ECLI:NL:PHR:2025:766

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
23/05054
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conclusie in de Martelcontainerzaak met betrekking tot voorbereiding van opzettelijke vrijheidsberoving en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak, die bekend staat als de Martelcontainerzaak, is de verdachte op 20 december 2023 door het hof Amsterdam veroordeeld voor het medeplegen van voorbereiding van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, deelname aan een criminele organisatie en opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van voorarrest. Het cassatieberoep is ingesteld op 27 december 2023, waarbij de advocaat van de verdachte, J.J.J. van Rijsbergen, één middel van cassatie heeft voorgesteld. Dit middel betreft de motivering van de bewezenverklaring van het medeplegen van voorbereiding van opzettelijke vrijheidsberoving, specifiek met betrekking tot het voorhanden hebben van politie-uniformen, kogelwerende vesten en vuurwapens. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte deze voorwerpen tezamen en in vereniging met mededaders voorhanden heeft gehad, en dat dit oordeel niet onbegrijpelijk is en voldoende gemotiveerd. De conclusie van de procureur-generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf, die verminderd dient te worden. De zaak heeft ook samenhang met andere zaken, waaronder 23/04982, 23/05005 en 23/05052, waarin ook conclusies zijn getrokken.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/05054
Zitting8 juli 2025
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
De verdachte is bij arrest van 20 december 2023 door het hof Amsterdam (parketnr. 23-001408-22) voor onder meer [1] het medeplegen van voorbereiding van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27 lid 1 Sr en tot teruggave aan de verdachte van de in het arrest vermelde in beslag genomen voorwerpen.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 23/04982, 23/05005, 23/05052 en 24/00082. In de eerste drie zaken concludeer ik vandaag ook.
1.3
Het cassatieberoep is op 27 december 2023 ingesteld namens de verdachte. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat in Breda, heeft één middel van cassatie voorgesteld. In het middel wordt geklaagd over “de bewezenverklaring van het medeplegen van voorbereiding van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving ten aanzien van politie-uniformen en kogelwerende vesten en vuurwapens [welke bewezenverklaring] niet kan volgen uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, reden waarom de bewezenverklaring onvoldoende naar de eis der wet met redenen is omkleed”.
1.4
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.De bewezenverklaring en de bewijsvoering

2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 22 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van
- opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van een of meer personen (als bedoeld in artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
opzettelijk voorwerpen en vervoermiddelen te weten:
in een loods aan de [a-straat 1] te [plaats] :
- politie-uniformen en kogelwerende vesten,
en
in een loods aan de [b-straat 1] te [plaats] :
- vuurwapens van categorie II en categorie III als bedoeld in artikel 2 Wet wapens en munitie, te weten:
• twee pistolen van het merk CZ, model 83, kaliber 7,65 mm,
• een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9 mm,
• een pistool van het merk Glock, model 19, kaliber 9 mm,
• een revolver van het merk Zastava, model M83-84, kaliber .357magnum,
• een revolver van het merk Zastava, model M83-92, kaliber .357, en/of
• een automatisch werkend aanvalsgeweer van het merk Norinco, model 57 (AK-47 model), kaliber 7.62x39mm,
- vijf kogelwerende vesten,
- gestolen voertuigen, te weten
• een witte Volkswagen Transporter voorzien van (valse) [kenteken] ,
• een grijze Fiat Ducato, met (valse) [kenteken] ,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.”
2.2
De bewezenverklaringen berusten op de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, die in een bijlage achter het bestreden arrest zijn opgenomen. Voor de inhoud van de bewijsmiddelen verwijs ik naar die bijlage. Hier vermeld ik slechts de voor de bespreking van het middel relevante bewijsmiddelen of onderdelen daarvan. Deze zijn:
“16. Een
proces-verbaal van bevindingen overige beoogde slachtoffersvan 17 februari 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (…).
Dit proces-verbaal houdt in (…) als
relaas van deze opsporingsambtenaar:
Pagina 3360:
EncroChat-gesprek van 4 mei 2020 tussen [bijnaam medeverdacht 1] ( [medeverdachte 1] ) en [bijnaam verdachte] ( [verdachte] )
04-05-2020 [bijnaam medeverdacht 1] Die bolle flikker heeft weer gelogen tegen je
04-05-2020 [bijnaam medeverdacht 1] Hij heeft geen afspraak met [medeverdachte 2]
04-05-2020 [bijnaam medeverdacht 1] Broer aub lok hem en neem hem mee
04-05-2020 [bijnaam medeverdacht 1] Hij moet zich melden die hoer
04-05-2020 [bijnaam medeverdacht 1] We kankeren hem die cel in
04-05-2020 [bijnaam medeverdacht 1] Gaat ie daar lekker afkicken
04-05-2020 [bijnaam verdachte] Oke Broer pffffff snap him niet kk homo junkie
(…)
18. Een
proces-verbaal van bevindingen artikel 140 Wetboek van Strafrechtvan 29 april 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (…).
Dit proces-verbaal houdt in (…) als
relaas van deze opsporingsambtenaar:
(…)
Pagina 124:
[verdachte] is in de periode van 20 mei 2020 tot en met 21 juni 2020 op 3 dagen in of bij loods 2 (het hof begrijpt de loods in [plaats] ) gezien, te weten op 25 mei 2020 toen hij samen met [betrokkene 1] het pand inging; op 27 mei 2020 en op 12 juni 2020 als [betrokkene 2] de toegangsdeur van loods 2 voor hem opent. Na ongeveer 25 minuten vertrekken [betrokkene 2] en [verdachte] weer. Later die ochtend komen ze weer allebei naar loods 2. Verder heeft hij de Volkswagen Transporter (met [kenteken] ) bestuurd.
Pagina 125:
EncroChat-gesprek van 7 mei 2020 tussen [bijnaam medeverdacht 1] ( [medeverdachte 1] ) en [bijnaam verdachte] ( [verdachte] )
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] ik heb locatie voor de boys
2020-05-07 [bijnaam verdachte] oke top
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] loods met kantoor
2020-05-07 [bijnaam verdachte] oke super
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] we maken huiskamer van kantoor
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] en autos en wapens in loods
2020-05-07 [bijnaam verdachte] toptop broer
2020-05-07 [bijnaam verdachte] welke stad broer
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] soort AT hoofdkwartier
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] omgeving [plaats]
2020-05-07 [bijnaam verdachte] oke toptoo Broer
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] vanaf daar kan je gelijk uitrukken
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] ik zet daar auto en bus
2020-05-07 [bijnaam verdachte] mooi
(...)
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] Oke broer. laat je morgen weten over locatie
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] Dan bouwen we die om tot uitval basis
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Oke Broer top
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Superrrrrrrr
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] AT basis
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] Haha
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Hehe
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Zin in Broer
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] Als wat is ze zijn gelijk paraat
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Yes Broer zo hoord het
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] Ik zet motor scooter daar auto en bus
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] En wapens en vesten
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Toptop
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] En zet OT bij gym
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Yes Broer
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] Als er mensen daar zitten posten op ons sturen we ons team op hun
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] Haha
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Hehe
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] Gelijk drive bye
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Hehe
2020-05-07 [bijnaam medeverdacht 1] Ratatatata
2020-05-07 [bijnaam verdachte] Hoe het hoord Broer
En op 12 mei 2020 (pagina 28) een chat tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] waarin door [medeverdachte 1] een screenshot wordt gestuurd met berichten van een persoon genaamd " [medeverdachte 2] new new" (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ). Uit de berichten blijkt dat er goederen zijn geleverd in de loods die werd beschreven als [...] (het hof begrijpt: de loods in [plaats] ) zoals een slaapbank, tv en playstation en dat morgen de gordijnen komen, zodat "ze" kunnen slapen.
[op deze plaats in het bewijsmiddel wordt bedoeld screenshot getoond, A-G]
2020-05-12 [bijnaam medeverdacht 1] Kijk broer jongens werken hard
2020-05-12 [bijnaam medeverdacht 1] Alles bijna af
2020-05-12 [bijnaam medeverdacht 1] [...] is jullie slaap locatie
2020-05-12 [bijnaam medeverdacht 1] We zetten gelijk snelle auto en bus erin en motor
Pagina 127:
EncroChat-gesprek van 21 mei 2020 tussen [bijnaam medeverdacht 1] ( [medeverdachte 1] ) en [bijnaam verdachte] ( [verdachte])
Op 20 mei 2020 werd tijdens een observatie waargenomen dat [verdachte] vermoedelijk bij loods 2 (het hof begrijpt: in [plaats] ) is gaan kijken met [medeverdachte 2] , waarna hij een dag later aan [medeverdachte 1] terugkoppelt dat het een top plek is en dat hij kennelijk samen met anderen de volgende zijn intrek gaat nemen:
2020-05-21 [bijnaam verdachte] Goodmorning Broer was gister ziek had bloody kip van kfc geeten maar hebt gister met [medeverdachte 2] afgrsproken alles gezien toptop plek van af morgan gaan Wij er in als van dag holiday zij [medeverdachte 2]
2020-05-21 [bijnaam medeverdacht 1] Oke brother
Pagina 128:
EncroChat-gesprek van 15 mei 2020 tussen [bijnaam medeverdacht 1] ( [medeverdachte 1] ) en [bijnaam verdachte] ( [verdachte] )
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Broer
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Yes Broer
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Alles oke??
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Ja broer was ff druk
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] We hebben 5 bussen vandaag opgehaald
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] En 2 snelle autos
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] En 4 motors
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Toptop Broer
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Super
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Broer jij moet even zeggen watcje nodig hebt
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Budget
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Om alles te halen voor jullie
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Zenders portofoons telegram toestellen bivak mutsen ti rips etc
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Vanaf maandag moeten we ready zijn
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Oke ik laat maandag vesten leveren
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Welke maten moet ik weteb
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] En politie kleding
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Toptotp Broer
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Wil je die ook?
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Ik laat ook tas met ijzer afgeven
2020-05-15 [bijnaam verdachte] De hoof niet ecgt Broer de police kleding ik hebt de pas de is alle beste Broer gelove Me Ik bringe mmandag de pas voor Red om meer ervan te maken
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Je moet zelf alles controleren pf goed is
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Oke toptop
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Yes Broer Ik maake alles gelijk schoon
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Is jouw veantwoordelijkheis
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Maak niks Iwijt ik gwefje 25.000 aan ijzer
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Yes Broer wet Ik kom in order 200percent
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Is jouw verantwoording
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Nee Broer doe echt me alle best Broer
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Ik heb alles nieuw gekocht
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Oke Broer
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Toptop
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Geen hoofdpijn aub
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Neeee Broer 1 Promise
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Zeg me watje nodig hebt nog voor de rest
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Ik zet me leven er op klaar
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Dat is op dit moment Broer
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Meer is niet nodig is simple ophalen en afleven
2020-05-15 [bijnaam verdachte] la niet veel voir nodig
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Ja zeker
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Maar weghalen gaat ook gebeuren
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Dus bereid alles voor
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Naar paar keer weten Wij gelijj hoe en wat dan Broer
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] En koop alles wat je nodig hebt
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Hier hebt ik heel veel zin in Broer
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Oke Broer kom in order
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Kleding duxktape ti rips portofoons zenders etc
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Maal alles prof
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Niemand mag ontkomen
2020-05-15 [bijnaam verdachte] Broer gaat ook niet gebuurten klaar
2020-05-15 [bijnaam medeverdacht 1] Oke maandag moet alles ready zijn
(…)
Pagina 175:
(…)
Activiteiten loods 2 (het hof begrijpt: in [plaats] ):
Op camerabeelden is waargenomen dat [betrokkene 2] in de periode van 20 mei 2020 tot en met 21 juni 2020 meerdere dagen bij loods 2 aanwezig was. Hij is niet alleen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [betrokkene 1] in loods 2 geweest, maar ook met [verdachte] . Op 12 juni 2020 is namelijk op de camerabeelden op meerdere tijdstippen te zien dat [betrokkene 2] en [verdachte] samen in de Opel Vivaro ( [kenteken] ) zitten en wegrijden.
(…)
25. Een proces verbaal ter terechtzitting van de behandeling van het hoger beroep door het gerechtshof te Amsterdam op 30 oktober 2023.
Dit proces-verbaal houdt als
verklaring van getuige [betrokkene 2], afgelegd in de zaken van alle verdachten, zakelijk weergegeven in:
(…) Ik heb [verdachte] één keer bij de loods in [plaats] gezien. Ik heb [verdachte] een keer samen met [medeverdachte 3] opgehaald en gebracht naar de loods in [plaats] .
(…)
30. Een proces verbaal ter terechtzitting van de behandeling van het hoger beroep door het gerechtshof te Amsterdam op 3 november 2023.
Dit proces-verbaal houdt als
verklaring van [verdachte], als verdachte afgelegd, zakelijk weergegeven in:
[medeverdachte 1] gebruikte het Telegram-account met de naam thanos / th.
Het klopt dat ik auto’s heb schoongemaakt. Ze moesten spoorvrij gemaakt worden, ik wist dat ze gestolen waren. Ik wist dat [medeverdachte 1] mensen wilde laten ophalen en afleveren. Er was nog een team aan wie ik (het hof begrijpt: de opgehaalde personen) moest overdragen.
Ik ken [medeverdachte 4] , [betrokkene 2] en [medeverdachte 5] .
De eerste keer dat ik kwam kijken in de loods in [plaats] kwam was op 20 mei 2020. Ik was daar toen met [medeverdachte 2] . Ik ben 3 keer in de loods in [plaats] geweest.
(…)
2.3
Het hof heeft in zijn arrest in de paragraaf “Beoordeling van het bewijs” uitgebreide bewijsoverwegingen gewijd aan de voorbereidingshandelingen. Deze houden onder meer in:
“Op 4 mei 2020 is er berichtenverkeer tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 1] merkt op dat ‘bolle’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 4] ) weer heeft gelogen: hij moet worden gelokt, meegenomen en ‘die cel worden ingekankerd’. [verdachte] reageert met de opmerking dat hij die ‘kk homo junkie’ niet begrijpt.
Op 7 mei 2020 bericht [medeverdachte 1] aan [verdachte] dat hij een locatie voor de ‘boys’ heeft: een loods met een kantoor; van het kantoor maken ze een huiskamer. Het is een ‘soort AT hoofdkwartier’ in de omgeving van [plaats] . [medeverdachte 1] licht toe dat je vanaf daar – een ‘uitval basis’ – gelijk kunt uitrukken. [verdachte] reageert instemmend op de verschillende berichten; hij heeft er ‘zin in’. [medeverdachte 1] schrijf verder dat hij daar een auto, een bus, een motorscooter, wapens en vesten neerzet. Er komt een ‘OT’ (het hof begrijpt: een observatieteam) bij de gym; als daar dan mensen aan het posten zijn ‘op ons’, sturen ze hun team op hen af: gelijk ‘drive bye’ en ‘Ratatatata’. Zo hoort het volgens [verdachte] .
Op 12 mei 2020 is er een berichtenwisseling tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [medeverdachte 1] stuurt een screenshot aan [verdachte] van een bericht van ‘ [medeverdachte 2] new new’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ). In dit bericht wordt meegedeeld dat de slaapbank, tv en PlayStation nu op [...] (het hof begrijpt: de loods in [plaats] ) zijn; morgen volgen de gordijnen, zodat ‘ze’ kunnen slapen. [medeverdachte 1] bericht vervolgens aan [verdachte] dat [...] ‘hun slaaplocatie’ wordt en dat ze gelijk een snelle auto, bus en motor erin zetten.
[medeverdachte 1] en [verdachte] schrijven op 15 mei 2020 opnieuw berichten aan elkaar. [medeverdachte 1] bericht [verdachte] dat hij druk is geweest: ze hebben vandaag vijf bussen, twee snelle auto’s en vier motors opgehaald. [medeverdachte 1] vraagt [verdachte] wat hij qua budget nodig heeft om alles te halen: zenders, portofoons, telegramtoestellen, bivakmutsen, tiewraps et cetera. [medeverdachte 1] merkt op dat ze maandag ‘ready’ moeten zijn. Maandag – zo schrijft hij – laat hij ook vesten, (en in verband daarmee moet hij de maat weten), politiekleding en een tas met ijzer (het hof begrijpt: vuurwapens) leveren. Op een latere vraag van [medeverdachte 1] of hij ook politiekleding nodig heeft, antwoordt [verdachte] dat dit niet nodig is. Het hof merkt hierbij op dat [verdachte] ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij aan [medeverdachte 1] berichtte dat er geen vuurwapens hoefden te worden geleverd, maar die verklaring strookt niet met de inhoud van het chatgesprek. [medeverdachte 1] draagt [verdachte] vervolgens op zelf te controleren of alles goed is en niets kwijt te raken, want hij krijgt 25000 aan ijzer (het hof begrijpt: voor 25 duizend euro aan vuurwapens); hij heeft alles nieuw gekocht. [verdachte] reageert dat hij zijn leven erop zet; hij heeft er bovendien heel veel zin in. [verdachte] schrijft dat het simpel is: ophalen en afleveren, daar is niet veel voor nodig. [medeverdachte 1] bevestigt dat, maar voegt daaraan toe dat het weghalen ook gaat gebeuren, dus [verdachte] moet alles voorbereiden en moet alles kopen wat hij nodig heeft: kleding, duct tape, tiewraps, portofoons, zenders, et cetera. Alles moet ‘prof’ worden gemaakt: niemand mag ontkomen. [verdachte] antwoordt dat dat ook niet gaat gebeuren. [medeverdachte 1] sluit af met de opmerking dat maandag alles klaar moet zijn.
Op 20 mei 2020 zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] bij de loods in [plaats] geweest. [verdachte] bericht de volgende dag aan [medeverdachte 1] dat hij gisteren met [medeverdachte 2] had afgesproken en dat hij alles heeft gezien. [verdachte] schrijft dat het een ‘topplek’ is en dat ze er vanaf morgen in gaan.
(…)
Medeplegen
De verdediging heeft betoogd, samengevat, dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat hij geen wetenschap heeft gehad van de in de loodsen aangetroffen goederen met uitzondering van twee gestolen auto’s (busjes) in de loods in [plaats] , en dat hij geen wetenschap had van, noch (voorwaardelijk) opzet had op voorbereidende handelingen van anderen. Hij heeft slechts met [medeverdachte 1] – via EncroChat – meegepraat, om [medeverdachte 4] te helpen te stoppen met zijn werkzaamheden voor [medeverdachte 1] .
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 46 Sr volgt dat de term ‘voorhanden hebben’ is gekozen om aansluiting te vinden bij het destijds bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel van wet tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met voorzieningen ten behoeve van de bestrijding van heling (Kamerstukken II, 1989/90, 21 565, nrs. 1-3 en 1990/91, nrs. 4-7). Dit voorstel verstaat onder ‘voorhanden hebben’ ieder feitelijk aanwezig hebben met welk doel of krachtens welke titel dan ook. Voor dit ‘voorhanden hebben’ is niet nodig dat de dader te allen tijde onverwijld over het goed kan beschikken. Het omvat ook het kunnen beschikken over een goed dat elders is opgeslagen; een directe fysieke beschikkingsmacht is dus niet nodig. [2] Verder volgt uit de wetsgeschiedenis dat ook de voorbereidingshandeling van afzonderlijke personen onder de strafbaarstelling kan vallen, zolang het opzet van de voorbereider maar gericht is op het in vereniging begaan van het voorgenomen misdrijf. [3]
Uit de hierboven vermelde EncroChat-berichten blijkt dat [medeverdachte 1] op 4 mei 2020 met [verdachte] sprak over een ‘cel’. Op 7 mei 2020 berichtte [medeverdachte 1] aan [verdachte] over een locatie voor de boys: een loods met kantoor, met auto’s, wapens en vesten; een AT-hoofdkwartier van waaruit gelijk kan worden uitgerukt. [...] , de loods in [plaats] dus, zou de slaapplaats van [verdachte] worden. Het hof wijst verder op de hiervoor weergegeven berichten van 15 mei 2020, waarin staat dat [verdachte] ‘ready’ moet zijn, over de vuurwapens, vesten en politiekleding (hoewel [verdachte] aangeeft die niet nodig te hebben) die zullen worden afgeleverd en dat het verder voor [verdachte] simpel is: ophalen en afleveren (van slachtoffers dus). Op 20 mei heeft [verdachte] de loods in [plaats] geïnspecteerd en de volgende dag berichtte hij [medeverdachte 1] dat het een ‘topplek’ was. [verdachte] is vervolgens op 25 mei, 27 mei en 12 juni 2020 waargenomen in de loods. Bovendien heeft hij de gestolen Volkswagen Transporter bestuurd, die op 22 juni 2020 in de loods stond.
Uit het voorgaande volgt dat het voor [verdachte] duidelijk was dat hij meewerkte aan – en zijn opzet ook was gericht op – het plan om slachtoffers tegen hun wil mee te nemen, van hun vrijheid te beroven (‘in de cel te kankeren’). Duidelijk is dat voor het slagen van dat plan – en voor de uitvoering van zijn aandeel daarin, namelijk het oppakken en afleveren van slachtoffers – de beschikbaarheid en de inzet van vuurwapens (en zaken als kogelwerende vesten) en voertuigen (busjes) noodzakelijk was. Ten eerste is over die vuurwapens met [verdachte] gecommuniceerd. Ten tweede is hoogst onwaarschijnlijk, mede gelet op de aard van het conflict en het milieu waarin zich dat afspeelde, dat de beoogde slachtoffers zich zonder dreiging van vuurwapens van hun vrijheid zouden laten beroven. [verdachte] moet dus hebben geweten dat degenen die de slachtoffers feitelijk moesten ontvoeren, waaronder klaarblijkelijk ook hijzelf, over vuurwapens konden beschikken. De stelling van de verdachte dat hij alleen met [medeverdachte 1] heeft meegepraat, om ‘ [medeverdachte 4] te helpen te stoppen met diens werkzaamheden voor [medeverdachte 1] ’, is niet alleen onbegrijpelijk maar in het licht van het voorgaande ook onaannemelijk. Op geen enkele wijze blijkt uit het dossier dat het opzet van de verdachte er niet op was gericht samen met anderen slachtoffers van hun vrijheid te beroven. Aldus heeft [verdachte] , tezamen en in vereniging met de medeverdachten, de in de loods in [plaats] aangetroffen vuurwapens, kogelwerende vesten en busjes met die bedoeling – en dus opzettelijk – voorhanden gehad.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld voor het tezamen en in vereniging met de medeverdachten voorhanden hebben van politiekleding (in de loods in [plaats] ). Hij heeft weliswaar aan [medeverdachte 1] bericht dat politiekleding niet nodig was, maar tot het plan behoorde onmiskenbaar dat [verdachte] en de medeverdachten overwogen zich voor te doen als een (‘AT’) arrestatieteam, door middel van het dragen van politiekleding en/of kogelwerende vesten, alsmede het gebruik van vuurwapens. Aan dat plan werkte [verdachte] mee en hij moet dus hebben geweten dat de medeverdachten deze politiekleding voorhanden hadden. Deze politiekleding heeft [verdachte] dus eveneens tezamen en in vereniging met de medeverdachten voorhanden gehad.
[verdachte] zal worden vrijgesproken van het tezamen en in vereniging met anderen verwerven, vervaardigen en/of voorhanden hebben van de overige in de loods in [plaats] aangetroffen goederen – samengevat: de als cellen ingerichte zeecontainers en de ‘martelcontainer’ met bijbehorende goederen – nu niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [verdachte] bij deze loods betrokkenheid heeft gehad, in die zin dat hij tezamen en in vereniging met anderen de daarin aanwezige voorbereidingsmiddelen voorhanden heeft gehad. Uit de rol van [verdachte] kan niet zonder meer worden afgeleid dat hij moet hebben geweten dat zijn mededaders deze voorbereidingsmiddelen, op die specifieke locatie, aanwezig hebben gehad. Het enkele feit dat in de loods twee motoren zijn aangetroffen op naam van een bedrijf van [verdachte] is onvoldoende om deze wetenschap te kunnen aannemen, te meer nu getuige [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij die motoren daar ten behoeve van [verdachte] heeft gestald zonder dat hij dat wist.”

3.Het middel

3.1
In het middel wordt – als gezegd – geklaagd over de motivering van de bewezenverklaring van het medeplegen van voorbereiding van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen zou niet kunnen volgen dat de verdachte tot het begaan van dat misdrijf bestemde politie-uniformen, kogelwerende vesten en vuurwapens voorhanden heeft gehad, waardoor de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
3.2
In de toelichting op het middel wordt in het bijzonder over het volgende geklaagd.
(i) Ten aanzien van het bewezenverklaarde voorhanden hebben van politie-uniformen en kogelwerende vesten in een loods aan de [a-straat 1] te [plaats] kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet volgen dat de verdachte deze goederen als pleger voorhanden heeft gehad. Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van deze goederen dient te worden vastgesteld dat de verdachte in een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten heeft gehandeld tot het voorhanden hebben van deze goederen. In aanmerking genomen dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte nooit aanwezig is geweest in de loods aan de [a-straat 1] te [plaats] en dat de verdachte dus niet wist welke goederen daar lagen en zich daarvan evenmin bewust kon zijn alsmede dat de verdachte nadrukkelijk aan [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat politie-uniformen en kogelwerende vesten niet nodig waren, hetgeen het hof in de aanvullende bewijsmotiveringen nota bene uitdrukkelijk heeft vastgesteld, kan het plegen dan wel het medeplegen van het voorhanden hebben van deze politie-uniformen en kogelwerende vesten volgens de steller van het middel niet volgen uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
(ii) Ten aanzien van het bewezen verklaarde voorhanden hebben van vuurwapens en kogelwerende vesten in een loods een de [b-straat 1] te [plaats] volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen niet dat de betreffende vuurwapens en kogelwerende vesten aldaar reeds aanwezig waren op de momenten dat de verdachte in deze loods aanwezig is geweest (op 20 mei 2020, 25 mei 2020, 27 mei 2020 en 12 juni 2020). Daardoor kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet volgen dat de verdachte deze vuurwapens en kogelwerende vesten als pleger voorhanden heeft gehad en evenmin dat de verdachte deze vuurwapens en kogelwerende vesten als medepleger voorhanden heeft gehad, nu evenmin uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten op het voorhanden hebben van deze vuurwapens en kogelwerende vesten. Hooguit kan uit de gebezigde bewijsmiddelen volgen dat de verdachte op de hoogte was van het feit dat de medeverdachten, meer specifiek [medeverdachte 1] in algemene zin voornemens was vuurwapens te bemachtigen en dat de verdachte hiervan kennis droeg en zich hiervan niet heeft gedistantieerd zonder te weten of [medeverdachte 1] deze vuurwapens reeds feitelijk had geregeld en zo ja, waar hij deze voorhanden had. Die enkele omstandigheid is, zelfs in het geval uit de gebezigde bewijsmiddelen zou volgen dat de verdachte daarmee zou hebben ingestemd, onvoldoende voor het aannemen van medeplegen op het voorhanden hebben van vuurwapens en kogelwerende vesten.

4.Bespreking van het middel

4.1
Voor zover in de toelichting op het middel ervan wordt uitgegaan dat het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte politie-uniformen en kogelwerende vesten in een loods aan de [a-straat 1] te [plaats]
als plegervoorhanden heeft gehad, dan wel dat het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte vuurwapens en kogelwerende vesten in een loods aan de [b-straat 1] te [plaats]
als plegervoorhanden heeft gehad, falen de daartegen gerichte klachten. Het hof heeft immers bewezenverklaard dat de verdachte deze voorwerpen
tezamen en in vereniging met anderen(en derhalve als medepleger) voorhanden heeft gehad.
4.2
Art. 46 lid 1 Sr luidt:
“Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.”
4.3
Ter beoordeling van een cassatieklacht dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen van het voorhanden hebben van voorbereidingsmiddelen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:193 het volgende vooropgesteld:
“3.4.1
Voor een veroordeling voor het – als pleger – voorhanden hebben van een voorwerp als bedoeld in artikel 46 Sr is vereist dat de verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. Dat houdt in dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Daarnaast vergt het voorhanden hebben van een voorwerp als bedoeld in artikel 46 Sr dat de verdachte feitelijke macht over het voorwerp kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeft het voorwerp zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden.
3.4.2
Als het medeplegen van het voorhanden hebben van een voorwerp als bedoeld in artikel 46 Sr is tenlastegelegd, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van zo’n voorwerp. Ook dan is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van dat voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp of tot de exacte locatie daarvan. Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het voorwerp heeft kunnen uitoefenen in de hiervoor onder 3.4.1 weergegeven zin. (Vgl. over het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen of munitie, HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1938)”
4.4
Het hof heeft in zijn arrest overwogen dat en waaruit blijkt dat het voor de verdachte duidelijk was dat hij meewerkte aan – en zijn opzet ook was gericht op – het plan om slachtoffers tegen hun wil mee te nemen en van hun vrijheid te beroven, dat hem duidelijk was dat voor het slagen van dat plan – en voor de uitvoering van zijn aandeel daarin, namelijk het oppakken en afleveren van slachtoffers – de beschikbaarheid en de inzet van onder meer vuurwapens en kogelwerende vesten noodzakelijk was, dat over die vuurwapens met de verdachte is gecommuniceerd en dat het bovendien hoogst onwaarschijnlijk is, mede gelet op de aard van het conflict en het milieu waarin zich dat afspeelde, dat de beoogde slachtoffers zich zonder dreiging van vuurwapens van hun vrijheid zouden laten beroven en dat de verdachte dus moet hebben geweten dat degenen die de slachtoffers feitelijk moesten ontvoeren, waaronder klaarblijkelijk ook hijzelf, over vuurwapens konden beschikken. Het hof heeft verder overwogen dat tot het plan onmiskenbaar behoorde dat de verdachte en de medeverdachten overwogen zich voor te doen als een arrestatieteam (‘AT’), door middel van het dragen van politiekleding en/of kogelwerende vesten, alsmede het gebruik van vuurwapens, dat de verdachte aan dat plan meewerkte en hij dus moet hebben geweten dat de medeverdachten deze politiekleding voorhanden hadden. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte, tezamen en in vereniging met de medeverdachten, de in de loods in [plaats] aangetroffen vuurwapens en kogelwerende vesten en de in de loods in [plaats] aangetroffen politie-uniformen en kogelwerende vesten voorhanden heeft gehad. [4]
4.5
Met zijn overweging heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders, dat deze samenwerking was gericht op het voorhanden hebben van (onder meer) vuurwapens, kogelwerende vesten en politie-kleding teneinde een of meer personen opzettelijk en wederrechtelijk van de vrijheid te kunnen beroven, dat de verdachte zich bewust was van de waarschijnlijke aanwezigheid van deze voorwerpen en dat de verdachte tezamen met zijn mededaders feitelijke macht over deze voorwerpen kon uitoefenen. Daarmee heeft het hof zijn oordeel dat de verdachte deze voorwerpen tezamen en in vereniging met zijn mededaders voorhanden had, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Dat oordeel getuigt bovendien, gelet op het hiervoor onder randnr. 4.3 aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 13 februari 2024, niet van een onjuiste rechtsopvatting.
4.6
Anders dan de steller van het middel meent kan aan het voorgaande niet afdoen dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte in de loods te [plaats] is geweest en dat hij daardoor niet (precies) wist welke goederen daar lagen. Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van voorwerpen als bedoeld in artikel 46 Sr behoeft de bewustheid van de verdachte van de waarschijnlijke aanwezigheid van de voorwerpen zich immers niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken of de exacte locatie van die voorwerpen. [5]
4.7
Aan het voorgaande kan voorts niet afdoen dat de verdachte “nadrukkelijk aan [medeverdachte 1] heeft aangegeven dat politie-uniformen en kogelwerende vesten niet nodig waren, hetgeen het hof in de aanvullende bewijsmotiveringen nota bene uitdrukkelijk heeft vastgesteld” – aldus de steller van het middel. Het hof heeft in die aanvullende bewijsmotivering namelijk niet onbegrijpelijk tevens overwogen dat onmiskenbaar tot het plan behoorde dat de verdachte en de medeverdachten overwogen zich voor te doen als een (‘AT’) arrestatieteam door middel van het dragen van politiekleding en/of kogelwerende vesten, alsmede het gebruik van vuurwapens en dat de verdachte aan dat plan meewerkte en dus moet hebben geweten dat de medeverdachten deze politiekleding voorhanden hadden.
4.8
Ten slotte kan, anders dan de steller van het middel meent, aan het voorgaande evenmin afdoen dat de verdachte weliswaar wist van het plan om vuurwapens te bemachtigen en zich daarvan niet heeft gedistantieerd, maar (volgens de steller van het middel) niet wist of de [medeverdachte 1] deze vuurwapens reeds feitelijk had geregeld. In dat verband merk ik allereerst op dat voor een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van een voorwerp als bedoeld in art. 46 Sr – anders dan de steller van het middel kennelijk meent – niet is vereist dat de verdachte weet dat hij en zijn mededaders de voorwerpen voorhanden hebben, maar dat daarvoor voldoende is dat hij zich bewust is van de
waarschijnlijkeaanwezigheid van dat voorwerp. [6] Daarnaast merk ik op dat het hof tot het bewijs heeft gebezigd berichtenverkeer tussen [medeverdachte 1] en de verdachte op 15 mei 2020 waarin [medeverdachte 1] herhaaldelijk zegt “vanaf maandag moeten we ready zijn”, dat hij maandag vesten en politie-kleding laat leveren en ook een “tas met ijzer (het hof begrijpt: vuurwapens)” zal afgeven en dat de verdachte “25.000 aan ijzer (het hof begrijpt: voor 25 duizend euro aan vuurwapens)” krijgt. Daaruit blijkt dat de verdachte wel degelijk wist dat deze vuurwapens een paar dagen later geregeld zouden zijn. Bovendien blijkt uit een tot het bewijs gebezigde observatie dat de verdachte op 20 mei 2020 [7] bij de loods in [plaats] is gaan kijken en dat hij een dag later aan [medeverdachte 1] bericht dat het een “toptop plek” is en dat hij “alles heeft gezien”.
4.9
Het middel faalt.

5.Slotsom

5.1
Het middel faalt en kan worden afgedaan met een op art. 81 lid 1 RO gebaseerde overweging.
5.2
Ambtshalve merk ik nog het volgende op. De verdachte heeft op 27 december 2023 beroep in cassatie doen instellen. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dit brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden.
5.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G

Voetnoten

1.De verdachte is tevens veroordeeld voor deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en opzettelijk handelen in strijd met het in art. 3 onder C Opiumwet gegeven verbod.
2.Voetnoot in arrest: “Memorie van Toelichting bij de Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht inzake algemene strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen,
3.Voetnoot in arrest: “Memorie van Antwoord bij de Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht inzake algemene strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen, Kamerstukken II, 1991/92, 22 268, nr. 5, p. 8”.
4.Zie voor dit alles de hiervoor onder randnr. 2.3 geciteerde passages uit het arrest van het hof.
5.Zie HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:193, rov. 3.4.1.
6.Zie HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:193, rov. 3.4.2.
7.15 mei 2020 viel op een vrijdag. De maandag waarover [medeverdachte 1] het in zijn berichten had was dus 18 mei 2020. De verdachte is twee dagen daarna in de loods geweest, hetgeen verklaart dat hij op 20 mei 2020 “alles” heeft gezien.