Conclusie
Nummer23/04285
Inleiding
poging tot doodslag” en onder 2 “
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest. Ook heeft het hof de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De zaak
Het middel
De bewijsvoering van het hof
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 3 oktober 2022.
Het beoordelingskader
“ik heb toen eenmaal geschoten, ik schoot laag”.
De toelichting op het middel
isgeraakt, en de verklaring van de verdachte dat hij de aangever ook niet
wilderaken, is het oordeel van het hof dat de kans op overlijden aanmerkelijk was, onbegrijpelijk en ontoereikend gemotiveerd.
De bespreking van het middel
Het is en blijft een risico dat ik [aangever] dodelijk had kunnen raken”. [3] De vergelijking die de steller van het middel maakt met HR 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:973, gaat in dit verband niet op. In die zaak schoot de verdachte in een relatief overzichtelijke situatie heel
gerichteenmaal in het been van de aangever, terwijl de verdachte in de onderhavige zaak niet één, maar drie kogels
richtingde aangever heeft gelost. Die kogels zijn op verschillende plekken in de auto ingeslagen terwijl voor de verdachte niet voorspelbaar was waarheen de aangever zich zou begeven op het moment dat hij werd beschoten. Aldus bezien vertoont deze zaak meer gelijkenis met HR 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:117, en HR 19 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1769, waarin ook een zekere mate van ‘gerichtheid’ van de schoten ontbrak.