Conclusie
Procesgang
het niet openbaar maken van en/of waarschuwen voorniet vergunde emissies van ethyleenoxide, zoals achter het vierde respectievelijk het vijfde gedachtestreepje is tenlastegelegd, innerlijk tegenstrijdig is en niet voldoet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) daaraan stelt, nu niet begrijpelijk is dat door het niet openbaar maken van en/of waarschuwen voor niet vergunde emissies van ethyleenoxide nadelige gevolgen voor het milieu zijn of konden ontstaan.
a real and immediate risk" zoals bedoeld in EHRM 16 oktober 2003, Fadeyeva/Rusland [6] .
a real and immediate risk to the life" van personen, ter bescherming van het recht op leven. De adequate reactie hoeft overigens niet altijd een strafrechtelijke te zijn. Als de dreigende schending niet-opzettelijk heeft plaatsgevonden is aan deze verplichting voldaan als voor de slachtoffers de mogelijkheid van civielrechtelijk, bestuursrechtelijk of tuchtrechtelijk rechtsherstel bestaat. In gevallen waarin mensen als gevolg van gevaarlijke (industriële) activiteiten of een natuurramp zijn overleden of in concreet levensgevaar zijn gebracht is een strafrechtelijk onderzoek wel noodzakelijk, ook in gevallen van niet-opzettelijk handelen.
State officials or bodies'toe te rekenen schuld meer is dan een beoordelingsfout of onvoorzichtigheid in die zin dat de betreffende autoriteiten ‘
fully realising the likely consequences and disregarding the powers vested in them, failed to take measures that were necessary and sufficient to avert the risks inherent in a dangerous activity'.
doorbrekingvan de immuniteit van een lagere overheid als de gemeente Zoetermeer.
note to readers" (p. 5) enkel tot doel heeft "
to inform legal practitioners about the fundamental judgments and decisions delivered by the Strasbourg Court", maakt dat oordeel niet anders.
Kunnen de tenlastegelegde gedragingen niet anders dan door bestuursfunctionarissen worden verricht?
kanworden gemaakt. Hoewel in casu niet of nauwelijks sprake is geweest van een zorgvuldige afweging is het naar het oordeel van het hof nog steeds een gedraging die naar haar aard en gelet op het wettelijk systeem slechts door een bestuursfunctionaris kan worden verricht. Het gedogen dat een regel of een voorschrift wordt overtreden, kan immers uitsluitend geschieden door een bestuursfunctionaris die met handhaving is belast.
het toestaan van en/of het niet beëindigen van en/of het niet optreden tegenniet vergunde emissies van ethyleenoxide niet anders worden gezien dan als gedragingen in het kader van de beslissing om het handelen van [A] te gedogen. Het gaat dan ook om gedragingen, voortvloeiend uit en samenhangend met de wettelijke aan de gemeente (het College van Burgemeester en Wethouders) opgedragen taak, waarvoor de gemeente bestuurlijke verantwoordelijkheid blijft dragen, terwijl de uitvoering van die taak
nietdoor anderen dan gemeenteambtenaren of met hen gelijkgestelden kan worden verricht.
Is sprake van een geval waarin de gedragingen die niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht een inbreuk opleveren op het recht op leven als bedoeld in artikel 2 EVRM, welke inbreuk de strafrechtelijk immuniteit doorbreekt?
a real and immediate risk to the life'in de zin van de hiervoor aangehaalde rechtspraak die noopt tot een doorbreking van de strafrechtelijke immuniteit van de gemeente, overweegt het hof, met de rechtbank, als volgt.
a real and immediate risk to the life'van omwonenden en personen werkzaam in omliggende bedrijven van [A] . Artikel 2 EVRM dwingt naar het oordeel van het hof dan ook niet tot strafrechtelijke vervolging van de gemeente.
a real and immediate risk to the life'niet kan worden vastgesteld, wordt de strafrechtelijke immuniteit van de gemeente niet doorbroken en komt het hof dus ook niet toe aan de vraag of sprake is geweest van strafbare, ernstige nalatigheid aan de kant van de gemeente.
10.Conclusie ten aanzien van vraag I:
Preventieve rechtsbeschermingbespreken zij de termen
"reëel risico"en
onmiddellijkheidsbeginsel: termen, die de rechtbank in zijn vonnis, naar de mening van het OM onjuist heeft gehanteerd en/of geïnterpreteerd. Uit de arresten van het EHRM destilleren de PG’s in hun conclusie dat de overheid zich dient in te spannen om een aantasting van mensenrechten door derden of door andere externe factoren te voorkómen. Het betreft volgens de PG's juist geen resultaatsverplichting. Het feit dat iemand overlijdt, impliceert geen schending van het recht op leven. Het onmiddellijkheidsbeginsel moet volgens de conclusie ruim worden uitgelegd. De conclusie stelt dat het EHRM beslist heeft, dat ook risico's die dreigen op langere termijn, de overheid kunnen nopen tot het treffen van preventieve maatregelen. Het kan zelfs gaan om potentiële, niet onomstotelijk bewezen gezondheidsrisico's. Voldoende is dat door de handelwijze van de overheid een reëel risico wordt veroorzaakt.
a real and immediate risk to the life’voor personen, en dat art. 2 EVRM gelet daarop niet dwingt tot doorbreking van de strafrechtelijke immuniteit van de verdachte en het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte, blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.
a real and immediate risk to the life’miskent dat reeds het bestaan van een voldoende reële mogelijkheid op verwezenlijking van het gevaar al kan maken dat op grond van het voorzorgsbeginsel passende maatregelen dienen te worden genomen.
Öneryıldız, cited above, § 93).