Conclusie
1.Inleiding
2.Het middel
1. Een proces-verbaal van aangifte van 2 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] […]:
verklaring van [benadeelde], voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
het hof begrijpt: te Amsterdam), daar loopt de A10 over in de A4, reed ik op de tweede rijstrook richting Schiphol.
mededeling van de verbalisant:
voorde afsnijdmanoeuvre), maar nog maar 60 km/u reed. Die snelheid is door het afremmen van de verdachte verder afgenomen naar 40 km/u. Anders gezegd: tijdens de remactie van de verdachte ging het om relatief lage snelheden en dus is het oordeel van het hof dat sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel ontoereikend gemotiveerd.
aanmerkelijke kansop een bepaald gevolg (in dit geval zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer) in het leven roept, “is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, dat wil zeggen: een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid”. Voor de vraag of de verdachte deze kans
bewust heeft aanvaard, is niet zonder meer voldoende de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap had van deze kans, dit kan immers ook wijzen op bewuste schuld. Er zal acht moeten worden geslagen op de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Hierbij verdient opmerking dat sommige gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt “als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard”. [2]
hevigis afgenomen. In combinatie met het feit dat de laagste snelheid die uit de bewijsmiddelen blijkt 40 km/u is, wijst dit erop dat de snelheid op het moment van remmen alweer een stuk hoger was dan de 60 km/u die door de aangever wordt genoemd als zijn snelheid net na de afsnijdmanoeuvre. De kern van het oordeel van het hof, namelijk dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel van de aangever was vanwege een hoge snelheid tijdens het remmen, is dus niet onbegrijpelijk. Daaraan doet wat mij betreft niet af dat uit de bewijsmiddelen niet valt af te leiden hoe hard precies werd gereden ten tijde van het remmen.