In deze zaak is de verdachte, geboren in 1963, veroordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2023 voor zware mishandeling. De verdachte heeft op 28 december 2020 in [plaats] de aangever, [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem meerdere keren te slaan met een koevoet. Het hof heeft de verdachte een gevangenisstraf van 49 dagen opgelegd, waarvan 42 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Tevens is een koevoet verbeurd verklaard en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte. De verdediging heeft cassatie aangetekend met twee middelen. Het eerste middel betreft het gebruik van getuigenverklaringen als bewijs, waarbij de verdediging stelt dat deze ontoelaatbare conclusies bevatten. Het tweede middel betreft de toewijzing van beveiligingskosten aan de benadeelde partij. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen als bewijs geaccepteerd en de verwerping van het beroep op noodweer gemotiveerd. De verdediging heeft geen concrete feitelijke invulling gegeven aan het noodweer-verweer, wat het hof als onvoldoende heeft beoordeeld. Het hof heeft geoordeeld dat er voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde schade, waaronder beveiligingskosten. De Hoge Raad heeft de conclusie van de procureur-generaal overgenomen en het beroep verworpen.