ECLI:NL:PHR:2025:504

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
24/00405
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen veroordeling voor gewapende woningoverval en diefstal van sieraden met schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die door het gerechtshof Den Haag is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden voor een gewapende woningoverval en diefstal van sieraden. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarin ook schadevergoedingsmaatregelen zijn opgelegd aan de benadeelde partijen. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] betreft schade als gevolg van de diefstal van sieraden ter waarde van € 182.884,00. Het hof heeft deze vordering toegewezen, maar de verdediging betwist de onderbouwing van deze schade. De Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie tot verwerping van het cassatieberoep geconcludeerd dat het hof de schade op juiste wijze heeft begroot, waarbij de aanschafwaarde van de sieraden als uitgangspunt is genomen. De verdediging heeft aangevoerd dat de waarde van de sieraden niet correct is vastgesteld, maar het hof heeft geoordeeld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd was. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de uitspraak van het hof.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/00405
Zitting13 mei 2025
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
De verdachte is bij arrest van 8 februari 2024, parketnummers 10-700420-20 en 10-702011-21, door het gerechtshof Den Haag wegens:
- onder 2 (zaak [...] ) “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming”,
- onder 3 (zaak [...] ) “diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” en
- onder 4 (zaak [...] ) “medeplegen van voorbereiding van diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming”,
veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden.
Daarnaast heeft het hof beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en aan de verdachte schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, een en ander zoals in het arrest omschreven.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en R.J. Baumgardt en M.J. van Berlo, beiden advocaat in Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
1.3
Namens de [benadeelde 2] heeft R.A. Korver, advocaat in Amsterdam, een verweerschrift ingediend.

2.Het middel

2.1
Het middel komt op tegen de toewijzing van de vordering van de [benadeelde 2] en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, voor zover het gaat om schade als gevolg van de diefstal van sieraden die worden aangeduid als de ‘sieraden uit de Verenigde Staten’ tot het bedrag van € 182.884,00.
2.2
De toewijzing van de vordering en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel heeft betrekking op de zaak met parketnummer 10-700420-20 onder 3 (de zaak [...] ) waarin ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 8 augustus 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid kostbare sieraden en sleutels en een tas (merk: Louis Vuitton), toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- binnendringen van de de tuin van deze woning van die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en
- met kracht beetpakken/vastpakken van die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en
- tonen/voorhouden van een mes en vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en
- duwen/drukken van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de borst, van die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en
- vastbinden/knevelen met touw en ducttape en tie-wraps van die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] en
- slaan met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [benadeelde 1] en
- daarbij aan die [benadeelde 2] en [benadeelde 1] dreigend toevoegen van de woorden: “Kom mee naar binnen” en “We moeten jullie vastbinden, jullie moeten een half uur blijven zitten, anders komen we terug en dan heb je problemen” en “Waar is de kluis”.”
2.3
Het hof heeft de vordering van de [benadeelde 2] hoofdelijk toegewezen tot het bedrag van € 460.491,42, bestaande uit € 452.991,42 materiële schade en € 7.500,00 immateriële schade. Ook heeft het hof de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opgelegd tot dat totaalbedrag van € 460.491,42. Tot de materiële schade behoort een bedrag van € 182.884,00 voor de weggenomen sieraden uit de Verenigde Staten. De uitspraak van het hof houdt over deze schadepost het volgende in:
“Vordering tot schadevergoeding [benadeelde 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 10-700420-20 onder 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van in totaal € 513.318,0.5, bestaande uit een bedrag van € 486.861,05 aan materiele en € 15.000,00 aan immateriële schade.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade bestaat uit na te melden schadeposten:
- Weggenomen goederen en sieraden: € 182.884,00 (Verenigde Staten) en € 261.500,00 (Cartier)
(…)
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
(…)
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 10-700420-20 onder 3 tenlastegelegde. Deze schade bestaat uit de posten:
- Weggenomen goederen en sieraden (uit de Verenigde Staten en van Cartier)
(…)
Deze posten zijn genoegzaam onderbouwd en aldus voor toewijzing vatbaar.
Sieraden uit de Verenigde Staten
Met betrekking tot de post betreffende de sieraden uit de Verenigde Staten overweegt het hof dat deze voldoende is onderbouwd door middel van de aangifte, de foto’s, de facturen en een taxatierapport waaruit volgt dat een aantal sieraden (waarvan het gewicht kan worden vastgesteld) in waarde is gestegen in verband met de stijging van de goudprijs. Het hof gaat dan ook uit van een bedrag van € 182.884,00 nu dit de minimale schade betreft.”
2.4
Het taxatierapport dat het hof noemt, betreft het schadevaststellingsrapport van ‘ [A] ’ van 10 januari 2024 dat in hoger beroep namens de benadeelde partij is ingebracht [1] en dat zich bij de stukken bevindt. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep is de verdediging ingegaan op de gevorderde schadevergoeding en dit schadevaststellingsrapport. Bij pleidooi heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd: [2]
“Benadeelde Partij
(…)
Materiële schade
Het gaat om sieraden van Cartier € 261.500 en sieraden uit de VS € 196.771. In het algemeen merk ik op dat het in dit dossier onduidelijk is wat er exact is weggenomen aan sieraden en horloges. En of de geclaimde weggenomen sieraden überhaupt allemaal in het huis aanwezig waren.
Het ontbreekt in het dossier bovendien ook aan foto’s van [benadeelde 2] terwijl ze die sieraden draagt. Er zijn algemene foto’s in het dossier van sieraden verstrekt, waarvan wordt gesteld dat het al deze sieraden waren.
De verdediging betwist dat.
Daarom verzoek ik het hof primair de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in deze materiële schadeposten.
(…)
Subsidiair ten aanzien van de VS sieraden:
De rechtbank wees de VS schadepost af (niet ontvankelijk verklaard). Omdat dat onvoldoende onderbouwd was.
Dat is nog steeds het geval. Het schade expertise rapport dat recent is ontvangen is niet onderbouwd met ontvangen certificaten. Op basis waarvan conclusies zijn getrokken. De mail die gisteren is ontvangen, bevat die certificaten evenmin. Het hof stelde hierover ook kritische vragen aan de advocate van de benadeelde partijen. Terecht.
Waar deze conclusies, in het rapport, op zijn gebaseerd, is niet helder. De conclusies die worden getrokken zijn op geen enkele wijze te verifiëren. De verdediging verzoekt de benadeelde partij in deze materiële post opnieuw niet ontvankelijk te verklaren. Zoals overigens ook mr. Van Bel heeft bepleit. Ik sluit mij bij zijn woorden aan.”
2.5
In dupliek heeft de raadsvrouw verder nog aangevoerd: [3]
“Wat voor elke benadeelde partij geldt: de vordering dient goed onderbouwd te zijn en het schadebedrag dient makkelijk vast te stellen te zijn en indien dit niet het geval is, is het een te grote belasting voor het strafproces.
Wat betreft de sieraden uit de Verenigde Staten: waarom zijn de certificaten niet gewoon bijgevoegd? Ik heb geen uitgebreide e-mail gezien ter staving. Er bestaat onduidelijkheid over de waarde.”
2.6
Het cassatiemiddel richt de pijlen op het oordeel dat de omvang van de schade die de benadeelde partij heeft geleden door de diefstal van de sieraden uit de Verenigde Staten kan worden vastgesteld op het bedrag van € 182.884,00. Het gaat de steller van het middel er voornamelijk om dat het hof daarbij heeft betrokken dat uit het schadevaststellingsrapport zou volgen dat de waarde van een aantal sieraden waarvan het gewicht kan worden vastgesteld in waarde is gestegen in verband met de stijging van de goudprijs. Dat is volgens het cassatiemiddel niet begrijpelijk omdat de waarde van sieraden waarvan de maker niet bekend is slechts gedeeltelijk wordt bepaald door het gebruikte (edel)metaal. Verder zou de stijging van de waarde van een aantal sieraden niet toereikend zijn voor de vaststelling van de waarde van alle (91) sieraden, en wordt aangevoerd dat de vervangingswaarde op het moment van de diefstal het uitgangspunt moet zijn en niet een stijging van de goudprijs van latere datum.
2.7
Over de berekening van vermogensschade als bedoeld in art. 6:96 BW bij beschadiging of – zoals in dit geval – verlies van een zaak, heeft de Hoge Raad in zijn jurisprudentie de volgende uitgangspunten geformuleerd. [4] Bij beschadiging of verlies van een zaak kan in veel gevallen worden gekozen voor berekening van de schade uitsluitend aan de hand van de (vervangings)waarde van die zaak in het economisch verkeer (abstracte schadeberekening). Indien het een beschadigde zaak betreft waarvan herstel mogelijk en economisch verantwoord is, zal het geldbedrag waarin de waardevermindering van de zaak kan worden uitgedrukt in het algemeen gelijk zijn aan de – naar objectieve maatstaven berekende – herstelkosten. Indien herstel van de zaak niet meer mogelijk of niet verantwoord is en in geval van zaakverlies, wordt de waarde van de zaak vergoed. [5] Uit de rechtspraak van de civiele kamer van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat het gaat om de waarde in het economisch verkeer van de zaak ten tijde van het verlies, ook wel aangeduid als de ‘marktwaarde’. [6] Indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt zij geschat (art. 6:97 BW). [7]
2.8
In eerste aanleg heeft de benadeelde partij een ‘Verzoek tot schadevergoeding’ ingediend waarin onder andere schadevergoeding is gevraagd voor de goederen en sieraden die bij de diefstal zijn weggenomen. Uit de toelichting bij dit schadevergoedingsverzoek blijkt dat voor de sieraden uit de Verenigde Staten een vergoeding van € 196.771,00 is gevorderd welk bedrag, zo leid ik uit de toelichting af, is gebaseerd op de aankoopbedragen van de sieraden. Ter onderbouwing wordt in de toelichting gewezen op foto’s en aankoopbonnen die de benadeelde partij bij de politie heeft aangeleverd en die onderdeel uitmaken van het politiedossier. [8] Het vonnis in eerste aanleg houdt in dat de benadeelde partij haar eis heeft verminderd, en dat zij voor de weggenomen sieraden uit de Verenigde Staten een bedrag vordert van € 182.884,00. [9] De rechtbank heeft in eerste aanleg de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van haar vordering. Volgens de rechtbank stond niet vast dat de sieraden waardevast zijn - anders dan sieraden van Cartier die ook gestolen zijn - omdat gegevens over de juwelier ontbraken. Daarom had de waarde volgens de rechtbank met een taxatie moeten worden onderbouwd.
2.9
In hoger beroep heeft de benadeelde partij haar vordering gehandhaafd en een schadevaststellingsrapport met betrekking tot de sieraden uit de Verenigde Staten ingebracht (zie hiervoor onder 2.4). Het hof heeft als gezegd de vordering ook wat betreft deze sieraden toegewezen. Uit de overwegingen van het hof leid ik af dat naast de door het hof genoemde aangifte, foto’s en facturen (kennelijk: de foto’s en aankoopbonnen in het politiedossier), in het bijzonder het onder 2.4 genoemde schadevaststellingsrapport dat de benadeelde partij in hoger beroep heeft ingebracht van belang is geweest bij de vaststelling van de schade van de benadeelde partij als gevolg van de diefstal van de sieraden uit de Verenigde Staten op het bedrag van € 182.884,00. Het hof overweegt immers dat uit het rapport volgt dat een aantal sieraden waarvan het gewicht kan worden vastgesteld in waarde is gestegen in verband met de stijging van de goudprijs, wat klaarblijkelijk voor het hof (mede) reden is geweest om ervan uit te gaan dat het bedrag waarvoor de sieraden zijn aangekocht tot het totaal van € 182.884,00 “de minimale schade” betreft.
2.1
De inleiding op het genoemde schadevaststellingsrapport vermeldt dat in verband met het ontbreken van het gewicht in grammen op de originele nota’s (ik begrijp: de aankoopfacturen van de sieraden) het rapport is opgemaakt op basis van de historische aanschafwaarde, en dat acht items op basis van de vervangingswaarde zijn vastgesteld omdat die items zijn voorzien van certificaten. Vervolgens geeft het rapport een vrij gedetailleerde omschrijving van 91 gouden sieraden. Daarbij is telkens kennelijk het aankoopbedrag als schadebedrag vermeld, behalve bij een aantal sieraden waarbij staat ‘certificaten ontvangen’ en vervolgens ‘vervangingswaarde aangepast’. [10] Die laatste zijn klaarblijkelijk de door het hof bedoelde sieraden waaraan in het rapport een hogere vervangingswaardewaarde dan de aanschafwaarde is vastgesteld. De totale schade is in het rapport berekend op € 200.176,00.
2.11
Het middel plaatst (onder randnummer 1.8) terecht vraagtekens bij de vraag of, zoals het hof overweegt, uit het rapport volgt dat de stijging van de goudprijs heeft geleid tot een hogere waardebepaling van een aantal sieraden waarvan het gewicht kon worden vastgesteld. Als gezegd vermeldt de inleiding op het rapport niet meer dan dat van een beperkt aantal sieraden die zijn voorzien van certificaten de vervangingswaarde (in plaats van de aanschafwaarde) is vastgesteld, en dus niet dat dit verband houdt met de goudprijs. Dat laatste is wel gesteld door de advocaat van de benadeelde partij in een toelichting op de terechtzitting van 15 januari 2024, [11] maar op de terechtzitting van 18 januari 2024 heeft zij de certificaten die tot de aangepaste vervangingswaarde hebben geleid in verband gebracht met diamanten (in de sieraden) en dus niet met een gestegen goudprijs. De raadsvrouw heeft toen aangevoerd dat zij navraag heeft gedaan bij de taxateur, en deze haar heeft verteld dat zij aan de hand van de facturen en certificaten de kleur en de waarde van de diamanten heeft vastgesteld en dit in het rapport heeft opgenomen. [12] Dit laatste meen ik ook terug te lezen in het rapport. [13] Verder merkt het middel terecht op dat het rapport bij alle sieraden - dus ook de sieraden waarbij de vervangingswaarde is aangepast - vermeldt dat het gewicht onbekend is. Gelet hierop, is de overweging van het hof dat uit het rapport volgt dat “een aantal sieraden (waarvan het gewicht kan worden vastgesteld) in waarde is gestegen in verband met de stijging van de goudprijs” niet zonder meer begrijpelijk. De hogere vervangingswaarde lijkt veeleer het gevolg van een hogere waardebepaling van de diamanten in de sieraden.
2.12
Ik meen echter dat deze onvolkomenheid geen afbreuk doet aan de begroting van de schade door het hof. Daarbij is allereerst van belang dat – anders dan het middel lijkt te veronderstellen – in mijn lezing van het arrest de aangepaste vervangingswaarde van een beperkt aantal sieraden in het rapport voor het hof niet leidend is geweest bij de begroting van de schade van de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij, die in hoger beroep door het hof is toegewezen, is immers gebaseerd op het totaal van de aankoopbedragen van de sieraden en ook in het schadevaststellingsrapport is voor het overgrote deel van de sieraden uitgegaan van de aanschafwaarde. Door de vordering toe te wijzen, is daarmee ook het hof ervan uitgegaan dat de marktwaarde van de ontvreemde sieraden uit de Verenigde Staten ten tijde van de diefstal ten minste kan worden gesteld op de aanschafwaarde. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en acht ik in dit geval niet onbegrijpelijk. Daarbij speelt in de eerste plaats een rol dat door de verdediging inhoudelijk geen argumenten zijn aangevoerd tegen deze wijze van begroten van de schade. De raadsvrouw heeft slechts aangevoerd dat de schade onvoldoende zou zijn onderbouwd en heeft daarbij slechts opgemerkt dat de certificaten niet zijn bijgeleverd bij het rapport. Het hof is kennelijk en niet onbegrijpelijk voorbij gegaan aan dat standpunt, nu het rapport als gezegd vermeldt welke waarderingsmethode is toegepast en gedetailleerde informatie bevat over de sieraden aan de hand van waarvan de waardebepaling heeft plaatsgevonden. Gelet op het uitblijven van een inhoudelijke betwisting kon het hof ook zonder nadere motivering aansluiten bij de kennelijke taxatie van de opsteller van het rapport dat de aanschafwaarde van de sieraden (minstens) een realistische marktwaarde geeft. Dat is ook niet onbegrijpelijk als bedacht wordt dat gouden sieraden (sommige in dit geval voorzien van diamanten) in algemene zin meer dan andere (gebruiks)voorwerpen waardevast zijn. [14] Tegen die achtergrond meen ik dat bij het uitblijven van een inhoudelijke betwisting door de verdediging in cassatie niet gezegd kan worden dat het hof niet tot een begroting van de schade heeft kunnen komen aan de hand van de aanschafbedragen van de sieraden.
2.13
Daarbij heeft het hof, zoals al aan de orde kwam, ter ondersteuning van dit oordeel verder betrokken dat uit het schadevaststellingsrapport volgt dat aan een aantal sieraden waarvan de certificaten beschikbaar was een vervangingswaarde is toegekend die hoger is dan de oorspronkelijke aanschafwaarde. Het hof heeft hieraan kennelijk een aanvullend argument ontleend voor de stelling dat begroting aan de hand van de aanschafwaarde naar schatting ten minste een realistische marktwaarde van de totale partij sieraden oplevert. Ook dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Dat het hof er daarbij van uit is gegaan dat die hogere vervangingswaarde is veroorzaakt door een stijging van de goudprijs in plaats van een kennelijk hogere waardering van de diamanten doet daaraan geen afbreuk, althans niet in een mate die aanleiding geeft tot cassatie. Feit blijft immers dat de totale waardebepaling in het rapport (€ 200.176,00) hoger is dan de vordering van de benadeelde partij die gebaseerd was op enkel de aanschafbedragen (€ 182.884,00). Gelet hierop, meen ik dat de (onjuiste) conclusie van het hof dat de hogere vervangingswaarde het gevolg is van een gestegen goudprijs, geen afbreuk doet aan de begroting van de schade door het hof.
2.14
Het voorgaande brengt mij tot de volgende conclusie met betrekking tot de klachten van het middel die onder randnummer 1.7 van de schriftuur worden aangevoerd.
De klacht dat de prijs van sieraden, waarvan de maker onbekend is, slechts gedeeltelijk wordt bepaald door de gebruikte (edel)metalen – of gelet op wat hiervoor aan de orde kwam: edelstenen (diamanten) – is naar mijn inzicht tevergeefs voorgesteld. Het hof heeft – ik herhaal het nog maar eens – de schade niet begroot aan de hand van de gestegen waarde van de gebruikte edelmetalen of edelstenen maar op basis van de aanschafwaarde.
Anders dan de tweede klacht stelt, kon het hof verder bij zijn overwegingen betrekken dat de waarde van “een aantal sieraden” volgens het rapport is gestegen, in die zin dat het hof daaraan een aanwijzing kon ontlenen voor de stelling dat de gevorderde aanschafwaarde naar schatting
ten minsteeen realistische marktwaarde van de totale partij sieraden is. Daarbij kan ik, anders dan ten grondslag ligt aan de derde klacht van het middel, uit de uitspraak van het hof niet opmaken dat het hof zou hebben miskend dat de schade in beginsel wordt begroot naar de waarde in het economisch verkeer van de zaak
ten tijde van het verlies. Het schadevaststellingsrapport waarop het hof zich (mede) baseert vermeldt niet naar welk moment in de tijd de sieraden zijn getaxeerd. Maar het feit dat de vervangingswaarde van een aantal sieraden met diamanten ná de aankoop in waarde is gestegen, kon het hof in de hiervoor omschreven zin betrekken bij zijn schatting dat ook ten tijde van de diefstal de aankoopwaarde nog steeds ten minste een realistische marktwaarde was.

3.Conclusie

3.1
Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering.
3.2
Ambtshalve merk ik op dat de redelijke termijn in cassatie zal worden overschreden indien de Hoge Raad uitspraak doet na 9 juni 2025.Verder heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
3.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Dat dit stuk namens de benadeelde partij is ingebracht volgt uit de mededeling van de voorzitter van het hof op de terechtzitting van 15 januari 2024 (p. 4 van het proces-verbaal van de terechtzitting).
2.Vanaf pagina 17 van de pleitnota die de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2024 heeft voorgedragen.
3.Zie proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2024, p. 19 en 20.
4.Als voorbeelden van eerdere uitspraken van de strafkamer van de Hoge Raad waarin het schadebegrotingsvraagstuk aan de orde kwam, kunnen worden genoemd HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:933 (beschadigde kleding) en HR 14 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:135 (verlies telefoon).
5.Vgl. HR 28 mei 2019 (overzichtsarrest vordering benadeelde partij), ECLI:NL:HR:2019:793, rov. 2.4.2, NJ 2019/379 m.nt. W.H. Vellinga.
6.Vgl. HR 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:208, rov. 3.3.4, NJ 2017/134 m.nt. S.D. Lindenbergh (een Caribische zaak) waarin het ging om een verloren gegane zaak na beschadiging (een
7.Vgl. HR 28 mei 2019 (overzichtsarrest vordering benadeelde partij), ECLI:NL:HR:2019:793, rov. 2.4.2, NJ 2019/379 m.nt. W.H. Vellinga.
8.Zie zaaksdossier [...] , p. 292-334.
9.Deze vermindering van eis is kennelijk een correctie op de oorspronkelijke vordering. De schriftelijke aantekeningen die de raadsvrouw van de benadeelde partijen in de tweede termijn heeft voorgehouden op de zitting in eerste aanleg van 24 juni 2022 houden in (randnr. 13) dat de raadsvrouw op 21 juni 2022 een overzicht naar de rechtbank heeft gestuurd waarin de gestolen goederen zijn gekoppeld aan de foto’s, beschrijvingen en facturen. Een overzicht dat voldoet aan deze omschrijving trof ik aan bij de stukken (overigens zonder een begeleidend schrijven). In dat overzicht is in twee voetnoten een correctie gemaakt over een eerdere berekening die kennelijk de politie heeft gemaakt en die is overgenomen in de oorspronkelijke vordering. Als ik deze correcties toepas op het oorspronkelijke bedrag van $ 218.329 en de daarbij gebruikte wisselkoers op 31 maart 2022 (zie voetnoot 3 van de toelichting op de vordering benadeelde partij) toepas, komt daar de verminderde vordering van € 182.884 uit.
10.Als gezegd vermeldt de inleiding op het rapport dat acht items zijn aangepast naar de vervangingswaarde. Ik zie in het rapport terug dat bij zes items de vervangingswaarde is aangepast (nr.’s 32, 35, 61, 67, 76 en 88). Bij twee andere items (nr.’s 10 en 11) is vermeld dat wel een certificaat is ontvangen maar niettemin de historische aankoopwaarde is aangehouden.
11.Zie randnr. 5 van de schriftelijke toelichting die raadsvrouw van de benadeelde partij heeft voorgehouden op de terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2024 (proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 15 januari 2024, p. 12).
12.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2024, p. 17 en 18.
13.Bij de items waarvan in het rapport de vervangingswaarde is aangepast (nr.’s 32, 35, 61, 67, 76 en 88) is in tegenstelling tot andere items ook ‘zuiverheid’ en ‘kleur’ vermeld.
14.Daarbij merk ik op dat in afschrijvingslijsten van verzekeraars bij schade, die online raadpleegbaar zijn, bij sieraden niet wordt uitgegaan van gestandaardiseerde afschrijvingstermijnen.