ECLI:NL:PHR:2025:563

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
16 mei 2025
Zaaknummer
24/00899
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op voertuig zonder geldige tenaamstelling en de beoordeling van het strafvorderlijk belang

In deze zaak gaat het om een beklag van de klager tegen de ongegrondverklaring van zijn klaagschrift ex artikel 552a Sv door de rechtbank Limburg. De klager had zijn Citroën Berlingo, die op 18 augustus 2023 in beslag was genomen, aangeschaft met de bedoeling deze te gebruiken voor zijn werk. De rechtbank had op 13 februari 2024 het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat het voertuig niet op naam van de klager stond en er een verdenking bestond van rijden zonder geldige tenaamstelling. De klager voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de onregelmatigheden met betrekking tot de kentekenplaten en dat hij het voertuig dringend nodig had. De officier van justitie stelde dat het voertuig niet kon worden geretourneerd omdat het niet geregistreerd was en er geen kentekenhouder bekend was. De rechtbank oordeelde dat het strafvorderlijk belang zich verzette tegen teruggave van het voertuig, omdat het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming was toegestaan, noodzakelijk was. De Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie gesteld dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het strafvorderlijk belang nog steeds aanwezig was, en heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Limburg voor verdere behandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer24/00899 B

Zitting20 mei 2025
CONCLUSIE
M.E. van Wees
In de zaak
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] 1991,
hierna: de klager.

Inleiding

1.1
De rechtbank Limburg heeft bij beschikking van 13 februari 2024 het klaagschrift ex art. 552a Sv van de klager strekkende tot opheffing van het beslag voor de Citroën Berlingo met (Belgisch) [kenteken] ongegrond verklaard.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager en J.J. Jaspers, advocaat in Breda, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

Aanleiding en het procesverloop

2.
2.1
Op 18 augustus 2023 is de auto van de klager, een Citroën Berlingo waarop nummerplaten waren gemonteerd met het Belgische [kenteken] , in beslag genomen. De klager reed op die datum in de Citroën en bij een controle bleek dat het Belgische kenteken niet hoorde bij de Citroën Berlingo, maar bij een Audi S4. Daarnaast bleek dat het chassisnummer van de Citroën Berlingo sinds 10 augustus 2023 niet meer stond geregistreerd.
2.2
Op 27 september 2024 heeft de klager een klaagschrift ex art. 552a Sv ingediend waarin opheffing van het beslag werd verzocht. De rechtbank Limburg heeft dit klaagschrift op 13 februari 2024 ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van de enkelvoudige raadkamerzitting van 30 januari 2024 houdt, voor zover van belang, in:
“Aan de raadsman wordt gelegenheid geboden het klaagschrift toe te lichten.
De raadsman voert het volgende aan:
Het voertuig van de klager is op 18 augustus 2023 onder hem inbeslaggenomen. De reden dat de klager verzoekt om teruggave van het voertuig is omdat hij het idee heeft dat hij niets fout heeft gedaan. De klager dacht dat hij gewoon met het [kenteken] mocht rijden en heeft zich daar ook over geïnformeerd. Ik heb geen vordering gezien dat er een verdenking rust op de klager noch dat het voertuig nodig is voor nader onderzoek. De klager heeft de auto gekocht en heeft deze nodig voor zijn werk. Ik heb stukken ingediend waaruit volgt dat het voertuig op naam van de klager staat en derhalve niet gestolen is. De klager stelt dat hij niet wist dat hij met deze kentekenplaten niet mocht rijden. Er is geen strafvorderlijk belang meer om het voertuig in beslag te houden en vandaar verzoek ik ook tot teruggave van het voertuig.
De officier van justitie brengt naar voren:
In het systeem is te zien dat het voertuig niet langer geregistreerd staat. Ik heb geen nadere informatie omtrent een eventuele diefstal. Waar het om gaat is dat de kentekenplaten die gevoerd zijn niet kloppen. Het voertuig is niet geregistreerd en er is geen kentekenhouder bekend. Dat is de reden waarom het voertuig niet kan worden geretourneerd aan de klager en dat is ook hetgeen de klager wordt verweten.
De rechter stelt vast dat in de overlegde stukken geen kentekenbewijs zit zoals wij dat in Nederland kennen.
De raadsman voert aan:
In België hoort het kenteken bij de eigenaar en niet bij het voertuig. Daar lag ook precies het probleem, namelijk om het voertuig op naam van de klager te krijgen.
Desgevraagd antwoord de klager dat het voertuig pas geregistreerd kan worden als er een technische controle is doorlopen. In België mag de koper van een auto tijdelijk de kentekenplaten van zijn vorige auto gebruiken totdat de technische controle is uitgevoerd. Het voertuig is voor deze technische controle inbeslaggenomen, waardoor ik de technische controle niet heb kunnen laten uitvoeren. Er stond wel al een afspraak gepland en daar zijn ook stukken van overlegd.
De rechter stelt vast dat het voertuig ten tijde van de inbeslagname niet op naam stond van de klager.
De officier van justitie voert aan:
Het is op dit moment nog onduidelijk of de klager zal worden vervolgd. Een niet op naam gesteld voertuig kan niet worden geretourneerd. Er is sprake van strafvorderlijk belang hetgeen zich verzet tegen teruggave van het voertuig aan de klager.
De raadsman voert aan:
Ik zie nog altijd niet in waarom er (nog steeds) een strafvorderlijk belang is. Al het onderzoek aan het voertuig is reeds verricht dus het kan hooguit een financiële kwestie zijn. Er zijn geen nadere onderzoekshandelingen ten aanzien van het voertuig en het is onduidelijk of de klager al dan niet zal worden vervolgd.”

De beschikking

3. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard en daartoe overwogen

“Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voertuig. Namens de klager is aangevoerd dat de klager het voertuig in augustus 2023 heeft gekocht van de [belanghebbende] . De verdediging heeft ter onderbouwing de koopovereenkomst alsmede een kopie van het identiteitsbewijs van de verkoopster bijgevoegd. De klager heeft het voertuig met [kenteken] op 18 augustus 2023 verzekerd bij AG. Ter onderbouwing is het verzekeringsbewijs overlegd. In België mag de koper -voor een korte periode- de kentekenplaten van zijn vorig voertuig gebruiken voor een ander voertuig. Dit ter overbrugging van de periode totdat de technische controle op het voertuig is uitgevoerd. Doordat het voertuig in beslag is genomen, heeft de klager niet de tijd gehad om deze technische controle te laten uitvoeren. De klager verkeerde in de vooronderstelling dat hij ook in het buitenland met die kentekenplaten mocht rijden, hetgeen hem bij de garage ook was medegedeeld. De klager is er niet mee bekend dat het voertuig zou zijn gestolen, heeft daar geen gegevens over en voor zover hem bekend rust er ook geen verdenking op hem. Ook blijkt niet dat het voertuig nog nodig is voor andere onderzoek handelingen. Er is dan ook geen strafvorderlijk belang (meer) om de inbeslagneming te laten voortduren.
De klager heeft de auto dringend nodig en de voortdurende inbeslagneming brengt hem in een lastige afhankelijke positie en brengt financieel nadeel met zich mee. De klager stelt zich op het standpunt dat bij het afwegen van de belangen zijn belang bij teruggave van het voertuig prevaleert boven het algemeen belang. De klager wordt onevenredig hard geraakt met de voorgenomen vervreemding. Voortzetting van het beslag en vervreemding zijn niet proportioneel.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen voertuig en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het voertuig staat niet geregistreerd en er is geen kentekenhouder bekend. De kentekenplaten die door de klager gevoerd zijn, lijken derhalve niet te kloppen. De officier van justitie stelt dat het voertuig niet aan de klager kan worden geretourneerd, omdat het een niet tenaamgesteld voertuig betreft. De officier van justitie stelt dat het op dit moment onduidelijk is of de klager al dan niet vervolgd gaat worden. Er is sprake van een verdenking en dan verzet het strafrechtelijk belang zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen voertuig. Uit de stukken volgt dat de registratie van de vorige eigenaar, [belanghebbende] , op 21 april 2023 is geëindigd. Dat strookt niet met het verhaal van de klager.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen twee jaren na inbeslagneming. De klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken. De klager lijkt in augustus 2023 het voertuig van [belanghebbende] te hebben gekocht en heeft het voertuig op 18 augustus 2023 verzekerd bij AG. Een kentekenbewijs of een tenaamstelling zijn niet overlegd. Uit de stukken volgt dat de tenaamstelling van de vorige eigenaar, [belanghebbende] , op 21 april 2023 is geëindigd. De klager stelt de tenaamstelling in België te ontvangen, wanneer er een technische keuring aan het voertuig heeft plaatsgevonden, hetgeen ten tijde van de aanhouding nog niet plaatsgevonden. De stukken die door de verdediging zijn overlegd, zijn niet afdoende om een tenaamstelling vast te stellen. De rechtbank stelt derhalve vast dat ten tijde van de inbeslagneming het voertuig niet op naam van de klager staat. Volgens de officier van justitie is er een verdenking van rijden zonder een geldige tenaamstelling, waarover kennelijk door het Openbaar Ministerie nog een beslissing over moet worden genomen.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.”

Het middel

4.
4.1
Het middel bevat de klacht dat de ongegrondverklaring van het klaagschrift in het licht van hetgeen door en namens de klager is aangevoerd onbegrijpelijk is.
4.2
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomene kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art 552f Sv. Bij dit een en ander dient de rechter in aanmerking te nemen dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter draagt en dat hij niet ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure mag treden. [1]
4.3
De rechtbank heeft vastgesteld dat de stukken die door de verdediging zijn overgelegd niet afdoende zijn om een tenaamstelling vast te stellen en dat derhalve ten tijde van de inbeslagneming het voertuig niet op naam van de klager stond. De rechtbank komt vervolgens tot het oordeel dat het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag. Aan dat oordeel heeft de rechtbank ten grondslag gelegd dat er een verdenking is van rijden zonder een geldige tenaamstelling, waarover door het openbaar ministerie nog een beslissing moet worden genomen. Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk. Ik neem daarbij in aanmerking dat uit de overwegingen van de rechtbank en hetgeen door het openbaar ministerie op de terechtzitting is aangevoerd niet valt af te leiden dat voor het nemen van een vervolgingsbeslissing nader onderzoek aan het voertuig noodzakelijk is, terwijl dit door de raadsman van de klager uitdrukkelijk is betwist. In zoverre is het middel dus terecht voorgesteld.
4.4
Ik heb mij afgevraagd of de klager een belang bij cassatie heeft. Het openbaar ministerie heeft op de terechtzitting aangevoerd dat het voertuig niet geregistreerd staat en dat er geen kentekenhouder bekend is en dat dat de reden is dat het voertuig niet kan worden teruggegeven. Hierdoor dringt de gedachte zich op dat, in elk geval in de visie van het openbaar ministerie, het belang van strafvordering zich nog verzet tegen teruggave van het voertuig omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal bevelen. [2] De rechtbank heeft echter niet meer vastgesteld dan dat ten tijde van de inbeslagneming het voertuig niet op naam van de klager stond. Die enkele vaststelling lijkt mij onvoldoende om het oordeel te kunnen dragen dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer zal bevelen. Bij gebrek aan nadere vaststellingen meen ik dan ook dat de klager een belang bij cassatie heeft.

Afronding

5.
5.1
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
5.2
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Limburg teneinde op het bestaande beklag te worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823.
2.Vgl. voormalig AG Harteveld in ECLI:NL:PHR:2024:808 voorafgaand aan HR 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1690 (81 RO).