ECLI:NL:PHR:2025:526

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
11 mei 2025
Zaaknummer
24/01584
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het verweer inzake huisvredebreuk tijdens demonstratie in ING Bank

In deze zaak, die betrekking heeft op een demonstratie in een gebouw van de ING Bank, is de verdachte, geboren in 1995, bij arrest van 10 april 2024 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor huisvredebreuk zonder oplegging van een straf of maatregel. De zaak is één van de acht demonstratiezaken die op dezelfde dag door het gerechtshof zijn behandeld. De verdachte heeft via zijn advocaat, W.H. Jebbink, cassatie ingesteld en stelt dat de vervolging in strijd is met het demonstratierecht zoals vastgelegd in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Het middel van cassatie klaagt over de verwerping van het verweer dat de verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging, omdat artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet van toepassing zou zijn. Dit artikel betreft de strafbaarheid van het wederrechtelijk binnendringen in een besloten lokaal. De conclusie van de procureur-generaal, D.J.M.W. Paridaens, is dat het middel faalt en dat er geen grond is voor vernietiging van de uitspraak van het hof. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer24/01584
Zitting13 mei 2025
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de verdachte.

1.Inleiding

1.1
De verdachte is bij arrest van 10 april 2024 (22-002296-22) door het gerechtshof Den Haag wegens “wederrechtelijk in het besloten lokaal vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen” veroordeeld zonder oplegging van een straf of maatregel.
1.2
Deze zaak betreft één van de acht demonstratiezaken waarin ik vandaag concludeer. In al deze zaken heeft het gerechtshof Den Haag op dezelfde dag uitspraak gedaan. Het gaat in zes zaken over een demonstratie op 20 oktober 2020 in het toenmalige ministerie van Economische Zaken en Klimaat (24/01578, 24/01579, 24/01580, 24/01581, 24/01582 en 24/01583), waarvan één ook over een demonstratie op 11 juni 2019 in de Tweede Kamer (24/01578), en in twee zaken over demonstraties op 9 juli 2022 in gebouwen die in gebruik waren bij de ING Bank (24/01584 en 24/01632).
1.3
Namens de verdachte heeft W.H. Jebbink, advocaat in Amsterdam, in de voorliggende zaak één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel klaagt in de kern over de verwerping van het verweer dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat art. 138 Sr buiten toepassing moet blijven vanwege onverenigbaarheid van de vervolging met onder meer art. 10 en 11 EVRM. Het middel is vergelijkbaar met dat in de zaak 24/01580.
2.2
Art. 138 lid 1 Sr is opgenomen in Titel V van Boek 2 (“Misdrijven tegen de openbare orde”) en luidt:
“Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.”
2.3
Het middel faalt. De redenen daarvoor staan in mijn conclusie van vandaag in de zaak 24/01580, ECLI:NL:PHR:2025:518.

3.Slotsom

3.1
Het middel faalt.
3.2
Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.
3.3
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG