen en bedreigd met een mes.
Ook zijn de handen van het slachtoffer vastgebonden met kabelbinders en is hem een zak over zijn hoofd getrokken. Vervolgens zijn er goederen meegenomen. De verdachte en zijn mededader hebben hiermee een verregaande inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en niet alleen diens lichamelijke, maar ook diens psychische integriteit op zeer grove wijze geschonden. […] De verdachte is samen met zijn mededader slechts uit geweest op financieel gewin en heeft zich kennelijk niets aangetrokken van het leed dat zijn handelen bij het slachtoffer zou veroorzaken.”
3.7
Hoewel het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte goederen van de aangever, waaronder de autosleutel, hebben meegenomen, volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte tegen de aangever heeft gezegd dat hij zijn autosleutel en auto mee zou nemen. Het hof heeft ook vastgesteld dat de verdachte in zijn eentje is aangehouden in de gestolen auto. Wat mij betreft is daarom niet onduidelijk wat het hof bewezen heeft willen verklaren. Dat het hof de woorden “en/of zijn mededader” niet uit de tenlastelegging heeft weggestreept, kan worden gezien als een kennelijke misslag. Daarom faalt het middel.
3.8
Ten overvloede merk ik op dat het middel ook faalt omdat de verdachte geen belang bij cassatie heeft. Het middel is uitsluitend gericht tegen de bewezenverklaring, niet tegen de strafoplegging. De verdachte heeft geen belang bij wijziging van de bewezenverklaring op het punt van medeplegen.

4.Slotsom

4.1
De middelen falen. Omdat ze gaan over de bewezenverklaring van een feit waarvan de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken, ligt afdoening op de voet van art. 81 lid 1 RO niet voor de hand. [5]
4.2
Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
4.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,
2.HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,
3.HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,
4.HR 4 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:498, r.o. 2.2.
5.HR 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:40,