Conclusie
Clear Channelrespectievelijk
de Gemeente.
1.Inleiding en samenvatting
RBL). RBL heeft in haar inschrijving Clear Channel opgegeven als onderaannemer, die de exploitatie van de reclameruimte zou gaan verzorgen. Naar later bleek, had de Gemeente de inschrijving van RBL ongeldig moeten verklaren omdat daarin de voor de abri’s vereiste ‘zwevende zitelementen’ ontbraken, zo is onherroepelijk vastgesteld in een bodemprocedure. In dat geval zou JCDecaux Nederland B.V. (hierna:
JCDecaux) in plaats van RBL als winnaar uit de bus zijn gekomen. In die bodemprocedure is tevens vastgesteld dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade die JCDecaux als gevolg van het mislopen van de aanbestede concessie lijdt, waartoe die procedure naar de schadestaat is verwezen. Tegen deze achtergrond heeft de Gemeente zich een aantal wijzigingen in de concessie voorgenomen, waaronder het verlenen van toestemming aan RBL om voor de exploitatie van de buitenreclame in zee te gaan met JCDecaux, die daarmee de plaats zou innemen van Clear Channel.
Aw) van toepassing. Het betreft hier een ‘concessieopdracht voor diensten’ (art. 1.1 Aw). De hoogte van de financiële afdracht door de concessiehouder aan de Gemeente (oftewel: de concessieprijs) weegt bij de gunningsbeslissing voor 40% mee. Daar staat tegenover het recht om de inkomsten uit de exploitatie van de reclameruimte te behouden.
Eis 35):
behoudens wijziging(en) welke door opdrachtgever akkoord is/zijn bevonden’.
Global) hebben op deze aanbestedingsprocedure ingeschreven. RBL heeft voor de exploitatie van de reclameruimte Clear Channel als onderaannemer opgegeven. De inschrijving van Global is ongeldig verklaard. Bij voorlopige gunningsbeslissingen van 21 maart 2018 heeft de Gemeente haar voornemen kenbaar gemaakt om de concessie te gunnen aan RBL.
de concessieopdracht.
wezenlijkewijziging, van de concessieopdracht inhouden.
3.Procesverloop
het kortgedingvonnis) heeft de voorzieningenrechter in beide zaken de Gemeente verboden om zonder nieuwe aanbestedingsprocedure uitvoering te geven aan haar voornemen aan RBL toestemming te verlenen om samen te werken met JCDecaux voor de exploitatie van reclame. De vorderingen van Clear Channel jegens RBL zijn afgewezen.
vorderingen van Clear Channel en Global jegens de Gemeentetoegewezen. Hun overige vorderingen zijn afgewezen.
vorderingen van Clear Channel jegens RBLzijn afgewezen omdat er (wat de eerste vordering betreft) geen voldoende belang (meer) is bij het verbod om uitvoering te geven aan de door de Gemeente voorgenomen wijzigingen. Met het verbod aan de Gemeente om de voorgenomen wijzigingen door te voeren blijft de huidige situatie immers gehandhaafd. De tweede vordering is ook afgewezen. Die vordering is gebaseerd op de stelling dat tussen Clear Channel en RBL een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan Clear Channel gedurende looptijd van de aan RBL door de Gemeente verleende concessie het exclusieve recht heeft om analoge en digitale reclame te exploiteren. Als RBL die overeenkomst niet nakomt, pleegt zij wanprestatie jegens Clear Channel. Nu RBL gemotiveerd betwist dat van een dergelijke exclusiviteit sprake is, dient nader onderzoek plaats te vinden. Daarvoor leent het kort geding zich echter niet.
het hof) hoger beroep ingesteld tegen het kortgedingvonnis, waarbij zij elk hun grieven in de appeldagvaarding hebben opgenomen. Clear Channel en Global hebben beiden incidenteel appel ingesteld. Hierna beperk ik mij tot de drie zaken in hoger beroep waarbij Clear Channel partij is. [9]
in principaal hoger beroepverklaart het hof de Gemeente en RBL niet-ontvankelijk in hun hoger beroep voor zover dat tegen elkaar is gericht, vernietigt het hof het kortgedingvonnis voor zover gewezen tussen Clear Channel en de Gemeente en JCDecaux, en wijst het hof (opnieuw rechtdoende) de vorderingen van Clear Channel af;
in incidenteel hoger beroepverwerpt het hof het incidenteel hoger beroep van Clear Channel; en
in het principaal en in het incidenteel hoger beroepveroordeelt het hof Clear Channel, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van proceskosten [12] aan de Gemeente, RBL en JCDecaux.
4.Bespreking van het cassatiemiddel in het principaal cassatieberoep
naar zijn aardontoelaatbaar is.
in haar geheelmoest beoordelen (en niet per onderdeel) en dat het hof bij die toets gehouden was
het doel van de schikking te betrekken, faalt dat betoog omdat het niet in de procesinleiding is terug te vinden en daarom te laat is aangevoerd. [17]
onder a, Aw, om vervolgens (in rov. 4.11) daarop voortbouwend te verwijzen naar het
Wall AG-arrest [18] , en te oordelen dat de wisseling van onderaannemer zelf slechts in uitzonderlijke gevallen wezenlijk zal zijn, en dan tot de conclusie te komen dat de vervanging van Clear Channel geen wezenlijke wijziging zal opleveren.
onder d, Aw (in verbinding met art. 2.163f, aanhef en onder a, Aw jo. art. 2.163c Aw) toe te passen. Die maatstaf schrijft voor dat de mogelijkheid tot vervanging van een contractspartij in beginsel ondubbelzinnig in de bestekvoorwaarden moet zijn voorzien. Uit de arresten
Pressetext [19] en
Wall AG [20] , in samenhang gelezen, blijkt dat dit vereiste óók van betekenis is voor de vervanging van
een onderaannemervan een contractspartij.
Pressetext [21] (2008) heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de vervanging van de partij waaraan een overheidsopdracht is toegewezen door een andere opdrachtnemer, in het algemeen als ‘wezenlijke wijziging’ van de verleende overheidsopdracht dient te worden aangemerkt, zodat een nieuwe aanbesteding moet worden georganiseerd. Op die regel bestaat een uitzondering als de bevoegdheid om de geselecteerde opdrachtnemer te vervangen door een andere opdrachtnemer, is vastgelegd in de voorwaarden van de oorspronkelijke overeenkomst en de mogelijkheid daartoe dus contractueel is opengelaten. Ik citeer punt 40 van dit arrest:
Pressetextbetrof feitelijk slechts een interne reorganisatie binnen het concern van de oorspronkelijke opdrachtnemer (‘contractspartij’). Ook om die reden waren in die zaak de voorwaarden van de oorspronkelijke overeenkomst niet
wezenlijkgewijzigd. [22]
Wall AG [23] (2010) lijkt qua casuspositie op de onderhavige zaak. Die zaak ging over een dienstenconcessie die door de stad Frankfurt am Main werd verleend voor een periode van 15 jaar. Wall AG was een van gegadigden voor die concessie, die onder meer betrekking had op de exploitatie van reclame. Volgens de stad Frankfurt deed zich ten aanzien van Wall AG een uitsluitingsgrond voor zodat zij afviel. De concessie werd toegekend aan FES, een onderneming waarin de stad Frankfurt een meerderheidsbelang had. FES wees Wall AG aan als haar onderaannemer. De concessieovereenkomst die tussen de stad Frankfurt en FES werd gesloten, bepaalde dan ook dat Wall AG de onderaannemer van FES was voor de onder de betrokken concessie vallende reclamediensten. Tevens was bepaald dat FES de onderaannemer kon vervangen, mits de stad Frankfurt daarvoor schriftelijk toestemming verleent. Met het oog op de uitvoering van de concessieovereenkomst vroeg FES zowel aan Wall AG als aan Deutsche Städte Medien (DSM) een offerte voor de exploitatie van de reclamepanelen. De keuze van FES viel op DSM, die daarmee als onderaannemer in de plaats kwam van de beoogde onderaannemer Wall AG. De stad Frankfurt stemde daarmee in.
hieronder en in de citaten hierna mijn onderstreping; A-G]:
kan worden aangemerkt als wezenlijk wanneer hierbij voorwaarden worden ingevoerd die, indien zij in de oorspronkelijke aanbestedingsprocedure waren vastgesteld, hadden kunnen leiden tot toelating van andere dan de oorspronkelijk toegelaten inschrijvers of tot de keuze van een andere dan de oorspronkelijk uitgekozen offerte(zie naar analogie arrest pressetext Nachrichtenagentur, reeds aangehaald, punt 35).
vervanging van een onderaannemer kan, zelfs indien de overeenkomst in deze mogelijkheid voorziet, in uitzonderlijke gevallen een dergelijke wijziging van een van de essentiële elementen van de concessieovereenkomst vormen wanneer de omstandigheid dat een beroep is gedaan op een bepaalde onderaannemeren niet op een andere, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de betrokken dienst,
een beslissend element is geweest bij de sluiting van de overeenkomst, wat hoe dan ook door de verwijzende rechter dient te worden onderzocht.”
in uitzonderlijke gevallentoch sprake kan zijn van een wezenlijke wijziging (zie met name punt 39 van het arrest). Naar ik meen kan men dit ook omdraaien: ook als een lopende concessieovereenkomst
nietvoorziet in de mogelijkheid om de onderaannemer te vervangen, betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat een dergelijke vervanging een
wezenlijkewijziging vormt. Of dat laatste het geval is, hangt mede ervan af of de keuze voor de (oorspronkelijke) onderaannemer van beslissende invloed is geweest op de gunningsbeslissing van de concessieverlener. Om aannemelijk te maken dat de gunningsbeslissing mede is bepaald door de onderaannemer die in de inschrijving wordt opgevoerd, is vereist dat wordt onderzocht of de winnende inschrijver ook had gewonnen als hij geen of een andere onderaannemer in zijn inschrijving zou hebben opgenomen. Dit vergt een een inschatting van de hypothetische situatie waarin de betrokken partij
nietwas genoemd als de onderaannemer van de partij die de inschrijving heeft gewonnen.
Wall AGheeft het Hof het arrest-
Pressetextdoorgetrokken concessies voor diensten toen nog geen aparte richtlijn voor concessies was uitgevaardigd. Die richtlijn is er niet veel later gekomen: Richtlijn 2014/23/EU (hierna:
de Concessierichtlijn). [25] De Concessierichtlijn is gelijktijdig uitgevaardigd met Richtlijn 2014/24/EU, de herziene versie van de richtlijn inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (hierna:
de Algemene aanbestedingsrichtlijn). [26]
als wezenlijk beschouwd (…), wanneer de opdracht of raamovereenkomst hierdoor materieel verschilt van de oorspronkelijke opdrachtof raamovereenkomst. (…) [E]en wijziging wordt geacht wezenlijk te zijn wanneer aan één of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:
De wijziging voorziet in voorwaarden die, als zij deel van de aanvankelijke aanbestedingsprocedure hadden uitgemaakt,
de toelating van andere dan de aanvankelijk geselecteerde gegadigden en de gunning van de opdracht aan een andere inschrijver mogelijk zouden hebben gemaaktdan wel bijkomende deelnemers aan de aanbestedingsprocedure zouden hebben aangetrokken;
een nieuwe aannemer in de plaats is gekomen van de aannemer aan wie de aanbestedende dienst de opdracht aanvankelijk had gegundin andere dan de in lid 1, onder d), genoemde gevallen.”
materieel verschiltvan de oorspronkelijke opdracht. [27] Daarmee wordt de lat voor het aannemen van een ‘wezenlijke wijziging’ tamelijk hoog gelegd.
Een overheidsopdracht kan zonder nieuwe aanbestedingsprocedureals bedoeld in deel 2 van deze wet
worden gewijzigd indien de wijzigingen, ongeacht de waarde ervan, niet wezenlijk zijn.
Een wijziging van een overheidsopdracht is wezenlijkals bedoeld in het eerste lid,
indien de overheidsopdracht hierdoor materieel verschilt van de oorspronkelijke opdracht.
wijziging van een overheidsopdracht is in ieder geval wezenlijk indien:
de toelating van andere dan de oorspronkelijk geselecteerde gegadigden of de gunning van de overheidsopdracht aan een andere inschrijver mogelijk zouden hebben gemaakt of bijkomende deelnemers aan de aanbestedingsprocedure zouden hebben aangetrokken,
een nieuwe opdrachtnemer in de plaats is gekomen van de opdrachtnemer aan wie de aanbestedende dienst de overheidsopdracht oorspronkelijk had gegundin een ander dan in artikel 2.163f bedoeld geval.”
Wijziging van overeenkomsten gedurende de looptijd
Ten eerstede route van de gevallen waarin een wijziging wordt geacht wezenlijk te zijn. Daarbij zijn in casu alleen de gevallen genoemd in art. 2.163g lid 3, onder a en d, Aw relevant.
Ten tweede(en subsidiair, namelijk als zich niet een van die genoemde gevallen voordoet) de algemene toets genoemd in art. 2.163g lid 2 Aw, zoals uit te leggen in het licht van het arrest
Wall AG. Deze systematiek wordt in het bestreden arrest gevolgd (zie rov. 4.8 t/m 4.15).
onderdeel 3. Het geval genoemd onder d) komt, in combinatie met de algemene toets uit art. 2.163g lid 2 Aw, aan de orde in het hierna te bespreken onderdeel 2.
onder d)ziet op de vervanging van de opdrachtnemer/concessiehouder en niet op vervanging van een door deze ingeschakelde onderaannemer. Er mag daarom niet zonder meer van worden uitgegaan dat ook in geval van vervanging van de onderaannemer zich een wezenlijke wijziging in de concessieovereenkomst geacht wordt voor te doen. Voor de concessieverlener is in elk geval essentieel wie de concessiehouder, en dus zijn contractspartij, is. Dat geldt niet noodzakelijkerwijs voor een door de concessiehouder ingeschakelde onderaannemer.
Pressetexten
Wall AG. Daardoor ontstaat een bepaalde overlap met wat ik zo juist als de derde of de algemene grondslag heb aangeduid. Daarbij dient aan de volgende criteria te worden getoetst: (i) of de bestekvoorwaarden voorzien in de mogelijkheid van deze wijziging, (ii) of de keuze voor de onderaannemer een beslissend element was bij de sluiting van de concessieovereenkomst [29] en (iii) of de gewijzigde concessie materieel verschilt van de oorspronkelijke concessie.
wezenlijke wijzigingis, zoals het hof terecht oordeelt in rov. 4.10. Het hof overweegt dat in het licht van het antwoord van de Gemeente in de Nota van Inlichtingen een wijziging van de onderaannemer niet mogelijk is zonder de concessie te wijzigen (zie 2.3-2.4). Daar voegt het hof echter aan toe: “
maar dat brengt niet mee dat het dan per se om eenwezenlijkewijziging gaat.” Deze overweging wordt in cassatie niet bestreden, althans niet voldoende kenbaar. [30] Dit eerste criterium kan Clear Channel dus niet baten.
een beslissend element is geweest bij de sluiting van de overeenkomst” in zijn beoordeling betrokken. Het heeft in rov. 4.14 vastgesteld dat Clear Channel voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar rol als onderaannemer voor de Gemeente van doorslaggevende betekenis is geweest (zie het citaat in 3.14). Tegen dit feitelijke oordeel richt het middel geen klacht. De conclusie in rov. 4.15 dat “
de vervanging van Clear Channel door JCDecaux geen wezenlijke wijziging van de concessieopdracht oplevert”, steunt op de in rov. 4.14 gegeven motivering en blijft daardoor overeind. Ook het tweede criterium kan Clear Channel dus niet baten.
Wijziging in kring van gegadigden is ‘wezenlijk’(rov. 4.8)’. Daarmee wordt gedoeld op onderdeel a van art. 2.163g lid 3 Aw. Het middel klaagt dat het oordeel van het hof in rov. 4.8 onjuist of minst genomen innerlijk tegenstrijdig (en daarmee onbegrijpelijk) is. Dit betoog nodigt uit te bezien wat het hof nu precies overweegt.
Pressetext). Artikel 2a.53 in verbinding met artikel 2.163g lid 3 aanhef en sub a AW is de codificatie hiervan.”
zou de kring van gegadigden er mogelijk anders uit hebben gezien. Er zouden wellicht meer ondernemers hebben ingeschreven nu zij zich niet meer minimaal 15 jaar aan dezelfde onderaannemer hadden moeten committeren.”
konkomen, bij gebreke van daartoe strekkende stellingen zijdens Clear Channel en dat het hof de stellingen in de derde en vierde zin van rov. 4.8 zelf heeft bijgebracht.
wezenlijkewijziging van de concessieovereenkomst opleveren. [33] Zoals ik hiervoor uiteengezet heb, wordt dit oordeel door Clear Channel tevergeefs bestreden met de onderdelen 2 en 3. Aldus geldt bij de bespreking van onderdeel 4 als uitgangspunt dat de vervanging van Clear Channel door JCDecaux in aanbestedingsrechtelijke zin
geen wezenlijke wijzigingvan de concessieopdracht oplevert. Ook het hof gaat daarvan uit.
de eerste plaatsin op het beroep van Clear Channel op détournement de pouvoir van de zijde van de Gemeente (procesinleiding, nrs. 30-32).
toelaatbaar is dat de Gemeente voor deze weg heeft gekozen” en “
zij geen oneigenlijk gebruik [maakt] van haar (aanbestedingsrechtelijke) bevoegdheid”. Die omstandigheden wijzen er immers op, zeker in samenhang met hetgeen het hof overigens overweegt in rov. 4.19 en 4.26 omtrent de redenen waarom de Gemeente wijzigingen in de concessieovereenkomst wil aanbrengen, dat de Gemeente die wijzigingen doorvoert om andere redenen dan een aanbestedingsrechtelijk oogmerk. Dat levert détournement de pouvoir op, aldus het middel.
haarbevoegdheid wijzigingen aan te brengen in de concessieovereenkomst.
de tweede plaatsop het zorgvuldigheidsbeginsel (procesinleiding nrs. 33-34). Het middel klaagt (nr. 33) dat het oordeel van het hof onbegrijpelijk is als de geruststellende mededeling van RBL (omtrent de raamovereenkomst) wordt betrokken in het gegeven oordeel over het beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel. Het hof legt dan immers niet uit waarom die mededeling van belang is, nu de raamovereenkomst tussen Clear Channel en RBL enkel relevant wordt
nadatde concessievoorwaarden met uitoefening van de aanbestedingsrechtelijke bevoegdheden van de Gemeente worden gewijzigd,
zodatClear Channel kan worden vervangen.
5.Bespreking van het cassatiemiddel in het voorwaardelijk incidenteel beroep
een onderaannemervanaf het begin af aan was toegestaan, terwijl Clear Channel dat volgens de Gemeente in geen van beide feitelijke instanties heeft gesteld (nr. 3.1.4).
Deze wijziging is zonder nieuwe aanbestedingsprocedure niet toegestaan
De gevallen zoals genoemd onder a tot en met d doen zich in dit geval niet voor. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat toch sprake is van een wezenlijke wijziging van de aanbestede concessieovereenkomst. Dat komt, omdat Gemeente Utrecht eis 35 kennelijk zelf als een wezenlijke eis heeft aangemerkt.