ECLI:NL:PHR:2025:923

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
24/02109
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke vervolging van bedreiging en dwang in verband met windmolenparken

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1958, veroordeeld voor meermalen medeplegen van (poging tot) bedreiging met feitelijkheden, gericht tegen medewerkers van bedrijven die betrokken zijn bij de bouw van windmolenparken in Groningen en Drenthe. De verdachte heeft samen met anderen dreigbrieven verzonden waarin werd gedreigd met onaangename ervaringen en dat de ontvangers vogelvrij verklaard zouden worden. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de verdachte onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij de feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en de betrokkenheid van de verdachte bij de dreigbrieven en de samenwerking met medeverdachten vastgesteld. De verdachte heeft in de gesprekken met medeverdachte [medeverdachte 1] gesproken over de voortgang van de acties tegen de windmolenparken en heeft daarbij een actieve rol gespeeld. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, omdat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de voorbereiding en uitvoering van de feiten. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer24/02109

Zitting2 september 2025
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 28 mei 2024 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens 1 primair. ‘medeplegen van poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd’; 2. ‘medeplegen van poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen’; 3. ‘medeplegen van poging tot een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen’ en 4. ‘medeplegen van een ander door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Het hof heeft twee benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding en de vordering van een andere benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen; het hof heeft voorts een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. [1] J. Boksem, advocaat in Leeuwarden, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het
eerstemiddel behelst de klacht dat het oordeel van het hof ten aanzien van het medeplegen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk is. Het
tweedemiddel behelst de klacht dat het oordeel van het hof dat de inhoud van de teksten zoals ten laste gelegd onder de feiten 1, 2, 3 en 4 zijn aan te merken als strafbare dwang door dreiging met enige feitelijkheden in de zin van artikel 284 Sr blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk is. Ik zal de middelen in omgekeerde volgorde bespreken.
4. Voorafgaand aan de bespreking van de middelen geef ik de bewezenverklaring en de bewijsvoering weer. Ook citeer ik uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en de pleitnota.

Bewezenverklaring en bewijsvoering

5. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘1. primair
hij in de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 juni 2019, in Nederland en/of in Duitsland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, anderen, te weten medewerkers/eigenaren/directieleden van de hieronder genoemde bedrijven/ondernemingen en/of personen:
- [betrokkene 1] en/of [betrokkene 1] B.V. te [plaats] , en
- [A] B.V. en/of [A] B.V. te [plaats] , en
- ABN AMRO Bank te [plaats] , en
- [C] te [plaats] , en
- [AA ] te [plaats] , en
- de [V] ( [V] ) te [plaats] en/of [plaats] , en
- [E] te [plaats] , en
- [F] te [plaats] , en
- [G] te [plaats] , en
- [T] te [plaats] , en
- [betrokkene 2] en/of het [I] te [plaats] , en
- [J] B.V. en [K] B.V. te [plaats] , en
- [betrokkene 3] B.V. te [plaats] , en
- [L] te [plaats] , en
- [M] te [plaats] ,
telkens door bedreiging met enige feitelijkheid gericht tegen medewerkers/eigenaren/directieleden van de hierboven genoemde bedrijven/ondernemingen en/of personen, wederrechtelijk te dwingen iets te doen,
te weten het stoppen met werkzaamheden en/of faciliteren ten behoeve van het bouwen en/of voorbereiden van de bouw van een windmolenpark [N] en [O] en/of [P] ,
één of meer dreigbrieven, een zogenaamde "Zwartboek" met tekst, hebben geschreven en/of doen schrijven en/of verzonden en/of doen verzenden aan de hierboven genoemde bedrijven/ondernemingen en/of personen, met de volgende tekst(en):
a
"Aan de directie
Bij deze doen wij u het zwartboek toekomen en verklaren u en uw onderneming/organisatie vogelvrij. U moet rekening houden met zeer onaangename ervaringen voor u en uw personeel en dat op al uw projecten, dus ook reeds gerealiseerde projecten, waar ook gevestigd. Dit heeft u te danken aan de tomeloze drift van uw onderneming/organisatie om zich te verrijken over de rug van de bevolking en het verwoesten van onze leefomgeving. De door u ingehuurde bedrijven hebben de mogelijkheid om zich te ontdoen van een vermelding in ons zwartboek. U kunt de schade beperken door de bevolking verder met rust te laten. Dan zullen wij in het zwartboek geen namen van het personeel vermelden. Zoals in een eerder schrijven aan u gericht (de privacybrief) hebben we al aangegeven goed op de hoogte te zijn. Uw personeels en directie gegevens zijn bij ons bekend. Hier zijn wij tot op heden zeer discreet mee omgegaan, maar of dat zo blijft, is aan u. [organisatie 1] ",
en/of
b.
"Bij deze ontvangt u dit zwartboek, althans de omslag met inleiding van een boek dat de komende tijd vorm gaat krijgen. U en uw onderneming hebben een plek gevonden in het zwartboek, omdat u/de onderneming/organisatie actief deelneemt aan de realisatie van windparken in Groningen en/of Drenthe.
Inleiding
Wij, de door de overheid en initiatiefnemers van windparken, belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe, mannen en vrouwen, vaders en moeders, opa's en oma’s, van hoog tot laag opgeleid. Kort gezegd: [organisatie 1] .
Wij gaan er voor zorgen dat de vermelding in het zwartboek voor u en uw onderneming een zwarte bladzijde wordt in uw leven en dat van de onderneming/organisatie.
Wij gaan optreden tegen iedereen die wil profiteren van onze ellende. De motivatie daarvoor vanuit de bevolking zal alleen maar toenemen naarmate de plannen vorderen. Maar voor wij dat gaan doen gaat u eerst, het over onze rug verdiende, geld uitgeven aan beveiliging. Let op! Daar waar wij een gaatje vinden en het de moeite waard vinden zullen wij gebruik maken van de gelegenheid om u het leven zuur te maken. Wij gaan rustig uitzoeken wat de zwakke plekken zijn binnen uw onderneming/organisatie. We nemen daar alle tijd voor. Net als U denkt: het waait wel over, dan zijn wij er weer.
Behandelingen zijn te verwachten op alle locaties, waar dan ook. Dit houdt in dat uw klanten zich moeten realiseren dat met u in zee gaan kan betekenen, dat ze voor onaangename verrassingen kunnen komen te staan. Dus niet enkel op windpark werklocaties.
De volgende hoofdstukken zullen behandeld worden.
Waar is het mee begonnen. Hoe kwamen de windparklocaties in beeld. De beide provinciebesturen die zich totaal incompetent hebben getoond. De dubieuze rollen die (ex) gedeputeerden hebben gespeeld waarbij het aan machtsmisbruik en corruptie niet ontbreekt. [betrokkene 4] , tussen de boeren en op de tribune bij de RvS. Daar begint zijn verhaal nog maar mee.
[betrokkene 5] , die de [Q] rijkelijk bediende. [betrokkene 6] , die zijn Duitse vrienden van [K] een riante positie gaf bij de [P] toen hij zijn kans schoon zag. Over [betrokkene 7] maar te zwijgen, al gaan we dat zeker niet doen. O ja, gedeputeerde [betrokkene 8] , bijna vergeten omdat niemand haar echt serieus neemt. Onrecht naar de burgers.
Vele onzekerheden voor het bedrijfsleven. Hoe wordt de afrekening van de burgers uitgevoerd. Onzekere financiële posities van opdrachtgevers. Want welke financier steekt zijn geld in een wespennest?
De rol van overheid/EZ. Het ondermijnen van het draagvlak voor de energietransitie door het wangedrag van de overheid, de ministers en natuurlijk [betrokkene 9] , de klokkenluider van EZ.
De blunder van [R] . Ziet blijkbaar haar eigen rol en kwetsbaarheid niet met.de duizenden hoogspanningsmasten die zij in Nederland en Duitsland onder beheer hebben. Vanaf nu bij iedere mast een bewaker?
De windboeren. Vroeger hereboer, 10 jaar geleden agrariër en nu paria.
Projectontwikkelaars, met onder andere, de Duitse bezetting van [plaats] en omstreken door [K] / [K] .
[betrokkene 10] , hoe één persoon ( [betrokkene 11] ) zo’n 100 miljoen aan eigen vermogen bij elkaar wist te harken met het innen van subsidiegeld voor windmolens.
De nauwe relatie tussen [S] en de Rabobank.
Banken. Het onderwater drukken van verstrekte hypotheken aan huiseigenaren in de windparkregio’s, waaraan met name de Rabobank zich ook schuldig aan maakt. Ook andere financiële instellingen gaan niet vrijuit en zullen zeker vermeld worden.
Lijst van ondernemingen/organisaties die geprofiteerd hebben van onze ellende. Compleet met namen, adressen en telefoonnummers van eigenaren, directieleden en aandeelhouders.
Actiegroepen.
Media aandacht.
Het uiteindelijke failliet van de windparken in beide provincies.
Advies hoe hiermee om te gaan.
We raden u aan een spiegel te kopen. Een spiegel die u voor allerlei zaken nodig zult hebben. Onder andere om nekklachten te voorkomen. U zult immers constant achterom moeten kijken als u zich op straat begeeft. Of om er eens recht in te kijken en uzelf de vraag te stellen: is dit wat mij en de onderneming/organisatie boven het hoofd hangt het wel waard? Als het antwoord nee is, laat u dat in een persverklaring weten. Als dat duidelijk wordt gedaan zal uw bladzijde uit het boek verwijderd worden. Het verwijderen van bladzijden uit dit boek geldt alleen voor ondernemingen die tot inkeer komen. Te denken aan: aannemers, onderaannemers, transporteurs, adviesbureaus, bewaking, verkeersregelaars, verhuurbedrijven, toeleveranciers, etc.
Bedenk wel: U verdiend uw geld aan ons verdriet.
Dit zwartboek is ook gericht aan een ieder die zich aangesproken voelt, maar deze nog niet van ons heeft ontvangen.",
en/of
"Aan de directie.
Aanvulling op het zwartboek die u onlangs heeft ontvangen.
Voor uw onderneming willen we het volgende onder de aandacht brengen.
Stelt u zich eens voor dat uw handelsvoorraad (zand, grind, bergen en putten) besmet blijkt te zijn met asbest. Wat voor gevolgen heeft dat dan voor uw onderneming.
Wij denken desastreus.
Als u asbest aantreft kunt u natuurlijk proberen dat onder de mat te vegen, maar daar steken wij dan een stokje voor, omdat wij alle benodigde instanties zullen inlichten over de bij u ontstane situatie.
Waarschuw uw collega bedrijven, omdat het voor ons lastig is om van alle zand/grind locaties vast te stellen, wie de eigenaar is.
Realiseert u zich dat u door uw handelen ook bedrijven mee naar de afgrond sleept die zich niet wensen te verrijken aan ons verdriet en ellende.
Ons inziens hebben wij u nu voldoende gewaarschuwd.
[organisatie 1] ",
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 1 april 2019 tot en met 8 april 2019, in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, eigenaren/directieleden van [A] B.V., door bedreiging met enige feitelijkheid gericht tegen eigenaren/directieleden van die [A] B.V., wederrechtelijk te dwingen iets te doen,
te weten zakelijk weergegeven het stoppen met werkzaamheden en/of faciliteren ten behoeve van het bouwen en/of voorbereiden van de bouw van een windmolenpark [N] en [O] en/of [P] , een brief hebben geschreven en/of doen schrijven en/of verzonden en/of doen verzenden gericht aan medewerkers/eigenaren/directieleden van [A] B.V., met de volgende tekst:
" [A]
t.a.v. de directie
Bij deze willen wij u wijzen op de risico's waar u mee te maken krijgt nu uw onderneming heeft getekend voor de aanleg van kabels ten behoeve van windparken in Drenthe.
Ten eerste weten wij dat er nog geen financiële dekking is voor projecten.
De Rabobank weigert de proefmolen te financieren en voor de rest van het project is er nog geen financier akkoord gegaan en het lijkt ons ook niet realistisch dat dat gaat gebeuren, gezien de weerstand en haat vanuit de bevolking.
Die geven het verzet nooit op.
Gaat u met uw onderneming toch over tot werkzaamheden, dan kunt u rekenen op grote problemen voor uw onderneming.
Uw onderneming wordt dan door ons vogelvrij verklaard.
Onze, voor uw onderneming nadelige, behandelingen zullen niet op locaties in Drenthe plaatsvinden, maar juist daarbuiten.
Internationale aanpak is voor ons ook geen probleem.
Verder kabels en buizen leggen, daar raakt de lol voor uw onderneming dan wel van af.
Afz:
[organisatie 1] .
De door de overheid en initiatiefnemers van windparken, belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe",
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
3.
hij in de periode van 14 mei 2019 tot en met 24 mei 2019, in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, medewerkers/eigenaren/directieleden van [J] en [betrokkene 12] woordvoerder van [J] ,
door bedreiging met enige feitelijkheid gericht tegen medewerkers/eigenaren/directieleden van die [J] en [betrokkene 12] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen,
te weten zakelijk weergegeven het stoppen met werkzaamheden en/of faciliteren ten behoeve van het bouwen en/of voorbereiden van de bouw van een windmolenpark [N] en [O] en/of [P] ,
een brief hebben geschreven en/of doen schrijven en/of doen verzenden gericht aan [J] ter attentie van [betrokkene 12] , met de volgende tekst:
"Geachte [betrokkene 12]
Wij weten dat u woordvoerder bent van [K] , maar u bent ook werknemer en collega. Wij vertrouwen er op dat u uw collega’s in kennis stelt van de nieuwe ontstane situatie voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden. En dan met name het veiligheidsaspect.
Een aantal jaren geleden is er vanuit [plaats] een kerstkaart naar het huisadres van uw oude baas [betrokkene 13] gestuurd, het geen veel impact op zijn gezin heeft gehad. Ons raakte deze reactie.
Het doet ons direct denken aan wat duizenden mensen hier voelen die bedreigt worden door niets ontziende projectontwikkelaars.
Uw werkgever heeft veel kansen onbenut gelaten om de bevolking in Groningen tegemoet te komen. Daardoor is de situatie nu meer dan grimmig.
Als voor u en uw collega's geldt: bevel is bevel, dan is dat ook uw keuze en jullie keuze. Weet wel de tijd van kerstkaarten sturen is voor ons voorbij.
Tot slot.
Wat u en uw collega's doen is werk. Voor ons is het veel meer.
Leefomgeving, gezondheid, sociale verbindingen, bezit, rechtvaardigheidsgevoel enz. wat ons wordt afgenomen.
En daarom geven wij het verzet nooit op. Ook niet als we daarvoor persoonlijk bij u langs moeten komen.
Het gaat hier namelijk over onrecht van de zwaarste categorie waar u zich voor inzet.
[organisatie 1] "
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2019 tot en met 5 april 2019, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, medewerkers/eigenaren/directieleden van de hieronder vermelde bedrijven en/of personen, door bedreiging met enige feitelijkheid gericht tegen medewerkers/eigenaren/directieleden van de hieronder vermelde bedrijven en/of personen, wederrechtelijk hebben gedwongen iets te doen,
te weten zakelijk weergegeven het stoppen met werkzaamheden en/of faciliteren ten behoeve van het bouwen en/of voorbereiden van de bouw van een windmolenpark [N] en [O] en/of [P] ,
door het schrijven en/of doen schrijven en/of verzenden en/of doen verzenden van een dreigbrief, te weten:
- een dreigbrief gericht aan [betrokkene 14] en/of [Z] N.V. te [plaats] , met de volgende tekst:
"Met grote belangstelling keken wij uit naar de nieuwe bedrijfsnaam die bij ons de volle aandacht gaat krijgen. Dat wat u in 20 jaar heeft opgebouwd gaan wij zorgvuldig afbreken en daar nemen wij alle tijd voor. Net als u denkt: het is weer rustig, dan zijn wij er weer. Waarom? Omdat u hetzelfde doet met ons. Ons afbreken. Velen van de bewoners uit dit gebied hebben ook van alles opgebouwd en vaak langer dan 20 jaar en daar bloed, zweet en tranen ingestoken. Als u uw onderneming voort wilt zetten stopt u de werkzaamheden voor de windboeren en dat binnen één week en maakt dit bekend middels een persverklaring. Zo niet? Dan is uw onderneming niet meer levensvatbaar.'
Afzender: uw provincie genoten over wiens rug u zich wilt verrijken.",
welke brief door of namens genoemde [betrokkene 14] op 20 maart 2019 werd ontvangen, en
- een dreigbrief gericht aan [betrokkene 16] en/of [CC] te [plaats] , met de volgende tekst:
" [betrokkene 16] Wat voor [betrokkene 14] ( [Z] , voormalig Hoornstra) geldt is ook op uw onderneming van toepassing. Zie bijgevoegde brief aan deze [betrokkene 14] . Uw onderneming is actief bezig met de voorbereiding voor [P] (trafostation [plaats] ). Wij hebben met u minder geduld. U krijgt 48 uur de tijd om uw onderneming veilig te stellen. Als u niet tot actie overgaat kunt u het geld wat u, over onze rug, daar verdient uitgeven aan beveiliging van u en uw onderneming. Realiseert u zich dat de haat tegen ondernemers zoals u alleen maar toeneemt als de turbines geplaatst zijn. Geen enkel bedrijf kan zich verschuilen voor ons. Van projectontwikkelaar, aannemer, windboer, toeleverancier tot broodjeszaak. In Groningen , Drenthe of daarbuiten. Wij verwachten van u deze week een persverklaring.
Afzender: uw provincie genoten over wiens rug u zich wilt verrijken.",
en daarbij gevoegd een kopie van de brief gericht aan de hierboven genoemde [betrokkene 14] , welke brief door of namens genoemde [betrokkene 16] op 3 april 2019 werd ontvangen.’
6. De bewezenverklaring van de vier feiten steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
’2. De dreigbrief die aan [K] B.V. te [plaats] is gezonden is door het NFI onderzocht. In het dossier forensisch onderzoek TGO Berkenmuis is (…) een rapport d.d. 9 juli 2019 opgenomen van dr. A.J. Kal, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA. Het rapport houdt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, in:
Vraagstelling
Politie Eenheid Noord-Nederland heeft verzocht bemonstering AALI7748NL#02 (randen van de brief) te onderwerpen aan een aanvullend DNA-onderzoek en het DNA-profiel te vergelijken met de DNA-profielen van [verdachte] WAAA3604NL (geboren op [geboortedatum] 1958), [medeverdachte 1] WAAA5317NL (geboren op 29 mei 1961) en [medeverdachte 2] WAAG5379NL (geboren op 8 september 1968). Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van wie het DNA in de bemonstering AALI7748NL#02 afkomstig kan zijn.
Resultaat, interpretatie en conclusie
Van het DNA in bemonstering AALI7748NL#02 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Op basis van de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat de bemonstering AALI7748NL#02 DNA kan bevatten van [medeverdachte 1] .
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Ten behoeve van het berekenen van de bewijskracht van de overeenkomsten tussen het DNA-profiel van [medeverdachte 1] WAAA5317NL en DNA-mengprofiel AALI7748NL#02 zijn de volgende aannames gedaan;
- bemonstering AALI7748NL#02 bevat DNA van drie personen;
- de onbekende personen in dit mengsel zijn niet onderling of aan [medeverdachte 1] verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese 1: De bemonstering bevat DNA van [medeverdachte 1] en twee willekeurige onbekende personen.
Hypothese 2: De bemonstering bevat DNA van drie willekeurige onbekende personen.
Het verkregen DNA-mengprofiel AALI7748NL#02 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
3. Naar aanleiding van afgegeven bevelen tot het opnemen van vertrouwelijk communicatie met een technisch hulpmiddel zijn door het onderzoeksteam gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] bij de McDonalds opgenomen in de periode 28 maart 2019 tot en met 6 juni 2019. De gesprekken zijn uitgewerkt in processen-verbaal die steeds in de wettelijke vorm zijn opgemaakt.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten acht het hof de volgende gesprekken van belang.
Het gesprek van 4 april 2019 (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
O: Opmerking verbalisant
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 1] SH
[verdachte] : [verdachte] SH
[medeverdachte 1] : Eh [T] eh dieehh...
[medeverdachte 1] : [T] die gaan we een mailtje schrijven en die krijgen...ntv...
[verdachte] : ... ntv... Die is al in beeld?
[medeverdachte 1] : Die gaan we...ntv.. aangeschreven ..ntv.. schrijven dat het ...
[verdachte] : Niks nee
[medeverdachte 1] : .,.. ntv.. Pas weer mee kunnen doen aan normale bedrijfsvoering... ntv... windparken in Groningen ..ntv... in Nederland... ntv..ze weten ook dat... ntv... moet duidelijker worden, ..ntv..
[medeverdachte 1] : ..ntv... asbest...ntv....moet stil, stroom moet van het net af... ntv..
[verdachte] : ..ntv.. [plaats] ..ntv.. die zei het al, [verdachte] zegt hij, praten helpt niet meer, we moeten nou keihard aanpakken
[medeverdachte 1] : Bij ons wordt nu ehh ..ntv... station [plaats] wordt eh.. daar zijn ze nu begonnen nog eh een stuk bouwrijp maken van ...ntv.. park, ehh daar zit nu een plaatselijk aannemertje te graven en die heeft een brief in de bus
[verdachte] : Kijk eens aan
[medeverdachte 1] Die heeft ie ehh gisteren of eergisteren heeft ie die gekregen... [verdachte] .. ntv heeft em opge...ntv...
[verdachte] : Dit is een ehh geweldige samenwerking op deze manier
[medeverdachte 1] : We gaan ze aanpakken.... Tuig
[verdachte] . Ja.. honden.
[verdachte] : (lacht)
[medeverdachte 1] : Maar ook ...ntv.. de miep (fon) of ehh wie het ook zou kunnen doen is [betrokkene 17] (fon). [betrokkene 17] (fon) zei ook het gaat er om.. aan het eind van de werkdag als die hei-installaties tot stilstand komt moet ik weten waar het personeel heen gaat, gaan die ergens in de kost, wat is het kostadres ..ntv. we gaan ze allemaal aanpakken
[verdachte] : ..ntv... even duren..ntv..
[medeverdachte 1] : [betrokkene 18] (fon) heeft een eh, het is wel grappig ..ntv ... bij die actie eh daar in [plaats] , dat zijn mensen die zijn op pad gegaan hè, [betrokkene 19] (fon) die is tegen een gast aangelopen die is bij ons actief, die zit bij ons in het legertje.
[medeverdachte 1] : Ja! ja [verdachte] helemaal als het niet honderd procent ... ntv ... als wij dit klusje niet deden met een met een paar knechten dan ehh
[verdachte] : (lacht) Dan kwam er niks
[medeverdachte 1] : Niks! Dan waren ze al aan het bouwen
[verdachte] : Dan waren ze al lang aan het bouwen.
[verdachte] : nu nu doordrukken maar niet alles in 1 keer wat jij altijd zegt
[medeverdachte 1] : Laten zien, op alle fronten actief blijven en nooit gas terug nemen, als je zegt ik ben moe ik stop er mee, dat doe je maar aan de koffietafel bij je thuis
[verdachte] : Zo is dat!
[medeverdachte 1] : Nooit in de publiciteit dat is dom
[verdachte] : Dat is dom...
[medeverdachte 1] : (...) Laten de toeleveranciers en de aannemers van deze projecten der ook even goed over nadenken, die kunnen zich wel eens af gaan vragen krijgen wij ons geld wel
[verdachte] : Precies!
[medeverdachte 1] : Een beetje onrust stoken. Je moet het ze allemaal vertellen.
(...)
[medeverdachte 1] : Wat je wat we hier zou hiermee zouden kunnen doen [verdachte] we zouden een waarschuwing kunnen uit doen gaan (...) uiteindelijk is het heel simpel je kan van ons zeggen het is heel simpel, ik zal er eerlijk over zijn, wij zijn gebaat bij het stranden van deze windprojecten wij verafschuwen onderaannemers en toeleveranciers die hieraan mee willen werken en eigenlijk wensen we het aller slechtste voor ze (...) Uiteindelijk hebben wij meer baat bij om deze ondernemers tussen aanhalingstekens te waarschuwen voor het onheil wat hen boven het hoofd hangt
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : Dat ze te maken, dat ze te maken hebben met een windbuil
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : Een lege huls, maar waarvan nog zeer discutabel is of daar wel een financiering achter zit en als het dan gefinancierd wordt de financier ook buiten het boekje gaat (...)
[verdachte] : ja ja ja.
Het gesprek van 9 mei 2019 (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
[verdachte] : [verdachte]
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 1]
O: Opmerking verbalisanten
NTV: Niet te verstaan
[medeverdachte 1] : Maar ehh ff voor vanavond, jullie gaan vogels kijken
[verdachte] : Nee
[medeverdachte 1] : Gaat niet door
[verdachte] : Nee want ik heb een heel kort mailtje gestuurd binnen de ...ntv... vogels kijken gaat niet door
[medeverdachte 1] : Goedzo.... Zou...
[verdachte] : Dat gaan we volgende week doen om zeven uur
[medeverdachte 1] : Oké dan moet er even een berichtje gestuurd worden naar [betrokkene 45]
[verdachte] : Goed
[medeverdachte 1] : Ja... dat moet niet vergeten worden maar dat kan ik niet doen.
[verdachte] : Dat kan ik wel doen
[medeverdachte 1] : Zo van [betrokkene 45] ehh ehh in tegenstelling misschien met ehh nee ook niet [betrokkene 45] volgende week, eh want hij weet dat er vogels gekeken worden ehm doe het zo... bij deze... als het kan dan vanochtend want dan kan hij zijn plan nog trekken eh ehh... Bij deze ben je uitgenodigd om te komen vogels kijken volgende week en dan expliciet met het tijdstip, dan weet hij genoeg! Want hij gaat er van uit dat het vanmiddag om vier uur is, dan kan hij zijn collega's eventueel nog even bijscholen.
[verdachte] : Ja en dan heb jij mijn mail gemist dus.
[medeverdachte 1] : Ik heb wel een mail gezien en ik heb alleen, ik heb niet naar de datum gekeken ik zag dat het plots 19 uur was.
[verdachte] : Juist. Ja precies dat heb je niet gelezen want ik had in de, gewoon in het onderwerp gezegd: "Vogels kijken volgende week donderdag.
[medeverdachte 1] : Voor de rest [verdachte] , die twintig dat mag van mij volgende week donderdag ook.
[verdachte] : Goed.
[medeverdachte 1] : ‘s ochtends gewoon.
[verdachte] : Goed.
[medeverdachte 1] : Dat is geen geen brand ehh [betrokkene 20] en [betrokkene 21] die zijn adressen bij mekaar aan het ehh die gaan dat allemaal doen.
[verdachte] : Super. Je hebt zoveel adressen?
[medeverdachte 1] : Jaa
[medeverdachte 1] : Die ehh we hebben een ehh lijstje en ehh ik heb er ook weer nieuwe bij. Jongen... [betrokkene 22] , de houtboer komt er bij en ehh, [betrokkene 23] een transportbedrijf, dus ehh we moeten onze ogen open houden.
[verdachte] : Ja!
[medeverdachte 1] : en ehh ja de omslag ligt bij het Dagblad van het Noorden sinds vorige week vrijdag.
[verdachte] : Oké: Kijk aan.
[medeverdachte 1] : Dus die ehh zullen er mee aan het broeden zijn en ik heb ook liever dat ze dat goed doen
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : Hè Dat ze die.... Het kan twee kanten op ... ze doen niks of ze doen er heel veel mee...
[verdachte] : Ja!.
[medeverdachte 1] : Ik vermoed het laatste, want het is nogal veel omvattend.
[verdachte] : Precies.
[medeverdachte 1] : Ze hebben afgelopen [betrokkene 45] heeft dus nu ook de verzendlijst gekregen... wij hebben ehh wat hebben wij gedaan? Van die donderdag, ff kijken wat hebben we... ntv.. ooh ja maandag... maandagmiddag hebben wij ehh in Duitsland hebben we een pakket op de post gedaan.. ja..
[verdachte] : Super.
[medeverdachte 1] : Onder de ehh Eml... in de buurt van [plaats] daar hebben we het in de post gegooid. Als men dat weet te traceren dan gaat men dat linken aan [plaats] .
[verdachte] : (lacht) het toneelstuk is enorm (lacht).
[medeverdachte 1] : (lacht) dan wordt het plotseling Duitsland gestuurd, huh?
[verdachte] : (lacht).
[medeverdachte 1] : En nu? ... Duitsland er ook nog bij.
[verdachte] : (lacht).
[verdachte] : Ik ehh had ehh maandagavond ehh [Y] (fon) overleg en ehh stond dit onderwerp ook op de agenda. Toen zegt [betrokkene 24] , hij zegt ehh ik heb vanmiddag een overleg gehad en ik heb uit ehh uiterst betrouwbare bron vernomen.... dat ze intussen 3 mensen op de korrel hebben, dat zijn 3 mensen die hebben ze direct ehh kunnen linken aan die ehh dreigbrieven.
[medeverdachte 1] : Ja?
[verdachte] : Maar die laten we nog even begaan want die gaan nog meer fouten maken...
[medeverdachte 1] : Klopt
[verdachte] : Ik zeg nou dat, zou goed zijn dat ze toch iemand in beeld hebben... ntv.. ontmoeten ik zeg ... ntv ... Dus ehh dat ze hadden een gouden tipje gehad, misschien wel niet, dat lijkt me heel logisch ... nou maar meer kan ik er niet van zeggen (lacht).
[medeverdachte 1] : Hou het vooral voor je (lacht)
[verdachte] : Wat zeg je?
[medeverdachte 1] : Hou het vooral voor je.
[verdachte] : (lacht) o..oh..oh...
[medeverdachte 1] : Ongelooflijk. Dan zou het mooi wezen dat ze [betrokkene 25] gaan oppakken
[verdachte] : (lacht) jahaha
[medeverdachte 1] : .. ntv... type... nou wie hebben we nog meer ehh dat ze [betrokkene 26] (lacht).
[verdachte] : (lacht) [betrokkene 27] (lacht).
[medeverdachte 1] : En [betrokkene 27] ! (lacht)... nou dat vind ik toch wel verdachte types.
[verdachte] : Ja... (lacht).
11.53
[verdachte] : En ik heb natuurlijk nog allemaal.... even op de trom geslagen want dat is om ...ntv.. en even met jouw woorden. Maandag hadden we ook gezegd ... wel of geen brieven wegsturen die geen effect hebben, je moet het goed doen.
[medeverdachte 1] : anders niet!
[verdachte] : En anders niks doen.
[verdachte] : Precies die denken van nou...
[medeverdachte 1] : Dit is het gepeupel wat we uit kunnen melken.
[verdachte] : Precies! Echt het domste van het domste wat ..ntv... ja vré-se-lijk.-echt.
[medeverdachte 1] : Nee wat dat betreft hebben ze van ons meer last.
[verdachte] : Zo is dat! Zo is dat! En daar houden ze ook nog een hele poos last van.
[medeverdachte 1] : Jaa dat is wel zeker.
[medeverdachte 1] : Wat voor contacten heeft [betrokkene 24] , wat voor een pet heeft die op.
[verdachte] : Nou hij ehm hij is natuurlijk tegen de windturbines en hij heeft zich nog niet negatief uitgelaten over de bedreigingen en dat heeft ehh vooral te doen met het feit dat hij ook ervaart dat de overheid alles wat democratisch is aan de kant zet om dit door te drukken, want hij voelt zich natuurlijk wel het mannetje, dat is hij ook, goed voor een miljoen of zeven zegt hij zelf.
[medeverdachte 1] : Kijk het gaat mij er mee om wat weet ie? En hoe betrouwbaar is ie?
[verdachte] : [verdachte] , ik denk dat hij niks weet en wat natuurlijk het geval is dat mensen in zijn buurt graag ook belangrijk willen overkomen en dit soort uitingen doen.
[medeverdachte 1] : Hij moet, hij moet zich wel realiseren, dat als er... ik noem maar wat ... een [R] autootje gezien wordt bij [BB] , dat hij ook zo'n omslag krijgt
[verdachte] : Dan is ie ook aan de beurt!
[medeverdachte 1] : Ja..dat gaan we namelijk gewoon doen hè alles
[verdachte] : Alles
[medeverdachte 1] : Ook iedereen die zich met transformatorstations die gaan ook gewoon zo'n ding krijgen, dat is dat heeft er allemaal mee te maken.
[verdachte] : Ja!
[medeverdachte 1] : Laat ze het maar weten!
[verdachte] : Jaja .... je moet gewoon ja heel massief maar ook heel consequent zijn.
[medeverdachte 1] : Ja en ondertussen ben ik alweer aan het kijken naar om toch nog een keer ergens een tik uit te delen...dat ze denken verdomme.... ze geven... ze geven ook nog een tik.
[verdachte] : Ja nou dat is weer iets wat natuurlijk ehh heel onvoorspelbaar wordt hè dat hele niet traceerbare dingen gebeuren en ehm iemand uit [plaats] vond het ook verschrikkelijk al die bedreigingen enzo, hij zegt wat vindt u daar van... Ik zei ik vind het hele lieve acties als je kijkt naar het gebied en wat de mensheid hier aangedaan wordt ik zeg dan vindt ik dit nog in geen verhouding staan tot het onrecht, ik zeg de overheid die bedreigd duizenden inwoners al jaren hier.
[verdachte] : Ik zeg en als er mensen worden bedreigd die daar aan bijdragen nog, die zijn dan crimineel? Ik dat is...ntv.. dat volg ik niet. Dat is een hele andere invalshoek zei hij.
[verdachte] : En ik zeg nog steeds van er zijn steeds meer mensen die alle begrip hebben ook voor die bedreigingen! Want dat is nog een ultieme uiteindelijke laatste mogelijkheid crimineel... nee het is geen crimineel het is wanhoop.
[medeverdachte 1] : Nou en en en daarnaast [verdachte] der is hier nog geen enkel fysiek geweld gepleegd tegen niemand en dat kunnen die windboeren niet zeggen.
[medeverdachte 1] : Dit loopt uit op een fiasco ........... en als men denkt dit waait wel over... nee dit mag weer niet gebruikt worden, dat hebben wij al gebruikt.
[verdachte] : (lacht) ik ik zeg wel altijd... Iet op ... wat hier ook nog gaat gebeuren... zo lang de windplannen niet van tafel zijn legt de burgerij er zich nooit bij neer en ais ze dan zeggen van ja als ze dan geplaatst worden, ik zeg dan gaan die burgerij zo lang door totdat ze weer weg zijn.
[verdachte] : Dus ik heb haar een mailtje gestuurd ik zeg Beste [betrokkene 28] , ik wil graag het complete dossier hierbij.
[medeverdachte 1] : Ja
[verdachte] : Ehh Nou... een heel gedoe maar die ellende kreeg ik en daar zat verdomme een jaarrekening van ntv.. [betrokkene 10] tussen , een balanstotaal van 85 miljoen en 13 miljoen op de bank, 31 december 2017. Dus en ik denk van ja... dat is de enige aanwijzing ....het is alleen maar geld... het gaat alleen maar om geld.
[medeverdachte 1] : Ja maar bij [betrokkene 10] is dat bekend ik bedoel ehh daarom wordt die ook even genoemd in dat boek he ...ntv.. bij zo’n voorziening is één (1) persoon in staat om honderd miljoen bij elkaar te harken.
[verdachte] : Zo is dat
[medeverdachte 1] : [verdachte] , ff ehh ik heb wat respijt als ik volgende week donderdag die ehh omslagen heb dan is het vroeg genoeg.... Ik heb [betrokkene 20] en [betrokkene 21] lopen euhm blijf bij Ama (fan) volhouden voor adressen
[verdachte] : Ja dat heb ik gisteren bij [organisatie 3] ook nog met nadruk gezegd, ik zeg beste mensen ehm ik wil graag van jullie weten wie betrokken zijn bij aanleg bij alles wat om die windturbine en windturbines heen zit, ik heb te weinig adressen in de postbus gehad.
[medeverdachte 1] : Ja niks....nee... nee ik heb er een paar gekregen ehh [I] [verdachte] , wat is dat?
[verdachte] : Dat zit in het centrum van [plaats] , daar zit een ehh dat hoorde ik gisteravond dat hoorde ik gistermorgen ehh wij hebben hier laatst. Engelsen horen praten.
[verdachte] : Die zitten in het [I] en dat zijn mensen werken mee waarschijnlijk bij ...ntv...
[medeverdachte 1] : Precies [A] die ...ntv.. uitbesteed aan Engelsen en het [I] staat ook op onze lijst en die krijgt er ook één (1)
[medeverdachte 1] : ja het [I] staat op onze lijst.
[verdachte] : We hebben met mensen gesproken (fluistert)
[medeverdachte 1] : Ja gaat er ook één (1) krijgen...
[verdachte] : Ja.
[medeverdachte 1] : en.... waar ik dus naar benieuwd ben [verdachte] , we moeten even een werklocatie hebben van [A] , buiten dit gebied. We gaan [A] aanpakken! Mocht je ergens rondrijden....
[verdachte] : Ja als ik rond rij en ik zie iets dan ehh.... Heel goed.
[medeverdachte 1] : Ja.... [A] gaan we een [A] zetten, die staat wel op de op de nominatie hoor! En ehh wat.... We hebben de de de projectontwikkelaars, die krijgen hebben dus deze kaft gekregen met een apart schrijven erbij.
[medeverdachte 1] : Die ehh die hun bladzij die wordt dus nooit uit het boek gescheurd het enigste wat zij kunnen bewerkstelligen is dat als zij ons met rust laten dat wij hun personeel met rust gaan laten, dat is de enigste dat zijn de enige bedrijven waar we ook rechtstreeks zeggen we gaan je personeel benaderen, nou gaan we refereren... we refereren aan de privacybrief weet je wel die we toen gestuurd hebben waarin we hebben geschetst dat wij van alles van ze wisten, eh tot nu toe zijn we daar zéér discreet mee omgegaan, maar het is aan U of we dat blijven doen, dus die ligt bij de Projectontwikkelaars.
[verdachte] : Zo!
[medeverdachte 1] : Daarnaast wil ik naar de zandboeren en de betonboeren die wil ik een begeleidend briefje sturen of ze zich er een voorstelling van kunnen maken dat er euh asbestvlokken in hun zand en grind voorraad zijn aangetroffen en wat voor invloeden dat heeft op de bedrijfsvoering, misschien kunt u zich daar eens een voorstelling van maken.
[verdachte] : Heel goed zo is het.
[medeverdachte 1] : In zandgaten etcetera waarbij van dat als daar sprake van is dat dan de autoriteiten daar over zullen worden ingelicht en dat er dus op de bedrijfs...ntv... stopzetting van uw activiteiten. Kunt u zich daar een voorstelling van maken.
[medeverdachte 1] : Dus die gaat naar de zand en grindboeren en betonboerenen dan eens kijken hoe happig ze nog zijn dan.
[medeverdachte 1] : taptaptap.......Ja want die OGB dat is die eh deze die is dus driftig aan het ehh rijden naar [R] en daar...
[medeverdachte 1] : We doen het eerst nog ff af met een ehh stuk papier [verdachte] .
[verdachte] : Zo is dat... ja.
[medeverdachte 1] : En ik vind dat een [A] die eh verdient een [A] ......
[medeverdachte 1] : [betrokkene 42] die krijgt ehh die krijgt er ook één (1).
[verdachte] : Die is ook aan de beurt... zo ist! Ja.
[medeverdachte 1] : Het hoofdkantoor krijgt er één (1).
[verdachte] : Juist.
[medeverdachte 1] : Ja als ze de zelfde toestanden willen als in eh Duitsland plaatsen ze nog ff bij dan doen we ook bij [betrokkene 42] bij groep....daar nog niet genoeg geleerd heb... deze…dit soort behandeling roep je over jezelf af in Groningen en Drenthe. Klaar.
[verdachte] : Ja dit is de enigste methode [verdachte] om iets wakker te schudden.
[medeverdachte 1] : Ja!
[verdachte] : Het is ehmm het is ehm uiterst fascistisch, wat er gebeurd...het enige ehm... wat telt is geld en ze denken geen mil-li-meter na verder het interesseert hun geen fuck.... Als ik dan ...ntv... als ik dan ..ntv... koop...ntv... als ik dan ..ntv wordt.
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Dat ze mee bouwen aan concentratiekampen, dat ehh interesseert ze geen fuck.
[medeverdachte 1] : Nou en dat hebben we twee keer getest en dat is twee keer recht op em af.... en wat betreft [A] dat hebben we goed ingeschat die hebben we geen ultimatum gegeven.
[verdachte] : Zo is dat dus die dreiging en grote onzekerheid.... ntv...
(…)
[medeverdachte 1] : Ja dus dat was een goeie inschatting.
[verdachte] : Ja.. ja.
[medeverdachte 1] : Niet aldoor eh de hoofdprijs willen.
[verdachte] : Klopt (lacht).
Het gesprek van 23 mei 2019 (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
[verdachte] : [verdachte]
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 1]
O: Opmerking verbalisant
NTV: Niet te verstaan
[medeverdachte 1] : [betrokkene 4] die had gezegd dit was het ergste soort mensen zo'n beetje wat je kon bedenken
[verdachte] : Ja Och, och, och
[verdachte] : Hij had zichzelf even over geslagen.
O: [verdachte] lacht
[medeverdachte 1] : Ja dit was het ergste soort... Hij was woest geweest.
[verdachte] : Och, och, och
[medeverdachte 1] : Omdat hij zo'n boekje had toegestuurd gekregen.
[verdachte] : ooh, ooh, ooh, ooh, ooh. Ja
[medeverdachte 1] : Ja
[verdachte] : Ja Zo wordt de aandacht verplaatst.
[medeverdachte 1] : Ja en het mooie is, ze leggen zelf uit waarvan ik hoop dat ze het ook zo opvatten, alleen het staat er niet! Ze maken zichzelf gek
[verdachte] : Dat heb ik ook.. .. Ik heb mij ook al verbaasd over het feit wat ze dan allemaal zeiden, ik denk van dat kun je niet lezen
[medeverdachte 1] : Nee dat staat er niet in
[medeverdachte 1] : De projectont... euh euh [K] die is er zijn er weer 17 de deur uitgegaan
[verdachte] : Mooi
[medeverdachte 1] : 16. 16 zijn er de deur uit gegaan. En de project ontwikkelaar [K] in het specifiek die [betrokkene 12] zogenaamde verklaring van de woordvoerder die had gezegd van wij gaan wij zetten gewoon door hè gezegd van nou die hebben wij persoonlijk ook aangeschreven, hij persoonlijk en de directie en andersom dat euh of euh dit ook in overeenstemming is met de arbeidsvoorwaarden die zij hebben afgesloten met het UWV.
[verdachte] : Juist.
[medeverdachte 1] : En dat het ook hun eigen keus is. Je kan wel zeggen bevel is bevel maar je bent nog altijd mens en je maakt je eigen keus. En hou er rekening mee dat wij hebben enkele jaren geleden heeft familie hooggeplaatste(fon) ...NTV gedeputeerde ..NTV brief gekregen. Wij kunnen ook gewoon heel gemakkelijk bij jullie aan de deur komen. Houd daar rekening mee.
[verdachte] : Ja. Ja
[medeverdachte 1] : Ik heb er ook bij gezet van, we vertrouwen erop dat je je collega hiervan in kennis stelt.
[verdachte] : Super
[medeverdachte 1] : Wat nou! Wij zetten gewoon door.
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : Als dat het standpunt van de directie is maar is dat ook het standpunt van het personeel?
[verdachte] : Precies! Ja
[medeverdachte 1] : En de rest die ga ik straks afmaken die ligt al in klad klaar.
[medeverdachte 1] : Maar dat is een brief die gaat dus naar euh ik mis dus nog steeds het adres van [U]
[verdachte] : Die heb ik
[medeverdachte 1] : Goed
[verdachte] : Ik heb jou wel... er zitten wel. Ik heb jou wel 4 adressen in de euh map gestopt. Vier briefjes die ik in de bus had
[medeverdachte 1] : Oké Goed zo.
[verdachte] : Ik weet niet of [U] daar bij zat. Daar zat [betrokkene 47] (fan) [betrokkene 47] bij. Nou ja in elk geval 4.
[medeverdachte 1] : Ik ga vandaag in ieder geval die betoncentrale euh De [V] die gaat vandaag en en euh [betrokkene 3] en helaas [U] niet. Maar.. die hebben we aangeschreven... of ze zich een voorstelling van kunnen maken dat hun handelsvoorraad dus die bergen zand en zand dat die vervuild zijn met asbest en wat dat zal doen voor hun bedrijfsvoering
[verdachte] : Ja. Zo is het
[medeverdachte 1] : En ook of ze ook even collega bedrijven willen waarschuwen want het is voor ons ondoenlijk om voor iedere zandbult en zandgat de eigenaar te achterhalen.
[verdachte] : Ja
O: [verdachte] lacht
[medeverdachte 1] : Nou... Paas... Vandaag die brief van de zandboeren de deur uit... en dan verwacht ik toch weer een beetje reuring.
[verdachte] : Ja, absoluut zo ist.
[medeverdachte 1] : [verdachte] die zandbulten, zandbergen die zijn niet te beschermen he en als je dan ook nog door er actief te zijn collega's er in mee trekt. Die boodschap wit ik er heel duidelijk in brengen. Door jullie handelen brengen jullie ook euh de werkzaamheden van jullie collega's die niet wensen zich te verrijken aan dit soort zaken ook in gevaar. Hou daar even rekening mee.
[verdachte] : Ja. Precies.
[verdachte] : Ja, ja en wat ik nog weer wil wil doen is dat ik die euh die financieringstoestanden nog opnieuw onder de aandacht wil brengen NTV er is nou genoeg tijd overheen
[medeverdachte 1] : Ja
[verdachte] : En Het is een beetje weg gezakt en nu moet dat even weer een oppepper hebben ...NTV ik ehh ik wilde de.. Rabobank en ook alle andere potentiële financierders die wij kennen in dit gebied. Die zijn wet dik nieuwsgierig
[medeverdachte 1] : Hmm
[verdachte] : NTV.. Rabobank NTV.. ABN banken ING bank
[verdachte] : We moeten euh we moeten euh overal druk leggen. Blijven leggen
[medeverdachte 1] : Ja. Maar die vaarweg moet eigenlijk even in de gaten gehouden worden. We kunnen nog een stap verder. Ik zat te denken oké van waar gaan ze langs.
[medeverdachte 1] : Ik zeg wat voor een vaarwegen, wat voor een bruggen zijn er. Weet je. Want als het moet steken we gewoon een hele schakelkast van een brug in de brand. Fikt die NTV uit en dan staan ze daar, liggen ze daar weken stil.
[verdachte] : Zo is dat.
[medeverdachte 1] : Kijk op het moment dat er een kop aan komt varen door het Eemskanaal dan weet je genoeg.
[verdachte] : Ja. Dan weet je genoeg.
[medeverdachte 1] : En dan zou het mooi wezen als we een van de bruggen, om mijn part 2, van die schakelkasten volledig vernielen.
[verdachte] : Zo is dat. Gewoon onklaar maken.
[medeverdachte 1] : Ja Kijk en dan ligt het hele transport dat ligt in beeld dan en weet je ook precies wie dat zijn. En dan gaan we die eigenaren aanschrijven van joh wil je ooit nog verder varen dan kun je een keer verwachten dat je boot op de bodem in het kanaal ligt.
[verdachte] : Precies
[medeverdachte 1] : We gaan ze aanpakken [verdachte] .
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : Dit zetten we gewoon door en er moet straks een keer een voorbeeld gesteld worden
[verdachte] : Nou ja daar zit ik steeds naar te zoeken. Van God euh hoe kunnen dat doen. Ik heb ook wel rond zitten kijken naar mensen die dat zouden kunnen doen
[medeverdachte 1] : He
[verdachte] : Het probleem is altijd.
[verdachte] : Ik zei ik heb ook nog nagedacht over mensen. Het probleem is altijd dat als je dit soort dingen doet moet je A: Slimme mensen hebben
[medeverdachte 1] : Ja
[verdachte] : B: 100% betrouwbaar en voor de duivel niet bang.
[medeverdachte 1] : Alleen al die post bezorgen [verdachte] in Duitsland
[verdachte] : Ja dat is wat
[medeverdachte 1] : Dat is al een klus.. We zijn gewoon euh om één uur zijn we maandag gegaan en toen was ik om half vijf weer terug om een geschikte bus te vinden hè. Het is gewoon allemaal een klus.
[verdachte] : Ja.. en in Duitsland postzegels opplakken?
[medeverdachte 1] : jaja Zeker.
[verdachte] : Die moet je ook nog ergens weg halen
[medeverdachte 1] : jaja
[verdachte] : Verdomme jonge Het is allemaal niet niks hoor. Iedere keer weer moet je héél voorzichtig zijn als, eng (fon) der aan komt
[medeverdachte 1] :Ja
[verdachte] : En dat je niks achter laat der onder
[medeverdachte 1] : Ja
[verdachte] : dan denk ik met deze drukker ‘de hout' (fon) die zit met zijn fikken aan, ik zeg je moet ze niet aanraken jong
[medeverdachte 1] : Hij zit daar toch niet met zijn fikken aan?
[verdachte] : Hij zit daar met zijn fikken aan
[medeverdachte 1] : Ja nou dat is niet handig
[verdachte] : Ik heb hem daar tig keer voor gewaarschuwd..
[medeverdachte 1] : Ik dacht dat hij dat wel wist
[verdachte] : Ik zeg je moet gewoon met die handjes handschoentjes aandoen
[medeverdachte 1] : Ja
[medeverdachte 1] : Oké. Oké. Dat is niet zo mooi.
[verdachte] : Nou hou ik er rekening mee dat ze geen besef hebben van waar dit weg komt. Dus je zou in theorie alle mails weer terug brengen kunnen ja... na kunnen vragen als verdachte
[medeverdachte 1] . Ja Dat is niet slim van hem
[verdachte] : Ik zeg iedere keer tegen hem, heb je het weer van je computer af gegooid? Ja, nee ik heb het niet opgeslagen ik heb het direct weer verwijderd. Ik zeg goed.
[verdachte] : Ik geef hem dan dat stickje. Hij kijkt. Zet het even op zijn pc, krijgt het stickje richting mij en als het af is dan euh
[verdachte] : Nee, en ik weet ook niet hoe dat werkt hoor met afdrukken. Kun je dat met terpentijn ofzo ook euh datje euh
[medeverdachte 1] : Nou weetje wij raken ze niet aan, allemaal met handschoenen.
[verdachte] : Ja zo is dat. En ik doe het ook dus als ik wat heb dan pak ik even een doekje. Zo werk ik.
[medeverdachte 1] Hij moet zijn praatje wel klaar hebben.
[verdachte] : Hij heeft zijn praatje klaar.
[verdachte] : Zijn praatje is dat hij die dingen in de postbus vindt en dat hij ze er ook weer in stopt. Dat hij niet weet van wie die ze krijgt. Dat hij het geld ook in de postbus vindt. Zo werkt het.
[medeverdachte 1] : En in welke postbus?
[verdachte] : Vooraan voor aan in de straat bij hem, Hij heeft aan aan de gevel naast zijn voordeur een ehh een postbus zitten.
[medeverdachte 1] : Ja precies en daar zet hij het ook weer in.
[verdachte] : En daar stopt hij het ook weer in en dan euh
[medeverdachte 1] : Ja dan kan hij alleen gepakt worden op het feit dat hij dat dat drukwerk heeft gemaakt.
[verdachte] : Ja maar hij weet niet voor wie
[medeverdachte 1] : Nou dat weet hij dus wel. Hij weet wel voor wie, hij weet wel waarvoor hij weet alleen niet voor wie. Hij weet wel waarvoor maar niet voor wie.
Het gesprek van 6 juni 2019 (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] Nou ja [verdachte] mijn volgende zet is dus om eh gaat mij erom veilige munitie een veilig wapen, een wapen wat op grote afstand dus kan afvuren.. ntv.. specialist.. ntv.. godverdomme dat ding kan dus overal vandaan komen.
Dat is de boodschap die ik neer wil leggen aan de bouwers en de boeren. Jullie willen oorlog? Jullie krijgen oorlog. Vanaf nu is het oorlogsgebied en je kan de kogels van alle kanten verwachten. Ntv ntv locatie van [R] daar zijn ze nu een trafo ook aan het bouwen, veel bezig. Prima daar gaan we een zootje kogels door de keet heen jassen. En mogelijk nog op andere locaties nog een paar kogels er door heen jassen.
Mensen krijgen een boodschap dat eh eh hij van alle kanten kan komen, maar ik ga het zo formuleren dat het iemand is die losgeweekt is van het verzet [plaats] (fon) ntv een andere printer, een ander type, kort en bondig zo van, mooi wat die jongens doen met asbest, ntv maar ik ga het anders doen vanaf nu verklaar ik dit tuig de oorlog en dan hier en daar wat gaten in en dan eens kijken hoe gemotiveerd ze nog zijn.
(…)
[verdachte] En die keus die heb je dan en dan zou ik zeggen: Wij kiezen voor een andere strategie. En dat is deze die jullie nu ervaren.
[medeverdachte 1] Ja.
[verdachte] Hele groep die ntv ntv ntv we hadden in dienst ntv van die apparaatjes, dat was een buisje die moest je op je rug hebben, die kon je vanaf je rug tot 2 km weg schieten.
[medeverdachte 1] Ja een bazooka.
[verdachte] Oh zo heet dat.
[medeverdachte 1] zie er maar aan te komen.
[verdachte] zie er maar aan te komen.
[medeverdachte 1] Ik ken dus iemand die heeft in ntv ntv Oost Duitsland, die heeft in de ntv gewerkt en zo wil er ik dus aankomen.
[verdachte] Ja dat is in Duitsland is die toegankelijkheid helemaal ntv
[verdachte] Dan hoor je al heel snel hoe hij daar in zit. Het eerste antwoord is dan vaak al.. ntv.. hoe hij daar naar kijkt.
[medeverdachte 1] Goed, dat is een mogelijk spoor, en die andere eh als het goed is krijg ik vandaag een wapencatalogus van hem. En daar heeft hij al in aangekruist welk type dus op grote afstand kan schieten.
[verdachte] Super ja .
[medeverdachte 1] Nou ja waar ik eh ik wilde dus laten doen lijken op de andere groep. Maar dan moet je wel, tot nu toe moet je die stijl helemaal veranderen.
[verdachte] Ja, je moet iets anders, je moet iets compleet anders, ook een andere woord gebruik.
[medeverdachte 1] Ja
[verdachte] Een andere ntv een andere ntv ik bedoel eh
[medeverdachte 1] Het moet lomper.
[verdachte] Het moet lomp, het moet lomp en er mogen ook best even wat meer taalfouten in komen. Even wat minder dat ze nu denken, gadverdamme.
[medeverdachte 1] Het is nu genoeg geweest. Ik heb genoeg gezien, er is zelfs een raadsel ntv ondemocratische middelen zoals deze persoon dat noemde, deze man dat noemde, druk ik het effen platter eh "ik heb besloten om daar nu" eh eh "wij hebben besloten om daar nu toe over te gaan"
[verdachte] Ja.
[medeverdachte 1] En naar RTV Noord ntv post ntv hier en daar wat gaten in komen ntv.
Wij zijn in staat eh eh of het veilig is eh eh. Weet je, ik denk dat het heel simpel is. Het moet eigenlijk heel kort.
[verdachte] Het moet zo kort mogelijk [verdachte] .
[medeverdachte 1] Zo kort mogelijk. "Dit gebied is vanaf nu, wat ons betreft eh eh verklaren wij dit tot oorlogsgebied en een ieder die zich hierin begeeft die loopt vanaf nu gevaar." En dat is ook een boer op zijn tractor. Klaar. Dat die zijn land niet meer op durft. Ntv..kan uit alle hoeken komen.
[medeverdachte 1] Wij zijn er klaar voor.
[verdachte] Alles wat ze tot nu toe gedaan hebben, dat ze nergens de vinger op kunnen leggen ntv ntv dat is superbelangrijk
[medeverdachte 1] ntv hoever we ook komen, uiteindelijk schieten we gewoon die molens kapot.
[verdachte] Ja.
[medeverdachte 1] Ik heb het er ook met hem over gehad. Ntv Kan je daar punt van een wiek kapot schieten of zo?. Hij zegt: Het lullige is daar. Je zit daar maar met 1 weg en je kan twee kanten op. Een knal. Hij zegt: je moet eigenlijk iets met een geluiddemper hebben. Dat zou je moeten hebben.
[verdachte] ntv wapens.
[medeverdachte 1] Dus eh eh. Is er nog een pot, een geldpot [verdachte] ? Voor aankoop van zo’n ding. Kijk want uiteindelijk kan ie weer verkocht worden. Ntv ntv wat is er eventueel beschikbaar?
[verdachte] Ja eh.
[medeverdachte 1] Met ons eigen budget ntv dan doen ik, er wat bij, ntv doe jij er wat bij.
[verdachte] Ja ja
[medeverdachte 1] Dat is eh eigenlijk moet je gewoon uit kunnen pakken met zo'n ding. Zit er een kijker op, zit er een demper op. En op 300 meter afstand kan je een hoek uit een wiek schieten.
[verdachte] Ja op zich, kijk bij [organisatie 3] staat nog iets van drie en half duizend euro.
[medeverdachte 1] Oh zo.
[verdachte] ntv toen niet veel gebruikt eh ntv.
[medeverdachte 1] . Dat is toch ook niet nodig ntv ..duizend euro beschikbaar... dan kan je een beest (fon) kopen. Dan kan je die boodschappen gebruiken ntv ding gebruikt, tegen die gasten zeggen van ja: "als die molen daar staat, hier kunnen ze hem mee kapot schieten".
Daar ben je constant mee bezig. Kijk en als je dat budget ntv kunnen ze hem ook gaan schieten ntv voor een paar duizend ntv molen ntv schieten we een wiek kapot ntv huppekee ntv
[medeverdachte 1] Tis weer een niveau hoger.
[verdachte] Ja, precies daarom moeten we er ook naar toe ntv het idee ntv ik zat er zelf mee ntv. [plaats] die man die heeft eh die is niet betrouwbaar dus daar kan ik niks mee ntv ik heb hier geen adres bij ntv en die klampt mij iedere keer aan, ik houd hem heel erg op afstand. Dus daar kunnen we niks mee. ntv ongelooflijk ntv bij de wijkagent. Dan stapt de wijkagent op van waar ga je naar toe ntv.
[medeverdachte 1] We hebben ze niet nodig die jongens.
[verdachte] Hebben we niet nodig, die moeten we niet hebben ntv aangeboden. Ik heb liever dat ze zich niet aanbieden en hun gang gaan dan dat we er niets van weten.
[medeverdachte 1] (...) Maar goed als wij eenmaal kogels gaan afschieten op 1 van de installaties dan kan ik mij niet voorstellen dat iemand zijn personeel daar heen stuurt. Of dat er nog personeel heen gaat.
[verdachte] Zo is dat.
[verdachte] Dit is het ultieme bewijs dat we in een bananenrepubliek wonen.
[medeverdachte 1] Precies ja een bananenrepubliek en bananen om de oren (fon).
[verdachte] Zo is dat ja, dat is het mooie van mij ook. Die term heb ik bedacht, eigenlijk, na Hart van Nederland. Ik heb ntv vanmiddag nog gezegd ntv omdat hij zei van communisme (fon) neemt alleen maar toe. Ik zeg: dat klopt, ik zeg eh eh ik zeg, ik houd er rekening mee dat de overheid niet in staat is om straks 45 plus 35 windturbines te bewaken, ik zeg dan zal je hier dag en nacht het leger moeten neer zetten.
[medeverdachte 1] Ja.
[verdachte] Ik zeg: want de wrok zit zo diep, ik zeg: er blijft geen molen overeind.
[medeverdachte 1] Ja dat zullen we laten zien, dat zullen we ze laten zien.
[verdachte] Precies. Waarom zeg ik dit soort dingen? Omdat zij later ntv als er nu wat gebeurd. Dan zeggen ze: Meneer [verdachte] heeft het toen al gezegd.
[medeverdachte 1] Ja. [verdachte] , als we eenmaal dat ding hebben, kunnen we ook bij [betrokkene 3] gewoon even een vrachtwagen, even een kogel door de cabine heen jassen die daar voor opgesteld staan.
[verdachte] Precies.
[medeverdachte 1] Huppakee ntv 1 of 2 keer en er is geen hond die nog wat doet.
[verdachte] Niemand.
[medeverdachte 1] Want dit is de volgende fase.
[verdachte] Zo ist. Zo ist. Bij die [betrokkene 3] daar staan ze altijd in colonne dus als je psssjjjjj (geluid)
[medeverdachte 1] Schiet er gewoon 1 aan barrels moet je eens kijken, 1 kogel is genoeg.
[verdachte] 1 is genoeg. Ntv dat is het ultieme bewijs waar ik voor gewaarschuwd heb straks.
[medeverdachte 1] Ja.
[verdachte] Zoek de keiharde confrontatie, we hebben die vieze dikke grijnzende kop in het NRC handelsblad gezien met een verschrikkelijk leugenachtig verhaal amper een week geleden. [betrokkene 29] en [betrokkene 30] , nou dat was 1 grote omgekeerde verhaallijn. Het was allemaal zo geweldig, iedereen wist er van, ze hadden iedereen betrokken het ging allemaal om duurzaamheid en eh ntv verdienen en iedereen is er blij mee. Ntv NRC gelinkt heeft.
[medeverdachte 1] [verdachte] , daar hebben wij geen boodschap aan.
[verdachte] Nee
[medeverdachte 1] Wij gaan gewoon door en ik ben heel blij met het signaal van eh eh.
[medeverdachte 1] ik zit steeds te denken, ik zit te denken je kan em los weken de persoon, je kan ook zeggen van uit eh ntv even zien.
[verdachte] dat is allemaal, dat is allemaal strategie [verdachte] . En het kost tijd voordat ie dan 100% ntv bouwtekening (fon) ntv kunnen we ook ntv
[medeverdachte 1] Ja.
[verdachte] ntv en wij zijn creatief genoeg om nu een nieuwe dimensie te handelen (fon) die totaal niet op enigerlei wijze gerelateerd kan worden aan wat er tot nu toe geweest is.
[medeverdachte 1] Het moet niet herkenbaar zijn he?
[verdachte] Het moet niet herkenbaar zijn. Het moet gewoon iemand anders zijn met een nieuwe woordgebruik steil die nieuwe zinsopbouw. Moet ook nieuwe items in staan, andere dan tot nu toe, maar het mag best wel eh eh eh verbinding zijn naar de softe acties die ntv.
[medeverdachte 1] Mooie acties maar ntv belangrijk ntv wij verklaren bij deze de oorlog.
[verdachte] ntv zo ist, ja ja.
[medeverdachte 1] En deze gaten die zijn gewoon het gevolg en iedereen die zich in dit oorlogsgebied op het land begeeft of het nou een werknemer is of een boer, of een project ontwikkelaar hij is bij deze gewaarschuwd, hij loopt daar op eigen risico.
[verdachte] Zo is dat, zo is dat.
[medeverdachte 1] Dus ga het land maar niet op.
[verdachte] Nee.
[medeverdachte 1] ntv kom maar op, kom maar op. Dus overheid, volgende fase? met het leger erbij, kom maar op, kom maar op met je leger.
[verdachte] Ja
[medeverdachte 1] Landsbelang toch?
[verdachte] Zo is dat.
[medeverdachte 1] Uitroeien dat tuig hier. Kutburgers.
[medeverdachte 1] als het zo doorgaat ntv budget: Als het niet mag voor 1500 euro?
[verdachte] ja ik moet even kijken, want ik moet eh.
[medeverdachte 1] Dan lap ik zelf een beetje bij. Als het duizend euro beschikbaar is als je wat kan regelen. Ik heb tegen die man gezegd. We moeten een boodschap, een technisch boodschap ook achterlaten voor degene die dit gaat onderzoeken. Die moet bevestigen: Verdomme, we hebben een probleem.
[verdachte] Ja.
[medeverdachte 1] en dan moet je niet met onzin (fon).
[verdachte] nee nee. Ntv.. wapen zijn.ntv..wapen zijn.
[medeverdachte 1] en anders dan duurt, dan duurt het maar een paar weken langer.
[verdachte] maakt niks uit.
[medeverdachte 1] Dat komt nu ook niet op een maand aan, als we maar over een maand zover zijn dat we een gat kunnen pompen waar je op een kilometer afstand je hond gewoon mee dood kan schieten, daar zit ik aan te denken
[medeverdachte 1] Kijk en uiteindelijk als hij verkocht wordt komt er weer geld terug.
[verdachte] Ja precies.. ik kijk even hoe ik dat ga doen. Ook zo weinig mogelijk met [organisatie 3] communiceren dit soort dingen wil ik gewoon zelf...
[medeverdachte 1] Ja ja.
[verdachte] ntv.
[medeverdachte 1] Ja jij bent penningmeester daar.
[verdachte] Ja...ntv
[medeverdachte 1] Ik geloof niet dat er iemand binnen [organisatie 3] is die daar problemen mee heeft.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 19 juni 2019 (…), inhoudend voor zover hier van belang, zakelijk weergegeven.
De tekst zwartboek zegt mij wel iets.
Er komt af en toe een man, met een USB-stick. die wil dan 10 of 20 kopieën. Die kopieën heb ik gemaakt.
Het zwartboek zal gedrukt zijn op dik materiaal, 250 grams papier. Het was iets zwarts en die tekst stond er op, Zwartboek. Het was kennelijk dubbelzijde bedrukt. Ik heb de tekst niet gelezen toen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 20 juni 2019, (…), inhoudend voor zover hier van belang, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft tegen mij gezegd dat ik niet in de problemen zou komen door hetgeen ik printte. Als ik de stick kreeg dan stonden er meestal de PDF's op en daar staat een aantal bij. Er stond op de stick in de bestandsnaam het aantal prints wat nodig was. Het was een drukklaar bestand. Ik hoefde daar geen bewerkingen aan te doen, Ik hoefde alleen maar de printer in te stellen.
Het afgelopen halfjaar is [verdachte] 5 tot 10 keer bij mij op de zaak geweest.
Hij komt sinds anderhalf jaar bij mij op de zaak.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 20 juni 2019, (…) inhoudend voor zover hier van belang, zakelijk weergegeven:
[verdachte] komt dan binnen, geeft het stickje en ik heb een paar afdrukjes kun je dat even doen. Hij zegt er geen aantallen bij.
Als ik klaar ben dan verwijder ik de stick en deze wordt weer meegenomen. Vaak zit er wel tijd tussen. Dus meestal kregen ze het niet direct mee.
(…)
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 april 2019, (…) inhoudend als verklaring van [betrokkene 14] , zakelijk weergegeven:
De eerste reactie was: we gaan gewoon verder. We laten ons niet chanteren. Dat was de algemene reactie. Maar mijn vader, die vroeger ook in het bedrijf zat en nu met pensioen is, die heb ik opgebeld en die zei: Nee, je moet stoppen.
Omdat hij zich zorgen maakt om zijn gezin, kinderen kleinkinderen. Alleen maar persoonlijk. Bedrijfsmatig niet.
Hij zei: Je weet niet wie het zijn en waartoe ze in staat zijn. Iedereen heeft een mening, terroristen deskundigen etc. Ik lees ook alles in de krant nu. Er wordt ook gezegd: [betrokkene 14] had niet moeten stoppen had gewoon door moeten gaan. Dat snap ik wel, die. reactie. Het geeft ook een soort precedent werking voor toekomstige civiele projecten.
Een aannemer is schijnbaar chantabel. Ik stop om de veiligheid omdat ik niet weet wie het zijn.
Toen de brief binnen was moest ik een keus maken wat ik moest doen. Ik heb [betrokkene 32] gehad, de CdK [betrokkene 33] heb ik gehad, ook [verdachte] . Ik zei dat ik een brief had gehad en gevraagd: wat moet ik?
Hij zei: "Dit is belachelijk, die keus moet jij maken, die kan ik niet maken, maar ik distantieer mij daar volledig van. Dit kan absoluut niet, dit gaat een stap te ver.
De volgende dag werd mijn persverklaring in de krant geopenbaard met een verklaring van [verdachte] en daar stond dan in: ik zit er dubbel in. Of zoiets, zo'n zinsnede. Ik was des duivels. Ik denk: dat is lekker. Je zegt tegen mij dat je je compleet distantieert en nu lees ik in de krant dat je er met een dubbel gevoel in zit.
(…)
13. Een NFI-rapport d.d. 20 juni 2019 van Ir. K. Herlaar betreffende vergelijking tussen geprinte documenten met zaaknummer 2019.06.07.125, opgenomen in het forensisch dossier onder bijlage 61, inhoudende onder meer, zakelijk weergegeven:
"In het kader van het TGO "Berkenmuis" dat zich bezighoudt met de bedreigingen tegen de komst van windmolens, zijn inmiddels meerdere dreigbrieven forensisch op sporen onderzocht. Ook zijn daarbij A3-vellen met de opdruk "zwartboek" voor een nader onderzoek naar het NFI verzonden. Onlangs is de politie in het bezit gekomen van een zestal posters (genoemd in de sporen bijlage). Er bestaat een mogelijkheid dat deze posters met dezelfde printer geprint zijn als de genoemde A3 vellen met het opschrift "zwartboek" (SIN AALI7748NL en AAMD6445NL). Om daar uitsluitsel over te geven is het noodzakelijk dat er een deskundig onderzoek gaat plaatsvinden bij het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag."
"Vergelijk de zogenaamde (micro)dots van de aangeleverde posters met die van de A3-vellen met het opschrift "Zwartboek" (SIN AAMD6445NL en AALI7748NL). Komen deze overeen? M.a.w. zijn de posters van deze aanvraag met dezelfde printer geprint als de bovengenoemde A3 vellen met het opschrift "Zwartboek"?
6.1
Resultaten
• het specifieke printerkenmerk waargenomen op de posters komt onderling overeen;
• het specifieke printerkenmerk waargenomen op de vellen met het opschrift "Zwartboek" komt onderling overeen;
• het specifieke printerkenmerk waargenomen op de posters komt overeen met het specifieke printerkenmerk waargenomen op de vellen met het opschrift "Zwartboek".
6.2
Interpretatie
Het specifieke printerkenmerk komt overeen tussen alle documenten.
7 Conclusie
Voorafgaande aan het onderzoek waren de volgende hypothesen geformuleerd:
Hypothese H1: de posters en de vellen met het opschrift "Zwartboek" zijn geprint met één en dezelfde individuele printer.
Hypothese H2: de posters en de vellen met het opschrift "Zwartboek" zijn geprint met twee afzonderlijke printers.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese H1 waar is, dan wanneer hypothese H2 waar is.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen d.d. 1 juli 2019, (…), inhoudende onder meer, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 27 juni 2019 en vrijdag 28 juni 2019 heb ik, verbalisant, de administratie bekeken die bij de doorzoeking van het kantoor van [verdachte] in beslag is genomen. De goederen bestonden uit meerdere mappen met daarin handgeschreven aantekeningen, gespreksverslagen, notulen en krantenknipsels. De aantekeningen lijken op het oog allemaal met hetzelfde handschrift te zijn geschreven.
Op een vel is met de hand geschreven:
"willens en weten de genadeslag toe te dienen als uitschot behandelde door de overheid bedreigde en belaagde burgers
(…)
Het vel met deze aantekening wordt aangetroffen tussen twee andere notitievellen die gedateerd zijn met 12 juli 2018 en 16 juli 2018.
Op een vel met bovenaan "18.12" staat tussen de tekst:
"belazerde en als uitschot behandelde burgers"
Op een vel met de handgeschreven datum 23.1.19 staat tussen de tekst:
"incompetente en corrupte bestuur" en "wij verklaren de oorlog"
In deze map zit een uitgetypt gespreksverslag met [betrokkene 14] . Het is bij het onderzoeksteam bekend dat [verdachte] met [betrokkene 14] heeft gesproken nadat deze een dreigbrief heeft ontvangen. Dit komt ook terug in het gespreksverslag. Opvallend is dat hierin ook weer over de broodjeszaak wordt geschreven. Een zinsnede die later terug wordt gevonden in de dreigbrief die [betrokkene 16] in april 2019 ontvangt. Daarnaast wordt in het document nog verwezen naar [plaats] , die in december 2018 een brief heeft ontvangen.
Op een brief met de handgeschreven datum 5.9.16 staat tussen de tekst een aantal keer: "vogelvrij".
15. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van ‘De door de overheid en initiatiefnemers van windparken belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe’ gericht aan ‘de directie’, (…), en (onder andere) door het bedrijf [betrokkene 1] B.V. te [plaats] ontvangen op 20 juni 2018, te weten de zogenoemde privacybrief/privacyverklaring, inhoudende:
“Geachte directie,
Namens de door windplannen bedreigde inwoners van Groningen en Drenthe informeren wij u in uw en ons belang.
U zult kennis genomen hebben het feit dat de Raad van State, voor Drenthe, groen licht heeft gegeven voor het realiseren van windplannen in de Veenkoloniën. U zou naar aanleiding van deze uitspraak kunnen denken dat het grove en sinds 1945 in deze mate niet meer voorgekomen onrecht naar de bewoners, daarmee is beëindigd.
Met deze brief waarschuwen wij u niet in dat sprookje te geloven!
U denkt toch niet dat de duizenden Veenkoloniale inwoners zich hun leven laten afnemen door zich jegens de bevolking als bezetters gedragende windboeren en hun projectontwikkelaars, aannemers, financiers, verzekeraars, kraanbedrijven en door anderen die denken zich hiermee over hun ruggen te kunnen verrijken?
Voor alle duidelijkheid:
dat zal niet het geval zijn, want daar gaat de bevolking een stok voor steken.
Voor zover u het nog niet weet is er, net als in de oorlog, massief en inmiddels ondergronds verzet tegen deze windplannen; mensen die niets te verliezen hebben gaan zich verdedigen en grijpen, nu de overheid en de democratie voor hun niet werkt, in hun wanhoop en in hun overtuiging om hun en het leven van hun kinderen te beschermen, naar andere middelen.
Ten overvloede wijzen wij erop dat de windlobby gesteund door de overheid, na het gaswinningsdebacle opnieuw aan de wortel raakt van het bestaan van de Noordelijke inwoners en ondernemers waardoor, hetgeen u niet zal verbazen, de acties alleen maar zullen verhevigen.
De posters met het foute groene keurmerk, die van ex-gedeputeerde [betrokkene 6] , [betrokkene 7] en gedeputeerde [betrokkene 4] en het tot Duits grondgebied verklaren van het gebied boven [plaats] door [K] zijn nog maar het begin. Zo ook de actie bij [plaats] . Het plaatsen van het 'foute groene keurmerk' op één van de windreuzen bij de A6. Wie zich verbindt/verrijkt, over onze ruggen, aan de windparken in Groningen en Drenthe wordt als een fascist in beeld gebracht en verklaart zichzelf vogelvrij in geheel Nederland en daarbuiten.
De acties op locaties [plaats] , [plaats] A6 en [plaats] (dld) laten zien dat afstand geen bezwaar is. De zware beveiligings maatregelen bij windparken zullen dan op alle locaties waar uw bedrijfsnaam in beeld wordt gebracht noodzakelijk zijn.
Kortom: meewerken of verrijken aan onze ondergang zal voor uw bedrijf en uw reputatie verstrekkende gevolgen hebben.
Tevens staan wij niet in voor de veiligheid van uw personeel, daar de gemoederen van vele burgers het kookpunt heeft bereikt.
Voor veel burgers in ons gebied geldt dat ze dubbel gepakt worden.
Schade en grote onzekerheid door gaswinning, zoutwinning en windturbineparken (+ 200 meter hoog) en dat tegen de woongebieden aan.
Wij veronderstellen dat u allicht, de hiervoor benoemde aspecten aan het door uw onderneming op welke wijze dan ook medewerking verlenen aan de voorliggende Veenkoloniale windplannen, met nadruk zult meenemen in de door u in dit kader te maken risicoanalyses.
Getekend door:
De door de overheid en initiatiefnemers van windparken belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe”
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 juli 2019, (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
Op de computer van [medeverdachte 2] zijn twee pdf bestanden aangetroffen met daarop het "Zwartboek" wat bij meerdere bedrijven is bezorgd. Deze bestanden zijn gedateerd op 1 mei 2019.
Naar aanleiding van deze bestanden en de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 2] heb ik de bakengegevens bekeken van de auto's in gebruik bij verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] . Dit betreft de bakens aanwezig op de Fiat Stilo met [kenteken 1] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , en de Mercedes E220 met [kenteken 2] , in gebruik bij [verdachte] . Daarnaast heb ik de historische verkeersgegevens van het [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [medeverdachte 1] , en het [telefoonnummer 2] , in gebruik bij [verdachte] bekeken, zodat ik deze kon vergelijken met de gegevens van beide bakens.
Op 1 mei om 10:27:20 uur stuurt het nummer [telefoonnummer 1] een sms bericht naar [telefoonnummer 2] met de tekst: ” [verdachte] , kan ik wat voor de meiden bij je langs brengen?".
Om 10:27:54 uur wordt er voor de duur van 46 seconden gebeld van [telefoonnummer 2] naar [telefoonnummer 1] . Dit gesprek is uitgewerkt onder TA028 sessie 5. De stemmen van [verdachte] en [medeverdachte 1] worden herkend. [medeverdachte 1] en [verdachte] maken de afspraak dat [medeverdachte 1] zo langs kan komen op het kantoor van [verdachte] om wat van de meiden langs te brengen.
Om 10:58:09 uur is de [kenteken 1] bij [a-straat 1] te [plaats] . Het kantoor van [verdachte] is gevestigd aan [a-straat 2] te [plaats] .
Om 11:35:01 uur stopt de [kenteken 2] bij de [b-straat 1] te [plaats] . [H ] is gevestigd op dit adres.
Om 15:03:31 vertrekt de [kenteken 2] vanaf [X] weer naar [H ] . De [kenteken 2] komt om 15:08:01 uur aan bij de [b-straat 1] te [plaats] . Om 15:11:30 uur vertrekt de [kenteken 2] vanaf de [b-straat 1] terug naar [X] .
17. Een naar wettelijk, voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2019, (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
In het bedrijfspand van de [verdachte] , werden een 3-tal agenda’s aangetroffen van de jaartallen 2017 t/m 2019.
In deze genoemde agenda’s werden meerdere notities aangetroffen welke duiden op afspraken met mede [medeverdachte 1] .
De agenda uit 2019 bevatte een 10-tal notities welke lijken te duiden op afspraken met [medeverdachte 1] , structureel in de vroege ochtend rond het tijdstip van 07.00 uur en 07.30. In de agenda uit 2019 waren meerdere afspraken vastgelegd met de initialen [medeverdachte 1] , of [medeverdachte 1] .
De agenda afspraken uit 2019
16 januari 07.00 uur J
31 januari 07.00 uur [medeverdachte 1]
28 februari 07.00 uur [medeverdachte 1]
15 maart 07.00 uur [medeverdachte 1]
21 maart 07.00 uur [medeverdachte 1]
04 april 07.00 uur [medeverdachte 1]
09 mei 07.00 uur [medeverdachte 1]
23 mei 07:00 uur ..
06 juni 07.00 uur ..
18. Een schriftelijk bescheid, te weten een niet-ondertekend proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2019 (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:

McDonalds [plaats] donderdag 28 februari 2019

o [telefoonnummer 2] in gebruik bij [verdachte]
• In tapgesprek op dinsdag 26-02-2019 spreken [medeverdachte 1] en [verdachte] af voor donderdag op tijd, zelfde tijd als anders. (…).
Taptekst:
[medeverdachte 1] : Ik heb nog wat ander stichting dingetjes, even kijken hoor. Past je donderdag dat
[verdachte] : Jawel hoor. Wat voor tijdstip [verdachte] (fon.)
[medeverdachte 1] : Op tijd. Zelfde tijd als anders [verdachte] , houden we het beste tijd van de dag over.
[verdachte] : Super. Mee eens. Afgesproken [verdachte] .
[medeverdachte 1] : [verdachte] bedankt alvast.
[verdachte] : Jo.
07:00 t/m 10:00 uur, ter ondersteuning van de observatie, gebruik gemaakt van de stealth-sms. Dit om de locatie van de telefoon van [verdachte] te bepalen.
Opvallend is dat in de periode 07:00 tot 08:09 uur bij de verzonden stealth-sms geen Cell-ID’s en geen IMEI-nummers geregistreerd waren.
Het meest aannemelijk is dat de telefoon niet verbonden was met het telefoonnetwerk.
Het niet verbonden zijn met het telefoonnetwerk kan onder andere gelegen zijn in:
o Telefoon staat uit
o Telefoon staat in modus vliegtuigstand
o Telefoon bevindt zich in een kooi van Faraday
• Op 27-03-2019 belt [betrokkene 34] naar [verdachte] .
Taptekst:
[betrokkene 34] : Het enige waar ik je even op wijzen wil, daarom bel ik je ook, daarom ben ik ook wat voorzichtig, daarom ben ik voorzichtig, denk er om! er zijn 20 rechercheurs op de zaak gezet, jij kunt er van uit gaan, alles wat jij mailt, typt of verzend of spreekt wordt gecontroleerd, alles wat door de lucht gaat zit bij jou wel een tap op maak je maar geen illusies:
[verdachte] : Nou wij houden er zelfs rekening mee dat hier een tap op het kantoor zit, ik heb mijn auto op de brug gehad bij [betrokkene 35] dat daar geen tracer onder zit dus ehh die ik heb zo'n kooi van farraday om mijn telefoon heen, dan is mijn telefoon uit de lucht, dus ik bespreek niks over de media, telefoon, sociale media, email, helemaal niks. Wij hebben vergaderingen met [organisatie 2] en [organisatie 3] en dan blijven de telefoons in de auto liggen. Die komen niet mee naar binnen waar wij zitten.
Verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] spreken op dinsdag 26-02-2019 af: op donderdag, op tijd en zelfde tijd als anders.
Geen ontmoeting tussen [medeverdachte 1] & [verdachte] werd door het observatieteam op donderdagmorgen 28-02-2019 waargenomen.
In de periode 06:55 - 08:17 uur had het observatieteam geen zicht op [medeverdachte 1] en [verdachte] . Geen baken Fiat Stilo [medeverdachte 1] actief. Baken Mercedes-Benz [verdachte] werd vanaf 11:00 uur baken actief.
Opvallend is dat de telefoon van [verdachte] tussen 07:00 en 08:00 niet bereikbaar is & [verdachte] zegt een kooi van Faraday om zijn telefoon te hebben.
Niet uitgesloten kan worden dat deze ontmoeting tussen verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] heeft plaats gevonden bij de McDonalds op donderdag 28-02-2019 tussen 07:00 en 08:00 uur.

McDonalds [plaats] vrijdag 15 maart 2019

Gelet op:
o Baken [medeverdachte 1] staat stil bij de McDonalds tussen 07:01 en 08:19 uur;
o Onbekend welk voertuig [verdachte] gebruikt omdat het baken aangeeft bij de garage in [plaats] te staan;
o Telefoon [telefoonnummer 1] [medeverdachte 1] is om 08:09 uur aan en reist theoretisch niet mee met baken [medeverdachte 1] . Meest aannemelijk is dat de telefoon van [medeverdachte 1] op zijn verblijfplaats te [plaats] blijft;
o Telefoon [telefoonnummer 2] [verdachte] is om 06:46 & 07:32 niet verbonden met het telefoonnetwerk. En is om 08:20 uur in het telefoonnetwerk.
o [medeverdachte 1] refereert op zaterdag 16-03-2019 aan een gesprek dat: hij had met [verdachte] in voorafgaande week. In de voorafgaande week werden geen onderlinge tapgesprekken geregistreerd. Laatste tapgesprek was op 05-03-2019.
Kan niet uitgesloten kan worden dat verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] op vrijdag 15-03-2019 een ontmoeting bij de McDonalds hadden tussen 07:00 en 08:00.

McDonalds [plaats] donderdag 21 maart 2019

De auto van [medeverdachte 1] rijdt van zijn verblijfplaats [plaats] naar de McDonalds en staat daar stil tussen 06:55 - 07:41 uur. De telefoon van [medeverdachte 1] blijft aan en reist niet mee. Het meest aannemelijk is dat deze telefoon op de verblijfplaats [medeverdachte 1] blijft.
De auto van [verdachte] rijdt van zijn woonadres naar zijn werkadres en vervolgens naar de McDonalds. Daar staat de auto geparkeerd tussen 07:00 - 07:42 uur. De telefoon van [verdachte] is tot vertrek vanaf werkadres verbonden met het telefoonnetwerk. Na aankomst bij McDonalds is de telefoon niet verbonden met het telefoonnetwerk in deze periode tussen 07:00 - 07:42 uur en is na vertrek om 08:05 uur weer verbonden met het telefoonnetwerk.
Gelet op bovenstaande is het meest aannemelijk dat op donderdag 21 maart 2019 tussen 07:00 - 07:42 uur verdachten elkaar ontmoeten bij McDonalds [plaats] .

McDonalds [plaats] 28 maart 2019

De auto van [medeverdachte 1] rijdt van zijn verblijfplaats [plaats] naar de McDonalds en: staat daar stil tussen 06:53 - 07:50 uur. De telefoon van [medeverdachte 1] blijft aan en reist niet mee. Het meest aannemelijk is dat deze telefoon op de verblijfplaats [medeverdachte 1] blijft.
De auto van [verdachte] rijdt van zijn woonadres naar zijn werkadres en vervolgens naar de McDonalds. Daar staat de auto geparkeerd tussen 06:56 - 07:50 uur. De telefoon van [verdachte] gedurende deze tijd verbonden met het telefoonnetwerk.
Verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] spreken met elkaar nabij de McDrive.
Tijdens deze ontmoeting op donderdag 28 maart 2019 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] werd met een technisch hulmiddel de vertrouwelijke communicatie tussen verdachten opgenomen.

McDonalds [plaats] donderdag 04 april 2019

[medeverdachte 1] parkeert om 06:45 uur de auto Ford op naam van [betrokkene 36] bij de McDonalds. Zijn auto met baken is uitgeleend.
[verdachte] parkeert om 07:00 uur de Mercedes op naam van [D ] . Zijn auto met baken staat bij de [B ] .
Beide verdachten gaan gezamenlijk in de McDonalds aan tafel zitten en vertrekken om 07:50 uur.
De telefoon van [medeverdachte 1] staat aan en het meest aannemelijk is dat deze telefoon op de verblijfplaats [medeverdachte 1] blijft.
De telefoon van [verdachte] was gedurende deze tijd niet verbonden met het telefoonnetwerk.
Verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] spreken met elkaar in de McDonalds.
Tijdens deze ontmoeting op donderdag 04 april 2019 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] werd met een technisch hulmiddel de vertrouwelijke communicatie tussen verdachten opgenomen.

McDonalds [plaats] dinsdag 16 april 2019

[medeverdachte 1] stapt op de parkeerplaats McDonalds op dinsdagmorgen 16 april 2019 om 07:35 uur bij [verdachte] in de auto en rijden samen weg. Om 07:40 uur zijn ze terug bij McDonalds. [medeverdachte 1] rijdt in een geleende auto en [verdachte] in een huurauto.
In de periode 07:00 - 07:40 uur staat de telefoon van [medeverdachte 1] aan en het meest aannemelijk is dat deze telefoon op de verblijfplaats [medeverdachte 1] blijft & de telefoon van [verdachte] was niet verbonden met het telefoonnetwerk.
Overweging hof:
Op basis van de opgenomen ovc-gesprekken is bekend dat verdachte en [medeverdachte 1] in ieder geval ook op 9 mei 2019, 23 mei 2019 en 6 juni 2019 overleg hadden bij de McDonalds.
19. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof op 23 april 2024, inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
In antwoord op vragen van de voorzitter verklaarde verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik was in die tijd voorzitter van een grote bedrijvenclub in de omgeving, [Y] .
In antwoord op vragen van de jongste raadsheer verklaarde verdachte, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of ik vogelaar ben en houdt mij een passage voor uit het ovc-gesprek van 9 mei 2019 waarin [medeverdachte 1] en ik praten over vogels kijken en dat het vogels kijken niet door gaat.
Wat wij gingen doen, wij zouden met grote groep mensen lopen naar windturbines in aanbouw. Dat heeft niks met vogels kijken te maken, maar we wilden niet dat het van tevoren bekend was.
In antwoord op vragen van de advocaat-generaal verklaarde verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik uit eigen zak geld aan [medeverdachte 2] heb betaald voor drukwerk. Als hij drukwerk deed, hoefde hij dat niet gratis te doen, vond ik.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal algemeen dossier d.d. 9 november 2019, (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de planning van windmolenparken langs de [P] ter hoogte van [plaats] en [N] en [O] , werd door burgers op democratische wijze geageerd tegen de komst van deze windmolenparken. Maar in vooral Drenthe en Groningen neemt het protest in sommige gevallen buitenwettelijke vormen aan. De acties richten zich tegen pro-windmolen bestuurders, boeren op wiens land turbines komen maar ook tegen bedrijven die verantwoordelijk zijn voor de installatie en bouw van de windmolens. Hierbij worden bedreiging, intimidatie, brandstichting en vernieling toegepast.
"Uit de media bleek woordvoerder en penningmeester van [organisatie 3] te zijn genaamd:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1958 te [geboorteplaats] , wonende [c-straat 1] te [plaats] .
Hij is tevens bestuurslid van diverse alternatieve organisaties tegen windenergie ( [organisatie 4] , [organisatie 5] ).”
21. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdenking d.d. 31 januari 2019, (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
Uit onderzoek is gebleken dat de tegenstanders van de windmolens de hardheid in de acties opbouwen. In januari 2018 is men begonnen met het verspreiden van pamfletten met grievende teksten over politieke personen. De laatste melding van 18 januari 2018 (het hof begrijpt: 2019), waarbij in [plaats] asbest is gedumpt, geven de actievoerders in een krantenartikel aan dat op alle plekken die in beeld zijn voor de aanleg van een windpark, asbest gedumpt zal gaan worden.
Uit bovenstaande informatie blijkt dat zowel de betrokken bedrijven en de werknemers van de betrokken bedrijven "dwingend" verzocht worden om niet mee te werken aan de bouw van de windmolens.
22. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief aan De Nederlandsche Bank d.d. 29 januari 2019 (…), inhoudende onder andere, als ondertekening:
Hoogachtend,
[organisatie 2]
[verdachte]
Voorzitter/woordvoerder
23. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2019, (…), inhoudende onder andere, zakelijk weergegeven:
[verdachte] , voorzitter van de stichting [organisatie 3] en ondernemersvereniging [Y] te [plaats] .’
7. Het hof heeft met betrekking tot het bewijs onder meer het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):

Standpunt verdediging
Feit 1
De verdediging heeft bepleit dat de teksten zoals in de tenlastelegging opgenomen onder feit 1, onder a en b niet zijn aan te merken als bedreiging met geweld noch met een feitelijkheid in de zin van artikel 284 Sr, omdat die teksten te onbepaald en onvoldoende concreet zijn. Hierdoor is niet voldaan aan het vereiste dat een dwingende kracht van die feitelijkheid moet uitgaan. Om die reden moet voor de onderdelen van deze feiten vrijspraak volgen, aldus de verdediging.
Ten aanzien van de overige onderdelen van het tenlastegelegde onder feit 1 bepleit de verdediging vrijspraak op grond van onvoldoende bewijs voor de stelling dat verdachte als medepleger of via medeplichtigheid betrokken zou zijn geweest bij de tenlastegelegde feitelijkheden.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit bij gebrek aan bewijs voor betrokkenheid van verdachte. Uit het ovc-gesprek van 4 april 2019 volgt dat verdachte geen wetenschap heeft van een eerder verzonden brief aan [A] . Voorts bestaan er weinig overeenkomsten tussen de inhoud van het ovc-gesprek en de inhoud van de brief aan [A] ; in dit geval te weinig om een bewezenverklaring op te baseren.
Feit 3
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld zoals hiervoor omschreven met betrekking tot de tenlastegelegde teksten a en b onder feit 1. Kort gezegd is volgens de verdediging geen sprake van een feitelijkheid in de zin van art. 284 Sr.
Voorts stelt de verdediging zich subsidiair op het standpunt ten aanzien van feit 3 dat geen sprake is van medeplegen. Met name uit het ovc-gesprek tussen verdachte en medeverdachte op 23 mei 2019 volgt volgens de raadsman dat verdachte onwetend was aangaande het tenlastegelegde onder feit 3.
Feit 4
Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman wat betreft de brief aan [Z] aangevoerd dat de feitelijke gedragingen ‘het schrijven en/of doen schrijven en/of verzenden en/of doen verzenden’ van de brief buiten de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden. Nu onduidelijk is wanneer de brief is geschreven of verstuurd, is de periode niet te bewijzen en is de tenlastegelegde periode onnodig beperkt, aldus de raadsman.
Voor het overige verwijst de raadsman naar zijn eerdere opmerkingen (het hof begrijpt:) ten aanzien van afwezigheid van bewijs van medeplegen. Verdachte betwist betrokkenheid bij de brief aan [Z] . De raadsman merkt op dat de verklaringen van drukker [medeverdachte 2] niet van belang zijn omdat uit onderzoek niet naar voren is gekomen dat de brief bij [medeverdachte 2] is geprint.
Wat betreft de brief aan [betrokkene 16] heeft de raadsman aangevoerd dat uit het ovc-gesprek op 4 april 2019 blijkt dat verdachte achteraf van [medeverdachte 1] heeft gehoord dat de brief naar [betrokkene 16] is verzonden, waardoor verdachte geen intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict heeft kunnen leveren. Wetenschap achteraf of zelfs instemming achteraf levert geen medeplegen op, aldus de raadsman.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte in zijn rol als voorzitter/woordvoerder van [organisatie 2] en woordvoerder van [organisatie 3] zich actief bezighield met verzet tegen de windmolenparken en dat hij binnen de verzetsgroeperingen bezig was met een zogenoemde legale 'verkeersbrief'/'signaalbrief'. Met deze verkeersbrief doelt verdachte op een brief waarin ontvangers worden opgeroepen geen medewerking te verlenen aan een industriepark en waarin zij worden gewaarschuwd dat de ontvanger zal worden aangeklaagd, wanneer blijkt dat de ontvanger meebouwt aan een park. De betrokkenheid van verdachte en de inhoud van de ovc-gesprekken zouden in dat licht bezien moeten worden. Daarnaast stelt verdachte dat hij richting [medeverdachte 1] enkel toehoorder is geweest en dat hij richting drukker [medeverdachte 2] enkel als postbode heeft gefungeerd, zonder vooraf wetenschap te hebben van de acties van [medeverdachte 1] respectievelijk van de inhoud van het drukwerk.

Oordeel van het hof

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage bij dit arrest. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het hof stelt vast dat de in de tenlastelegging genoemde slachtoffers een zwartboek, begeleidend schrijven, een aanvulling op het zwartboek en/of een andere brief hebben ontvangen met de inhoud zoals opgenomen in de tenlastelegging. De verdediging heeft dit niet betwist:
Dwang
Op grond van artikel 284 Sr is strafbaar, hij die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden. Van door een feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen als bedoeld in artikel 284 Sr kan slechts sprake zijn als de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer, tegen zijn of haar wil iets heeft gedaan. Deze handelingen moeten wel van zodanige aard zijn, dat zij in de gegeven omstandigheden tot een zodanige psychische druk leiden dat het slachtoffer hieraan geen weerstand kan bieden.
Artikel 284 Sr is een algemene dwangbepaling waarvan het toepassingsbereik vrij groot is door de ruime delictsomschrijving. Weliswaar is een algemeen criterium dat de werkingssfeer van artikel 284 Sr aan banden legt niet te geven, maar de rechter kan wel in de tenlastegelegde delictsbestanddelen ‘wederrechtelijk' en ‘dwingen' het ernst- en onrechtkarakter van de verboden handeling afgrenzen. Dat geldt temeer indien aan het bestanddeel wederrechtelijk de betekenis ’in strijd met het recht’ wordt gegeven. Daarbij moet voor ogen worden gehouden dat het doel van artikel 284 Sr is gelegen in het voorkomen van een ernstige aantasting van de persoonlijke vrijheid, hetgeen onder meer meebrengt dat hinder of overlast in beginsel buiten de reikwijdte van deze strafbaarstelling valt. Bij de objectieve beoordeling van de ernst van de inbreuk op de persoonlijke vrijheid kunnen verschillende factoren van belang zijn, zoals de aard, ernst, duur en intensiteit van de dwang. Met het toepassen van deze factoren kan voldoende rekening worden gehouden met de opvattingen die in een bepaald tijdsgewricht in de samenleving over het betreffende gedrag bestaan (de maatschappelijke betamelijkheid) en kan voorts worden gemeten in welke verhouding het middel en het dwanggevolg of -doel tot elkaar staan (de verwerpelijke vorm van (dis)proportionaliteit).
Het hof is van oordeel dat de inhoud van de teksten zoals ten laste gelegd onder de feiten 1, 2, 3 en 4 zijn aan te merken als strafbare dwang door dreiging met enige feitelijkheden in de zin van artikel 284 Sr. Het hof overweegt daarover het volgende.
Aan verdachte is onder de feiten 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegd dat hij meerdere bedrijven en personen door geweld, bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid heeft gedwongen te stoppen met werkzaamheden en/of het faciliteren ten behoeve van het bouwen en/of voorbereiden van de bouw van een windmolenpark [N] en [O] en/of [P] .
Naar aanleiding van plannen voor de bouw van [P] , langs de [P] ter hoogte van de gemeenten [plaats] en [plaats] , en [N] in [plaats] en Windpark [O] in de aangrenzende gemeente [plaats] is via verscheidene actiegroepen op legale wijze geprotesteerd tegen deze plannen. Vanaf 2013 werd een deel van het verzet in Groningen en Drenthe steeds grimmiger. Bovendien werden protestacties persoonlijk gericht tegen bestuurders die voorstanders waren van windmolens, tegen boeren op wiens land een windturbine geplaatst zou worden en tegen bedrijven die betrokken waren bij de bouw en installatie van de windmolens. Het verzet bestond onder meer uit het verzenden van brieven c.q. teksten naar deze personen en bedrijven.
In 2019 ontving een reeks bedrijven een zogenoemd ‘zwartboek’ van ‘de door de overheid en initiatiefnemers van windparken, belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe, mannen en vrouwen, vaders en moeders, opa’s en oma’s, van hoog tot laag opgeleid. Kort gezegd: [organisatie 1] ’, met daarin de tekst zoals opgenomen onder feit 1 onder b van de tenlastelegging. Een aantal bedrijven ontving daarbij een begeleidend schrijven, zoals opgenomen onder feit 1 onder a van de tenlastelegging. Twee bedrijven ontvingen een aanvullend schrijven, zoals opgenomen onder feit 1 onder c van de tenlastelegging.
In het zwartboek (b), het begeleidend schrijven daarbij (a) en de aanvulling daarop (c) uit feit 1 zijn onder andere de volgende passages opgenomen:
- (in tekst a)
"Bij deze doen wij u het zwartboek toekomen en verklaren u en uw ondernemingsorganisatie vogelvrij. U moet rekening houden met zeer onaangename ervaringen voor u en uw personeel en dat op al uw projecten, dus ook reeds gerealiseerde projecten; waar ook gevestigd."
- (in tekst a)
“U kunt de schade beperken door de bevolking verder met rust te laten. Dan zullen wij in het zwartboek geen namen van het personeel vermelden. Zoals in een eerder schrijven aan u gericht (privacybrief) hebben we al aangegeven goed op de hoogte te zijn. Uw personeels en directie gegevens zijn bij ons bekend. Hier zijn wij tot op heden zeer discreet mee omgegaan, maar of dat zo blijft, is aan u."
- (in tekst b)
"Wij gaan er voor zorgen dat de vermelding in het zwartboek voor u en in onderneming een zwarte bladzijde wordt in uw leven en dat van de onderneming/organisatie. Wij gaan optreden tegen iedereen die wil profiteren van onze ellende.”
- (in tekst b)
"Maar voor wij dat gaan doen gaat u eerst, het over onze rug verdiende, geld uitgeven aan beveiliging. Let op! Daar waar wij een gaatje vinden en het de moeite waard vinden zullen wij gebruik maken van de gelegenheid om u het leven zuur te maken. Wij gaan rustig uitzoeken wat de zwakke plekken zijn binnen uw onderneming/organisatie. We nemen daar alle tijd voor. Net als u denkt: het waait wel over, dan zijn we er weer.”
- (in tekst b)
"Behandelingen zijn te verwachten op alle locaties, waar dan ook. Dit houdt in dat uw klanten zich moeten realiseren dat met u in zee gaan kan betekenen dat ze voor onaangename verrassingen kunnen komen te staan."
- (in tekst b)
"Wij raden u aan een spiegel te kopen. (...) Onder andere om nekklachten te voorkomen. U zult immers constant achterom moeten kijken als u zich op straat begeeft. Of om er eens recht in te kijken en uzelf de vraag te stellen: is dit wat mij en de ondernemingsorganisatie boven het hoofd hangt het wel waard? Als het antwoord nee is, laat u dat in een persverklaring weten. Als dat duidelijk wordt gedaan zal uw bladzijde uit het boek verwijderd worden.”
- (in tekst c)
"Aanvulling op het zwartboek die u onlangs heeft ontvangen. (...) Stelt u zich eens voor dat uw handelsvoorraad (zand grind, bergen en putten) besmet blijkt te zijn met asbest. Wat voor gevolgen heeft dat dan voor uw onderneming: (...) Waarschuw uw collega bedrijven, omdat het voor ons lastig is om van alle zand/grind locaties vast te stellen wie de eigenaar is. Realiseert u zich dat u door uw handelen ook bedrijven mee naar de afgrond sleept die zich niet wensen te verrijken aan ons verdriet en ellende. Ons inziens hebben wij u nu voldoende gewaarschuwd.”
In de brief aan [A] / [A] B.V. (feit 2) is onder andere het volgende opgenomen:
- "Gaat u met uw onderneming toch over tot werkzaamheden, dan kunt u rekenen op grote problemen voor uw onderneming. Uw onderneming wordt dan door ons vogelvrij verklaard. Onze, voor uw onderneming nadelige, behandelingen zullen niet op locaties in Drenthe plaatsvinden, maar juist daarbuiten. Internationale aanpak is voor ons ook geen probleem. Verder kabels en buizen leggen, daar raakt de lol voor uw onderneming dan wel van af.
Afz: [organisatie 1] . De door de overheid en initiatiefnemers van windparken, belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe''
In de brief aan [J] en woordvoerder [betrokkene 12] (feit 3) is onder andere het volgende opgenomen:
- “Wij vertrouwen er op dat u uw collega's in kennis stelt van de nieuwe ontstane situatie voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden. En dan met name het veiligheidsaspect. Een aantal jaren geleden is er vanuit [plaats] een kerstkaart naar het huisadres van uw oude baas [betrokkene 13] gestuurd, het geen veel impact op zijn gezin heeft gehad. (...) Uw werkgever heeft veel kansen onbenut gelaten om de bevolking in Groningen tegemoet te komen. Daardoor is de situatie nu meer dan grimmig. Als voor u en uw collega's geldt: bevel is bevel, dan is dat ook uw keuze en jullie keuze. Weet wel de tijd van kerstkaarten sturen is voor ons voorbij. (...) En daarom geven wij het verzet nooit op. Ook niet als we daarvoor persoonlijk bij u langs moeten komen. (...) [organisatie 1] ".
In de brief aan [betrokkene 14] / [Z] (feit 4) is onder andere het volgende opgenomen:
- "Dat wat u in 20 jaar heeft opgebouwd gaan wij zorgvuldig afbreken en daar nemen wij alle tijd voor. Net als u denkt: het is weer rustig, dan zijn wij er weer."
- "Als u uw onderneming voort wilt zetten stopt u de werkzaamheden voor de windboeren en dat binnen één week en maakt dit bekend middels een persverklaring. Zo niet? Dan is uw onderneming niet meer levensvatbaar."
In de brief aan [betrokkene 16] / [CC] (feit 4) is onder andere het volgende opgenomen:
- Wat voor [betrokkene 14] ( [Z] , voormalig Hoornstra) geldt is ook op uw onderneming van toepassing. Zie bijgevoegde brief aan deze [betrokkene 14] . Uw onderneming is actief bezig met de voorbereiding voor [P] (trafostation [plaats] ). Wij hebben met u minder geduld. U krijgt 48 uur de tijd om uw onderneming veilig te stellen. Als u niet tot actie overgaat kunt u het geld wat u, over onze rug, daar verdient uitgeven aan beveiliging van u en uw onderneming. (...) Wij verwachten van u deze week een persverklaring.
Het hof overweegt dat in de verschillende brieven/teksten is gedreigd met:
- vogelvrijverklaring;
- met onaangename verrassingen;
- met het bekendmaken van personeelsgegevens;
- met de noodzaak tot het inschakelen van beveiliging;
- met asbestbesmettingen;
- met een zwarte bladzijde in het leven van de ontvanger en de onderneming;
- met de noodzaak om constant achterom te moeten kijken als men zich op straat begeeft;
- met grote problemen voor de onderneming;
- met voor de onderneming nadelige behandelingen van het [organisatie 1] ;
- met (problemen voor de) veiligheid, en;
- met persoonlijk langs komen bij [betrokkene 12] in het kader van het verzet.
Dit betreft, zeker in samenhang bezien, een opeenstapeling van ernstige feitelijkheden waarmee is gedreigd.
Daarnaast worden instructies gegeven hoe men de gevolgen waarmee gedreigd wordt, kan voorkomen.
Het hof is van oordeel dat de inhoud van de tenlastegelegde teksten onder de feiten 1, 2, 3 en 4 de evidente strekking hebben om de ontvangers van de teksten wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten het stoppen van hun werkzaamheden gerelateerd aan de realisatie van de windparken in Groningen en Drenthe. Daarbij heeft het hof de samenhang tussen de teksten a, b en c in feit 1 betrokken, alsmede de samenhang tussen die teksten en de brieven uit feit 2 en feit 4. De inhoud van de brief zoals tenlastegelegd onder feit 3, gericht aan de woordvoerder van [J] [betrokkene 12] , plaatst het hof bovendien in de context dat [J] eerder eveneens het zwartboek (tekst b) en begeleidend schrijven (tekst a) heeft ontvangen.
Het hof overweegt daarnaast dat in casu sprake was van een groot aantal brieven, dat is verstuurd in een context van toenemend en steeds grimmiger wordend verzet tegen de komst van voornoemde windparken.
De brieven met de genoemde feitelijkheden hebben ertoe geleid dat de medewerkers, eigenaren en/of directieleden van de in de tenlastelegging onder feiten 1,2, 3 en 4 opgenomen bedrijven ernstig zijn aangetast in hun persoonlijke vrijheid om vrij economisch te handelen.
Gelet hierop merkt het hof de inhoud van het zwartboek (feit 1, tekst b), het begeleidend schrijven (feit 1, tekst a) en de aanvulling (feit 1, tekst c), alsmede de inhoud van de brieven zoals ten laste gelegd onder de feiten 2, 3 en 4 aan als dreiging met feitelijkheden in de zin van artikel 284 Sr, die tot doel hadden om de ontvangers van de teksten te dwingen te stoppen met hun betrokkenheid bij de realisatie van de windparken.
Het hof verwerpt daarom het op dit punt gevoerde verweer.
(…)
Medeplegen
Vervolgens is de vraag aan de orde of het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten in de rol als medepleger of – in geval van feit 1 – subsidiair als medeplichtige.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachte in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en het belang daarvan, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In dit opzicht kan ook de aard van het delict een rol spelen. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet wel intensief zijn. Van de omstandigheden van het geval hangt af of de samenwerking voldoende intensief was om van medeplegen te kunnen spreken. Niet is vereist dat de medeplegers eenzelfde rol vervullen of dezelfde soort gedragingen verrichten bij de uitvoering van het delict, oftewel dat hun rollen inwisselbaar zijn. Wel moet sprake zijn van een wezenlijke bijdrage van de medepleger. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 het volgende af. Het hof zal deze vier feiten samen bespreken vanwege hun samenhang en vanwege de omstandigheid dat meerdere aangevers in de hierna te bespreken ovc-gesprekken voorkomen.
Overeenkomende teksten en afzender
In de eerste plaats stelt het hof vast dat de teksten, zoals tenlastegelegd onder de feiten 1, 2, 3 en 4 meerdere overeenkomsten bevatten of op andere wijze aan elkaar worden gelinkt. De teksten benoemen alle een soortgelijke afzender. Het zwartboek en de brieven uit feiten 1, 2 en 3 zijn afkomstig van [organisatie 1] c.q. de door de overheid en initiatiefnemers van windparken, belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe.
De brieven aan [Z] / [betrokkene 14] en [betrokkene 16] (feit 4) noemen als: afzender '‘uw provincie genoten over wiens rug u zich wilt verrijken”.
Opvallend is voorts de overeenkomstige stijl, het woordgebruik en strekking van de teksten onder alle vier de feiten. Zoals hiervoor ook reeds onder het kopje "dwang" door het hof is besproken, komen de teksten en brieven qua schrijfstijl en intimiderende, dwingende strekking namelijk overeen en bevatten de teksten dreigementen met soortgelijke feitelijkheden.
Wat betreft feit 4 merkt het hof op dat de afzender van de brief aan [Z] / [betrokkene 14] en de brief aan [betrokkene 16] / [CC] B.V. (hierna: [betrokkene 16] ), deze nadrukkelijk aan elkaar heeft verbonden, door in de brief aan [betrokkene 16] expliciet te verwijzen naar de brief aan “ [betrokkene 14] ” ( [Z] ) en de brief aan [betrokkene 14] ook als bijlage mee te sturen.
Gelet op dit alles is het hof ervan overtuigd dat dezelfde (mede)plegers het zwartboek en de verschillende tenlastegelegde brieven onder feit 1,2, 3 en 4 hebben opgesteld.
Ovc-gesprekken
Het dossier bevat een aantal uitgewerkte, heimelijk opgenomen gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] (ovc-gesprekken). Die gesprekken spelen een belangrijke rol in deze zaak. In de ovc-gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] wordt onder meer het volgende gezegd, zakelijk weergegeven:
- [medeverdachte 1] Bij ons wordt nu ehh ..ntv...station [plaats] wordt eh.. daar zijn ze nu begonnen nog eh een stuk bouwrijp maken van ...ntv.. park, ehh daar zit nu een plaatselijk aannemertje te graven en die heeft een brief in de bus
[verdachte] Kijk eens aan
[medeverdachte 1] Die heeft ie ehh gisteren of eergisteren heeft ie die gekregen... [betrokkene 37] ntv.(Opmerking verbalisant [betrokkene 38] hoort: [betrokkene 37] ) heeft em opge..:ntv:.
[verdachte] Dit is een ehh geweldige samenwerking op deze manier
[medeverdachte 1] We gaan ze aanpakken…. tuig
[verdachte] Ja.. honden.
- [medeverdachte 1] : en ehhja de omslag ligt bij het Dagblad van het Noorden sinds vorige week vrijdag.
[verdachte] : Oké, Kijk aan.
[medeverdachte 1] : Dus die ehh zullen er mee aan het broeden zijn en ik heb ook liever dat ze dat goed doen
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : Hè Dat ze die.....Het kan twee kanten op ....ze doen niks of ze doen er heel veel mee...
[verdachte] : Ja!
[medeverdachte 1] : Ik vermoed het laatste, wand het is nogal veel omvattend.
[verdachte] : Precies.
[medeverdachte 1] : (...) maandagmiddag hebben wij ehh in Duitsland hebben we een pakket op de post gedaan… ja..
[verdachte] : Super.
[medeverdachte 1] : Onder de ehh Eml... in de buurt van [plaats] daar hebben we het in de post gegooid. Als men dat weet te traceren dan gaat men dat linken aan [plaats] .
[verdachte] : (lacht) het toneelstuk is enorm (lacht).
[medeverdachte 1] : (lacht) dan wordt het plotseling Duitsland gestuurd, huh?
[verdachte] : (lacht).
[medeverdachte 1] : En nu?... Duitsland er ook nog bij.
[verdachte] : (lacht).
- [verdachte] : En ik heb natuurlijk nog allemaal.... even op de trom geslagen want dat is om ...ntv.. en even met jouw woorden. Maandag hadden we ook gezegd... wel of geen brieven wegsturen die geen effect hebben, je moet het goed doen.
- [medeverdachte 1] : Nee wat dat betreft hebben ze van ons meer last.
[verdachte] : Zo is dat! Zo is dat! En daar houden ze ook nog een hele poos last van.
[medeverdachte 1] : Jaa dat is wel zeker.
- [medeverdachte 1] : Hij moet, hij moet zich wel realiseren, dat als er... ik noem maar wat .... een [R] autootje gezien wordt bij [BB] , dat hij ook zo'n omslag krijgt.
[verdachte] Dan is ie ook aan de beurt!
[medeverdachte 1] : Ja.. dat gaan we namelijk gewoon doen hè alles
[verdachte] : Alles
[medeverdachte 1] : Ook iedereen die zich met transformatorstations die gaan ook gewoon zo'n ding krijgen, dat is dat heeft er allemaal mee te maken.
[verdachte] : Ja!
[medeverdachte 1] : Laat ze het maar weten.
[verdachte] : Ja..ja .... je moet gewoon ja heel massief maar ook heel consequent zijn.
[medeverdachte 1] : [verdachte] , ff ehh ik heb wat respijt als ik volgende week donderdag die ehh omslagen heb dan is het vroeg genoeg.... Ik heb [betrokkene 20] en [betrokkene 21] lopen euhm blijf bij Ama (fon) volhouden voor adressen
[verdachte] : Ja dat heb ik gisteren bij [organisatie 3] ook nog met nadruk gezegd, ik zeg beste mensen ehm ik wil graag van jullie weten wie betrokken zijn bij aanleg bij alles wat om die windturbine en windturbines heen zit, ik heb te weinig adressen in de postbus gehad.
[medeverdachte 1] : Ja niks .... nee ... nee ik heb er een paar gekregen ehh [I] [verdachte] , wat is dat?
[verdachte] : Dat zit in het centrum van [plaats] , daar zit een ehh dat hoorde ik gisteravond dat hoorde ik gistermorgen ehh wij hebben hier laatst Engelsen horen praten,
[verdachte] : Die zitten in het [I] en dat zijn mensen werken mee waarschijnlijk bij ...ntv...
[medeverdachte 1] : Precies [A] die..ntv.. uitbesteed aan Engelsen en het [I] staat ook op onze lijst en die krijgt er ook één (1)
[medeverdachte 1] : ja het [I] staat op onze lijst.
[verdachte] : We hebben met mensen gesproken (fluistert)
[medeverdachte 1] : Ja gaat er ook één (1) krijgen...
[verdachte] : Ja
[medeverdachte 1] : en... waar ik dus naar benieuwd ben [verdachte] , we moeten even een werklocatie hebben van [A] , buiten dit gebied. We gaan [A] aanpakken! Mocht je ergens rondrijden....
[verdachte] : Ja als ik rond rij en ik zie iets dan ehh.... Heel goed.
[medeverdachte 1] : Ja.... [A] gaan we een [A] zetten, die staat wel op de op de nominatie hoor! En ehh wat.... We hebben de de de projectontwikkelaars, die krijgen hebben dus deze kaft gekregen met een apart schrijven erbij.
[medeverdachte 1] : Die ehh die hun bladzij die wordt dus nooit uit het boek gescheurd het enigste wat zij kunnen bewerkstelligen is dat als zij ons met rust laten dat wij hun personeel met rust gaan laten, dat is de enigste dat zijn de enige bedrijven waar we ook rechtstreeks zeggen we gaan je personeel benaderen, nou gaan we refereren... we refereren aan de privacybrief weetje wel die we toen gestuurd hebben waarin we hebben geschetst dat wij van alles van ze wisten, eh tot nu toe zijn we daar zéér discreet mee omgegaan, maar het is aan U of we dat blijven doen, dus die ligt bij de Projectontwikkelaars.
[verdachte] : Zo!
[medeverdachte 1] : Daarnaast wil ik naar de zandboeren en de betonboeren die wil ik een begeleidend briefje sturen of ze zich er een voorstelling van kunnen maken dat er euh asbestvlokken in hun zand en grind voorraad zijn aangetroffen en wat voor invloeden dat heeft op de bedrijfsvoering, misschien kunt u zich daar eens een voorstelling van maken.
[verdachte] : Heel goed zo is het.
- [medeverdachte 1] : [betrokkene 42] die krijgt ehh die krijgt er ook één (1).
[verdachte] : Die is ook aan de beurt... zo ist! Ja.
[medeverdachte 1] : Het hoofdkantoor krijgt er één (1).
[verdachte] : Juist.
[medeverdachte 1] : (...) dit soort behandeling roep je over jezelf af in Groningen en Drenthe. Klaar.
[verdachte] : Ja dit is de enigste methode [verdachte] om iets wakker te schudden. (...)
[verdachte] : Dat ze mee bouwen aan concentratiekampen, dat ehh interesseert ze geen fuck.
- [medeverdachte 1] : Nou en dat hebben we twee keer getest en dat is twee keer recht op em af... en wat betreft [A] dat hebben we goed ingeschat die hebben we geen ultimatum gegeven.
[verdachte] : Zo is dat dus die dreiging en grote onzekerheid... ntv....
[medeverdachte 1] : Ja dus dat was een goeie inschatting.
[verdachte] : Ja… ja.
[medeverdachte 1] : Niet aldoor eh de hoofdprijs willen.
[verdachte] : Klopt (lacht).
- [verdachte] Ik heb jou wel... er zitten wel. Ik heb jou wel 4 adressen in de euh map gestopt. Vier briefjes die ik in de bus had
[medeverdachte 1] Oké Goed zo.
[verdachte] Ik weet niet of [U] daar bij zat. Daar zat [betrokkene 47] (fon) [betrokkene 47] bij. Nou ja in elk geval 4.
- [verdachte] dan denk ik met deze drukker 'de hout' (fon) die zit met zijn fikken aan, ik zeg je moet ze niet aanraken jong
[medeverdachte 1] Hij zit daar toch niet met zijn fikken aan?
[verdachte] Hij zit daar met zijn fikken aan
[medeverdachte 1] Ja nou dat is niet handig
[verdachte] Ik heb hem daar tig keer voor gewaarschuwd.
[medeverdachte 1] Ik dacht dat hij dat wel wist
[verdachte] Ik zeg je moet gewoon met die handjes handschoentjes aandoen.
- [verdachte] Ik zeg iedere keer tegen hem, heb je het weer van je computer afgegooid? Ja, nee ik heb het niet opgeslagen ik heb het direct weer verwijderd. Ik zeg goed
[verdachte] Ik geef hem dan dat stickje. Hij kijkt. Zet het even op zijn pc, krijgt het stickje richting mij en als het af is dan euh (...)
[medeverdachte 1] Nou weetje wij raken ze niet aan, allemaal met handschoenen.
[verdachte] Ja zo is dat. En ik doe het ook dus als ik wat heb dan pak ik even een doekje. Zo werk ik..
[medeverdachte 1] Hij moet zijn praatje wel klaar hebben.
[verdachte] Hij heeft zijn praatje klaar.
Het hof overweegt met betrekking tot de ovc-gesprekken en tapgesprekken in het dossier, dat dergelijke gesprekken vrijwel altijd onderhevig zijn aan de interpretatie die de lezer dan wel luisteraar aan de gesprekken geeft. Het is de taak van de rechter om de inhoud, toon en strekking van ovc- en tapgesprekken te duiden en te beoordelen in relatie tot het tenlastegelegde. In onderhavige zaak doet het hof dat als hieronder opgenomen.
Het hof overweegt dat uit observatieonderzoek, peilbakengegevens, opgenomen (tele)communicatie, historische verkeersgegevens en notities in verdachtes agenda blijkt dat gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] frequent, structureel en veelal bij de McDonalds in alle vroegte plaatsvonden. De ovc-gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] zoals gevoegd in het dossier hadden het karakter van overleg, waarin de voortgang van acties tegen de windmolenparken werd besproken, strategie werd bepaald en bedrijven dan wel personen werden geselecteerd die aangepakt moesten worden, bijvoorbeeld door toezending van (dreig)brieven. Anders dan verdachte stelt, werd tijdens deze ontmoetingen weinig tot niet gesproken over familieonderwerpen of regulier zakelijke onderwerpen, maar hoofdzakelijk over de protestactiviteiten met betrekking tot de bouw van de windparken. Uit de ovc-gesprekken blijkt dat de samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] werd gekenmerkt door meerdere heimelijke aspecten. Tijdens de overleggen werd de telefoon bewust niet meegenomen respectievelijk was de telefoon niet verbonden met het telefoonnetwerk. Bovendien fluisterden verdachte en [medeverdachte 1] tijdens sommige delen van de gesprekken. Ook gebruikten zij codetaal door over vogels (kijken) te spreken, zoals ook blijkt uit de verklaring van verdachte ter zitting van het hof. Daarnaast blijkt uit de ovc-gesprekken dat verdachte en [medeverdachte 1] er in hun werkwijze nadrukkelijk voor zorgden dat sporen op drukwerk werden voorkomen dan wel dat digitale sporen met betrekking tot het drukwerk werden uitgewist. Ook probeerden zij ontvangers van brieven op een dwaalspoor te zetten door met extra moeite brieven vanuit Duitsland te verzenden. Het hof plaatst de inhoud van de ovc-gesprekken in deze heimelijke context.
Het hof volgt niet het verweer van de verdediging, dat de ovc-gesprekken moeten worden bezien in de context; van de legale verkeersbrief/signaalbrief. Uit de inhoud van de gesprekken alsmede de heimelijke context blijkt immers dat de gesprekken niet of nauwelijks over de hiervoor genoemde legale verkeersbrief gaan, maar over het zwartboek en de andere tenlastegelegde brieven.
Meerdere aspecten uit of met betrekking tot de tenlastegelegde brieven komen terug in de ovc-gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] .
Zo praten zij meermalen over een omslag. Het zwartboek (tekst b, feit 1) betreft een omslag. Dit is wat anders dan de verkeersbrief, waar verdachte naar verwijst.
Onderdelen van de brieven a, b en c komen bovendien nagenoeg letterlijk terug in de gesprekken, zoals het met rust laten van personeel en het sturen van een briefje naar de zandboeren inhoudende of ze zich er een voorstelling van kunnen maken dat er asbest in hun zand- en grindvoorraad is aangetroffen en wat voor invloed dat heeft.
Ook praten verdachte en [medeverdachte 1] over de eerder verzonden privacybrief, waarnaar verwezen wordt in het begeleidend schrijven van het zwartboek (tekst a). [medeverdachte 1] zegt:
"we refereren aan de privacybrief weet je wel die we toen gestuurd hebben waarin we hebben geschetst dat wij van alles van ze wisten, eh tot nu toe zijn we daar zéér discreet mee omgegaan, maar het is aan U of we dat blijven doen, dus die ligt bij de Projectontwikkelaars."Dit komt vrijwel woordelijk terug in het begeleidend schrijven van het zwartboek.
Daarnaast spreken verdachte en [medeverdachte 1] in hun plannen over meerdere aangevers die een of meer van de tenlastegelegde teksten hebben ontvangen, waaronder [A] , het [I] , [K] en [betrokkene 12] (het hof begrijpt: [betrokkene 12] , woordvoerder van [J] ), de [V] en [betrokkene 3] . Ook praten zij over de dreigbrieven aan aangevers [betrokkene 14] en [betrokkene 16] .
Verdachte en [medeverdachte 1] praten bovendien over verzending van een pakket c.q. post via Duitsland, terwijl een groot deel van de bedrijven die het zwartboek en/of het bijbehorend begeleidend schrijven of de aanvulling hebben ontvangen, die tekst(en) via de Duitse Post heeft ontvangen.
Uit bovenstaande onderdelen blijkt naar het oordeel van het hof evident de betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte 1] bij de tenlastegelegde brieven/teksten.
Het hof begrijpt dat met de voornoemde privacybrief wordt bedoeld de privacyverklaring die in juni en augustus 2018 naar meerdere bedrijven is verzonden, waarin onder meer is opgenomen:
- ‘Voor zover u het nog niet weet is er, net als in de oorlog, massief en inmiddels ondergronds verzet tegen deze windplannen; mensen die niets te verliezen hebben gaan zich verdedigen en grijpen, nu de overheid en de democratie voor hun niet werkt, in hun wanhoop en in hun overtuiging om hun en het leven van hun kinderen te beschermen, naar andere middelen.’
- ‘Wie zich verbindt/verrijkt, over onze ruggen, aan de windparken in Groningen en Drenthe wordt als een fascist in beeld gebracht en verklaart zichzelf vogelvrij in geheel Nederland en daarbuiten.’
- ‘De zware beveiligings maatregelen bij windparken zullen dan op alle locaties waar uw bedrijfsnaam in beeld wordt gebracht noodzakelijk zijn.’
- ‘Kortom: meewerken of verrijken aan onze ondergang zal voor uw bedrijf en uw reputatie verstrekkende gevolgen hebben. Tevens staan wij niet in voor de veiligheid van tav personeel, daar de gemoederen van vele burgers het kookpunt heeft bereikt.'
- Wij veronderstellen dat u allicht de hiervoor benoemde aspecten aan het door uw onderneming op welke wijze dan ook medewerking verlenen aan de voorliggende Veenkoloniale windplannen, met nadruk zult meenemen in de door u in dit kader te maken risicoanalyses.
De afzender van de privacyverklaring is:
‘De door de overheid en initiatiefnemers van windparken belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe‘.
Opvallend zijn de overeenkomsten met de tenlastegelegde teksten, zowel in woordgebruik als strekking. Daarnaast valt de aankondiging dat
‘de acties alleen maar zullen verhevigen'op.
Het hof constateert dat met verzending van de tenlastegelegde teksten onder de feiten 1, 2, 3 en 4 en met de plannen die [medeverdachte 1] en verdachte tijdens de ovc-gesprekken maakten, de acties in grimmigheid inderdaad toenamen en daarbij een opbouw in intimidatie en agressie is te horen/lezen. Hoewel het ovc-gesprek van 6 juni 2019 van latere datum is dan de meeste verzonden dwangteksten, blijkt uit dit gesprek niet alleen duidelijk de samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] , maar ook dat zij gebruik van geweld niet schuwen. Zij praten over het aanschaffen van een wapen, over het kapotschieten van (een wiek van) een windmolen en over het verklaren van een gebied tot oorlogsgebied. Met betrekking tot de aanschaf van het wapen geeft verdachte aan dat [organisatie 3] ook nog geld in de kas heeft en dat hij gaat kijken hoe hij dat gaat doen. Het hof begrijpt hieruit dat verdachte gaat kijken hoe hij financiële middelen van [organisatie 3] kan gebruiken voor het plan om een wapen aan te schaffen. Ook praten zij erover om een kogel door de cabine van een vrachtwagen van [betrokkene 3] heen te ‘jassen’.
Verdachte stelt dat hij enkel toehoorder was tijdens de gesprekken met [medeverdachte 1] . Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat onderdelen uit de ovc-gesprekken juist een contra-indicatie vormen voor wetenschap bij verdachte van en voor betrokkenheid van verdachte bij de activiteiten waarover [medeverdachte 1] hem tijdens de gesprekken vertelde.
Het hof overweegt hierover dat het de strekking van de gesprekken op een andere manier waardeert dan de verdediging. Het hof plaatst de inhoud van de gesprekken in de hiervoor omschreven context van voortgangsoverleg en de heimelijke context van de gesprekken. Daarbij leidt het hof, net als de rechtbank, uit de ovc-gesprekken af dat daar waar het woord ‘we’ werd gebruikt in de gesprekken, in ieder geval verdachte en [medeverdachte 1] werden bedoeld. Het klopt op zichzelf wel dat [medeverdachte 1] verdachte op sommige momenten vertelde over handelingen/activiteiten die verricht waren. Maar het hof ziet dit in het licht van voortgangsoverleg dat zij voerden over die activiteiten. Uit de ovc-gesprekken blijkt immers ook niet dat verdachte niet wist waar [medeverdachte 1] over sprak. En hoewel [medeverdachte 1] tijdens deze gesprekken over het algemeen meer praatte dan verdachte, is het hof van oordeel dat verdachte niet - zoals hij zelf stelt - enkel toehoorder of onschuldige meeprater was. Naast de instemmende, aanjagende en stimulerende reacties van verdachte had verdachte eveneens een actieve, inhoudelijke bijdrage aan de gesprekken. Verdachte praatte op zijn beurt [medeverdachte 1] ook bij over de voortgang van activiteiten en verdachte en [medeverdachte 1] smeedden gezamenlijk plannen. Daarbij was sprake van een rolverdeling tussen beiden. Verdachte redigeerde de inhoud van brieven, selecteerde mede bedrijven die een brief moesten ontvangen in verband met hun betrokkenheid bij de windparken en liet adressen van die bedrijven verzamelen ten behoeve van verzending van de brieven. Verdachte informeerde [medeverdachte 1] daarover. Verdachte kon die informatie ook verschaffen vanuit zijn rol als voorzitter/woordvoerder van [organisatie 2] en woordvoerder/penningmeester van [organisatie 3] . Ook had verdachte als voorzitter van de ondernemersvereniging een relevante informatiepositie ten opzichte van ondernemers en bedrijven en was hij vertrouwenspersoon voor ondernemers die te maken kregen met protestacties, zoals aangever [betrokkene 14] .
Ook noteerde verdachte zo nu en dan als [medeverdachte 1] praatte, hetgeen door [medeverdachte 1] werd gezegd. In het kantoor van verdachte zijn, deels handgeschreven, deels op digitale gegevensdragers, notities gevonden die wat betreft woordgebruik en strekking overeenkomen met onderdelen van de tenlastegelegde teksten en de hierboven genoemde privacybrief.
Drukker [medeverdachte 2]
Voor de beoordeling of het handelen van verdachte voldoende is geweest om te spreken van medeplegen acht het hof voorts het volgende van belang.
Uit de ovc-gesprekken blijkt dat verdachte het contact met de drukker onderhield. Verdachte vertelt aan [medeverdachte 1] dat hij de drukker het stickje geeft, dat de drukker kijkt, dat de drukker het even op zijn pc zet en dat verdachte het stickje krijgt. Verdachte heeft de drukker al tig keer gewaarschuwd dat hij er niet met ‘zijn fikken’ aan moet zitten (het hof begrijpt: met zijn handen aan drukwerk) en hem gezegd dat hij handschoentjes aan moet doen, zo vertelt verdachte. Ook heeft verdachte iedere keer aan de drukker gevraagd of hij het weer van zijn computer heeft afgegooid. Verdachte laat [medeverdachte 1] weten dat de drukker zijn praatje over het drukwerk klaar heeft, zodat de drukker – zoals [medeverdachte 1] het zegt – alleen gepakt kan worden op het feit dat hij dat drukwerk heeft gemaakt.
Uit het onderzoek is gebleken dat met de drukker, [medeverdachte 2] van [H ] wordt bedoeld. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte in ongeveer de eerste helft van 2019 vijf tot tien keer bij hem op de zaak is geweest. Verdachte kwam dan binnen, geeft een stickje en (het hof begrijpt: zegt) ‘ik heb een paar afdrukjes, kun je dat even doen’. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de eerder genoemde zwartboeken heeft gedrukt. Dat wordt ondersteund door NFI-onderzoek op basis waarvan het hof concludeert dat het zwartboek is gedrukt met de Minoltaprinter van [medeverdachte 2] .
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij [medeverdachte 2] soms betaalde.
De verdediging heeft bepleit dat de bezoeken van verdachte aan [medeverdachte 2] op 1 mei 2019 en de bezoeken daarna niet te maken kunnen hebben gehad met het zwartboek en de brief aan de binnenzijde van het zwartboek, omdat die op 1 mei 2019 om 9.00 uur – voordat de auto van verdachte bij [medeverdachte 2] is gesignaleerd – zouden zijn opgeslagen op de computer van [medeverdachte 2] .
Die stelling mist echter feitelijke grondslag. De betekenis die de raadsman aan de documentgegevens op de computer van [medeverdachte 2] geeft, blijkt niet uit het dossier, nu uit het dossier enkel blijkt dat het document op 1 mei 2019 om 9.00 uur is gewijzigd.
Het hof merkt op dat verdachte op 1 mei 2019 omstreeks 10.30 uur telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1] naar aanleiding van de vraag van [medeverdachte 1] of hij ‘wat voor de meiden kan langsbrengen'. Nadat de auto van [medeverdachte 1] bij het kantoor van verdachte is langs geweest, brengt de auto van verdachte tweemaal een bezoek aan het adres van [H ] .
Het hof volgt verdachte voorts niet in zijn verweer dat hij richting [medeverdachte 2] slechts voor postbode speelde, zonder te weten wat er op de usb-stick en in het drukwerk stond. De hierboven genoemde wijze waarop verdachte drukker [medeverdachte 2] instrueerde hoe om te gaan met het drukwerk en het voorkomen c.q. wissen van sporen, duidt erop dat verdachte wel degelijk kennis had van de illegale strekking van de inhoud van het drukwerk en duidt op een actievere rol van verdachte dan het enkel fungeren als postbode. De verklaring die verdachte ter zitting van het hof heeft gegeven voor deze instructies richting [medeverdachte 2] , te weten dat hij niet in verband gebracht wilde worden met drukwerk waar mogelijk nog een negatieve omstandigheid aan toegevoegd zou worden, acht het hof onnavolgbaar en ongeloofwaardig. Bovendien spreken verdachte en [medeverdachte 1] tijdens de ovc-gesprekken uitvoerig over de brieven die verzonden zullen worden en zijn verzonden. Daar komt bij dat tijdens het ovc-gesprek van 23 mei 2019 door verdachte en [medeverdachte 1] met zoveel woorden wordt gesproken over de inhoud van het zwartboek.
Samenhang brieven [betrokkene 14] , [betrokkene 16] en [A]
Gelet op de vrijspraak van de rechtbank van het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof dat het openbaar ministerie terecht heeft aangevoerd dat de brief aan [A] (feit 2) niet los kan worden gezien van de brieven aan [betrokkene 14] en [betrokkene 16] (feit 4). In het ovc-gesprek van. 9 mei 2019 spreken verdachte en [medeverdachte 1] over [A] en leggen zij een duidelijk verband met de brieven aan [betrokkene 14] en [betrokkene 16] :
[medeverdachte 1] : Nou en dat hebben we twee keer getest en dat is twee keer recht op em af.... en wat betreft [A] dat hebben we goed ingeschat die hebben we geen ultimatum gegeven.
[verdachte] : Zo is dat dus die dreiging en grote onzekerheid:...
Het hof overweegt dat in de brieven aan [betrokkene 14] en [betrokkene 16] een ultimatum, waarbinnen zij met een persverklaring naar buiten moesten komen, is gesteld, terwijl in de brief aan [A] een dergelijk ultimatum ontbreekt.
Het hof volgt het openbaar ministerie in het standpunt dat – gezien de datum van 9 mei 2019 van het ovc-gesprek – dit gesprek moet gaan om een andere brief/tekst dan het zwartboek, omdat [A] het zwartboek pas op 14 mei 2019 heeft ontvangen.
Bovendien bespreken verdachte en [medeverdachte 1] in het ovc-gesprek van 4 april 2019 onder meer het volgende:
[medeverdachte 1] (...) Laten de toeleveranciers en de aannemers van deze projecten der ook even goed over nadenken, die kunnen zich wel eens afgaan vragen krijgen wij ons geld wel
[verdachte] Precies!
[medeverdachte 1] . Een beetje onrust stoken. Je moet het ze allemaal vertellen.
[medeverdachte 1] Wat je wat we hier zou hiermee zouden kunnen doen [verdachte] we zouden een waarschuwing kunnen uit doen gaan (...) uiteindelijk is het heel simpel je kan van ons zeggen het is heel simpel, ik zal er eerlijk over zijn, wij zijn gebaat bij het stranden van deze windprojecten wij verafschuwen onderaannemers en toeleveranciers die hieraan mee willen werken en eigenlijk wensen we het aller slechtste voor ze (...) Uiteindelijk hebben wij meer baat bij om deze ondernemers tussen aanhalingstekens te waarschuwen voor het onheil wat hen boven het hoofd hangt
[verdachte] Ja
[medeverdachte 1] . Dat ze te maken, dat ze te maken hebben met een windbuil
[verdachte] Ja
[medeverdachte 1] Een lege huls, maar waarvan nog zeer discutabel is of daar wel een financiering achter zit en als het dan gefinancierd wordt de financier ook buiten het boekje gaat (...)
[verdachte] jajaja .
Vier dagen later, op 8 april 2019, ontvangt [A] de brief genoemd in feit 2, waarin – overeenkomstig het hierboven vermelde gesprek van 4 april 2019 – gewaarschuwd wordt voor het gebrek aan financiële dekking van de projecten.
Overigens ziet het hof de brief aan [A] ook niet los van het zwartboek, gelet op de overeenkomstige afzender te weten [organisatie 1] c.q. de door de overheid en initiatiefnemers van windparken, belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe, alsmede gelet op de overeenkomstige stijl en strekking van de teksten.
Conclusie medeplegen
Op grond van alle hiervoor omschreven feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat verdachte zich naast legale protestactiviteiten parallel in bewuste en nauwe samenwerking met in ieder geval [medeverdachte 1] ondergronds bezighield met een intimiderende wijze van verzet tegen de windparken middels het versturen van dreigbrieven zoals opgenomen in de tenlastegelegde feiten onder 1 primair, 2, 3 en 4. Verdachte en [medeverdachte 1] hadden een intensieve samenwerking met een onderlinge taakverdeling, waarbij verdachte een wezenlijke rol had en essentiële uitvoerende taken op zich nam.
Het hof is van oordeel dat de bijdrage van verdachte in de voorbereiding en uitvoering van deze feiten van zodanig gewicht was dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger.
Ook is het hof van oordeel dat verdachte met in ieder geval [medeverdachte 1] de teksten zoals opgenomen onder feit 1 (a, b en c), feit 2, feit 3 en feit 4 binnen hun bewuste en nauwe samenwerking heeft geschreven dan wel heeft doen schrijven en heeft verzonden dan wel doen verzenden. Dat niet is vast komen te staan dat verdachte de tenlastegelegde brieven/teksten daadwerkelijk zelf heeft getypt of verzonden, en ook dat [medeverdachte 1] vermoedelijk een nog grotere rol heeft gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de feiten 1, 2, 3 en 4, doet niet af aan de substantiële rol die verdachte hierin heeft vervuld en de intensieve samenwerking van verdachte en [medeverdachte 1] die gericht was op het ondergrondse verzet door middel van onder andere het versturen van dreigbrieven.
Ook blijkt uit de bewijsmiddelen en de rol van verdachte zoals hiervoor omschreven dat verdachte hier opzet op had en ook dat hij opzet had op de dwingende strekking van die teksten.
Derhalve acht het hof het tenlastegelegde medeplegen aan de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen.’
8. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 23 april 2024 houdt onder meer het volgende in:
‘De
voorzitterdeelt mede, zakelijk weergegeven:
Het dossier bevat behoorlijk wat ovc-gesprekken. Het hof heeft kennis genomen van de ovc-gesprekken. Het hof zal daaraan refereren. Ik heb aantekeningen gemaakt, waaruit ik af en toe zal voorlezen. Als ik het goed begrijp, bevestigt u dat u heeft deelgenomen aan de gesprekken met [medeverdachte 1] , dat de onderwerpen van de tenlastelegging ook ter sprake kwamen, maar dat uw stelling is dat uw rol enkel die van luisteraar was.
In antwoord op vragen van de voorzitter verklaart
verdachte, zakelijk weergegeven:
Ja, dat klopt. Ik heb niet over de tenlastegelegde feiten gesproken en daar niet aan bijgedragen. De gesprekken kwamen voort uit klussen die ik voor [medeverdachte 1] en zijn familie deed, waaronder erfenissen en klussen vanuit mijn advieskantoor. [medeverdachte 1] stelde voor om vroeg bij de McDonalds te zitten. Daar werd gesproken over privézaken van [medeverdachte 1] en hij vertelde mij over dingen die hij wist over de weerstand tegen de windturbines.
[medeverdachte 1] wist dat ik woordvoerder was van [organisatie 3] en [organisatie 2] . Hij was een van de deelnemers aan de gesprekken die wij bij [organisatie 2] hadden. Dat betrof een groepsgrootte van 10 tot 16 personen. Sinds 2010 was ik al woordvoerder van [organisatie 2] en [organisatie 3] en dat wist iedereen.
U houdt mij voor dat het niet helder was dat wij weleens spraken over erfenissen en andere privékwesties. Dat is waarschijnlijk niet opgenomen. Ik heb wel lijsten van de werkzaamheden die ik gedaan heb. Dat speelt zich af tussen oktober 2017 en oktober 2019. Daar zit de tenlastegelegde periode inderdaad ook in en de periode dat de gesprekken zijn opgenomen.
Bij alle gesprekken zijn privé-onderwerpen wel aan de orde geweest, volgens mij. Ja, ik was een ‘ja-knikker’ in de gesprekken, ik zat erbij en zat ernaar te luisteren. Hij vertelde mij dingen. In de aanloop naar de windturbineplannen kwam er veel boosheid bij de bevolking. Er werden procedures gevoerd en alles werd afgewezen. De bevolking kwam in opstand. Mensen spraken mij aan over wat ze gingen doen, over handgranaten, et cetera. Eerst sprak ik dat tegen, maar toen ik erachter kwam dat al die dingen niet uitkwamen, heb ik die mensen allemaal gelijk gegeven want ik kwam alleen maar in oplopende twistgesprekken. Ze praten tegen mij omdat iedereen mij kende als woordvoerder van de boze mensen. Dat gebeurde ook in de gesprekken met [medeverdachte 1] . Ik had geen begrip voor acties die strafbaar waren, maar ik kon wel begrijpen dat mensen in hun onmacht daar naar uitweken.
De ovc-gesprekken die ik met [medeverdachte 1] heb gehad, hadden op allerlei plekken opgenomen kunnen worden, met verschillende andere mensen. Veel mensen spraken mij aan. Ik was luisteraar en heb geen plannen aangedragen.
(…)
De
voorzitterhoudt verdachte voor dat het dossier onder andere verslagen van telefoontaps bevat, waaruit de rol van verdachte ook geduid zou kunnen worden. Voorts houdt de voorzitter verdachte voor dat hij heeft gezegd dat hij zijn telefoon in de auto laat bij vergaderingen van [organisatie 2] en [organisatie 3] , dat er wordt vergaderd op verschillende plekken en dat hij zijn telefoon in een soort tasje deed waarin de telefoon geen bereik had. De voorzitter vraagt verdachte waarom hij voornoemde dingen op die manier deed, als hij een schoon geweten had.

De verdachte vervolgt zijn verklaring, zakelijk weergegeven:

Van wisselende locaties was geen sprake. Ik liet de telefoon in de auto in verband met wilde plannen die over de tafel gingen. We wilden geen risico lopen dat een en ander verkeerd zou worden geïnterpreteerd. Ik wilde dat iedereen vrijuit kon praten.
U houdt mij voor dat [organisatie 3] uit vier mensen bestond waarvan ik één was. Tijdens de vergaderingen kwamen geen idiote plannen naar voren. Wel deden mensen voorstellen waarover werd gesproken bij [organisatie 3] . We waren absoluut niet met strafbare feiten bezig. Er gingen geen plannen over tafel die het daglicht niet konden verdragen.
[organisatie 3] benaderde niet actief mensen of groepen of bedrijven die betrokken waren bij de bouw van de windturbines, op geen enkele manier.
U houdt mij voor dat ik in één van de gesprekken, dat van 9 mei 2019, vertel dat ik op een vergadering van [organisatie 3] de dag ervoor van de aanwezigen wilde weten wie betrokken was bij de aanleg van windturbines en alles eromheen en dat ik te weinig adressen had ontvangen. Dat klopt. Ik had die adressen nodig voor de signaalbrief. Wij wilden vanuit [organisatie 3] , maar eigenlijk vanuit [organisatie 2] want die club was breder, een brief sturen naar aannemers die betrokken waren bij de aanleg van windturbines om hun te overtuigen, hun te betrekken bij het feit dat zij meewerkten aan een plan die hun omwonenden niet wilden. Intern werd dat een signaalbrief of verkeersbrief genoemd. Die brief zou de deur uit gaan met een signalerend karakter dat ze meewerkten aan plannen waartegen veel opstand was. Ik zou die brief ondertekenen als woordvoerder van [organisatie 2] . Daarvoor waren de adressen nodig. Die brieven zouden door [organisatie 2] verstuurd worden, niet door Platform.
U vraagt mij waarom [organisatie 3] adressen nodig had, als [organisatie 3] nooit iemand benaderde.
Mensen van [organisatie 3] zaten ook bij [organisatie 2] aan tafel, dus in die zin waren het deels dezelfde mensen.
U houdt mij voor dat in het gesprek dat ik de volgende dag met [medeverdachte 1] heb, rond het moment dat ik dit noem, het bij [medeverdachte 1] gaat over het toesturen van het zwartboek en de aanvullende brieven, die daadwerkelijk zijn verzonden. Op dat moment zou ik bovenstaande over de adressen hebben genoemd.
Die combinatie is er voor mij absoluut niet. De adressen die ik in de postbus heb gekregen heb ik aan [medeverdachte 1] gegeven. Ik wist niet anders dan dat die adressen voor de signaalbrieven zouden zijn. Ik ontdekte afgelopen week bij [betrokkene 40] dat er in de kaft van het zwartboek een tekst was gedrukt. Dat wist ik niet. Niemand heeft in die tijd dat spul aan mij getoond. Als het in gesprek met [medeverdachte 1] over het zwartboek ging, dan ging het voor mij over de kaft. Hij wilde in de kaft brieven leggen met een verhaal over de windturbines. Ik kende de inhoud niet.
Het zou zo kunnen zijn dat [medeverdachte 1] in de gesprekken ook dicteerde, maar met die dictaten heb ik niks gedaan. Dat is ook niet in het dossier teruggekomen. Omdat ik woordvoerder was, hoorde ik mensen aan om het in de pers te gebruiken. Ik had heel veel losse notities voor stukjes in de krant. Ja, dat hield ik bij. Wij zaten in een beladen proces. Ik was woordvoerder. Ik ben daarover geïnterviewd, bijvoorbeeld door Elsevier. Zij zeiden dat zij onder de indruk waren van mijn heldere manier van spreken, dat ik niemand beledigde en dat ik oneliners had die binnenkomen. Ik gebruikte dan ook weleens stukken uit de pers. Ik hield inderdaad ook de media bij, ook over problemen met andere windturbines in Nederland. Ik had ook contacten met journalisten, van alle denkbare media.
U vraagt mij nogmaals naar mijn functie als notulist en hoe dat ging. Ik noteerde veel. Ik had contact met veel cliënten. Ik noteerde dan veel, ook met [medeverdachte 1] .
U houdt mij voor dat de plannen in de gesprekken met [medeverdachte 1] best ver gingen, dat er ook werd gesproken over vuurwapens en kogels kopen en ‘dan gaan we gaten jassen door de cabines heen’. U houdt mij voor dat ik meedeed aan die gesprekken. Ik heb dat niet afgekapt. Het waren zijn plannen, maar ik wilde daar geen onderdeel van zijn. Nee, ik was niet bang voor hem en ik bewonderde hem ook niet.
U houdt mij voor dat ik meeschreef, dat ik noteerde wat [medeverdachte 1] zei en dat ik hem ook terugfloot als ik het niet meekreeg en dat hij het dan hardop herhaalde. Het kan inderdaad zijn dat ik een aantal keren noteerde wat [medeverdachte 1] zei, maar dat zal niet altijd zo zijn geweest. Ik wilde die teksten paraat hebben bij radio- en televisie-interviews, zodat ik in mijn antwoorden die tekstdelen kon gebruiken.
U houdt mij voor dat [medeverdachte 1] mij als advies voor interviews heeft gegeven dat we niet in de slachtofferrol gaan zitten, maar gaan aanvallen. Ja, hij heeft dat tegen mij gezegd, dat betwijfel ik niet, maar ik heb in alle gesprekken een degelijke houding aangenomen en voor mijn achterban gevochten dat wij een belangrijke zaak hadden. En dat we niet halverwege zouden ophouden, maar tot het einde zouden doorlopen. Dat hebben we ook gedaan, tot aan de Raad van State aan toe.
De
voorzitterhoudt voor dat verdachte in de gesprekken, naast enkel beamen, ook over ‘we’ spreekt. De voorzitter houdt enkele passages voor uit het ovc-gesprek van 9 mei 2019, inhoudende onder andere
'we moeten gewoon keihard druk blijven zetten’en ‘
ja, dat moeten we sowieso doen’ en ‘
zij moeten antwoord geven, wij stellen vragen'. De voorzitter houdt verdachte voor dat dat de indruk wekt dat verdachte zich daarachter schaart, door het over ‘we’ te hebben.
De
verdachtevervolgt zijn verklaring in antwoord op vragen van de voorzitter, zakelijk weergegeven:
Het is ook zo dat ik mij daarachter schaar door over ‘we’ te spreken. We hadden contact over de verkeersbrieven. We vonden ook dat wij druk moesten blijven zetten. We vonden dat de windmolens niet door moesten gaan. U houdt mij voor dat ik zeg “we moeten druk blijven zetten”. Ja, dat klopt, zo stonden wij er ook in. U houdt mij voor dat in een gesprek waarin allerlei snode plannen worden besproken, het niet zo is dat ik alleen maar beaam wat [medeverdachte 1] zegt, maar dat ik ook over ‘wij’ spreek, zoals ‘wij stellen de vragen’. U houdt mij voor dat je daardoor als neutrale toeschouwer zou kunnen denken dat ik, verdachte, erbij hoorde.
(…)
De
verdachteerkent desgevraagd dat het klopt dat hij er eerst bij zat als 'ja-knikker', dat er vervolgens een moment komt dat hij een andere rol aanneemt, maar dat het ergens anders over gaat.

De voorzitter deelt mede, zakelijk weergegeven:

In het ovc-gesprek van 23 mei 2019 wordt gesproken over een oorlogsgebied, het kunnen verwachten van kogels van alle kanten en dat het gaat over het kopen van een vuurwapen. Ook wordt besproken dat berichten hierover zodanig moeten worden opgesteld alsof het lijkt dat het van een persoon afkomstig is die van jullie ‘clubjes’ is losgeweekt. De manier waarop u daaraan deelneemt is op een meer instemmende manier, ook als het gaat over het kopen en vinden van een wapen. Uw inbreng is dan dat het in Duitsland makkelijker is om aan wapens te komen. Dat is iets anders dan alleen een reactie als ‘ja’, ‘precies’ en ‘inderdaad’. Wat kunt u daar achteraf, als u dat gesprek hoort, over zeggen?
De
verdachtevervolgt zijn verklaring in antwoord op vragen van de voorzitter, zakelijk weergegeven:
Ik heb alleen maar meegepraat, niet met de veronderstelling dat het zover zou komen. Het is ook niet zover gekomen. U houdt mij een aantal passages voor waarin ik spreek in de 'wij-vorm' en dat het dan niet gaat om een signaalbrief maar over kogels die van alle kanten kunnen komen en dat het oorlog is. U vraagt mij of ik mij kan voorstellen dat er mensen zijn die dan zeggen dat ik er dik in zat en meedeed. Ik heb niet anders meegedaan dan door instemming met de dingen die [medeverdachte 1] zei. Als het verder was gekomen dan had ik dat ook afgeblokt. Ik heb er geen bedoeling mee gehad.
U houdt mij voor dat door te zeggen ‘In Duitsland zijn wapens makkelijker te kopen dan in Nederland', dat een bijdrage is en uitgelegd zou kunnen worden als een stukje van een rol dat ik had. U houdt mij voor dat mij die rol verweten wordt in deze zaak. Ik had die rol niet.
Ik weet niet meer of ik tijdens de getapte telefoongesprekken ook alleen maar de rol van ‘ja-knikker’ had als het over deze feiten ging. Er waren veel telefoongesprekken. Ik heb in geen telefoongesprek iets gezegd dat strafbaar uitgelegd kan worden. Ik weet niet meer precies wat ik heb gezegd, maar ik kan mij niet herinneren dat ik iets heb gezegd dat niet door de beugel kan.
U houdt mij voor dat in het tapgesprek van 9 februari 2019 erop lijkt dat [medeverdachte 1] mij de les leest hoe ik mij in een interview moet opstellen, door geen slachtofferrol aan te nemen maar de aanval te kiezen, en dat ik dat ter harte neem. Ik heb dat nooit tegengesproken. Er waren veel mensen die mij vertelden hoe ik wat moest doen en wat ik wel en niet moest zeggen. Ik heb dat alleen maar aangehoord. Ik hoefde mensen niet te corrigeren, want ik kon als woordvoerder zelf kiezen welke uitlatingen ik wel en niet in de pers deed.
Dat ik het interview afsluit met ‘ik begrijp waarom ze het doen’ en met meer positieve uitleg waarom de mensen dat zouden doen, heb ik niet gedaan op advies van [medeverdachte 1] , maar dat is mijn standaard houding in gesprekken met journalisten.
U houdt mij voor dat ik in een telefoongesprek zeg: “ik schrijf even met je mee, nog even’ en ‘het verzet stopt nooit’ en ‘wij geven nooit op’ en dat [medeverdachte 1] verder gaat met het verbaal aanscherpen van zijn tekst, dat ik meeschrijf en dat ik hem laat dicteren wat ik in de pers moet zeggen.
Hij dicteerde mij wat ik in de pers moest zeggen, maar ik heb dat eigenlijk niet gebruikt in de pers of alleen als dat mij uitkwam. Ik had een lijstje met teksten die ik in een interview kwijt wilde. Zo expliciet als [medeverdachte 1] mij dingen opgedragen heeft, zo expliciet heb ik ze waarschijnlijk niet gebruikt. Of misschien ook helemaal niet, of misschien ook wel.
U vraagt mij of het telkens aan de orde was dat ik een interview had, als ik zat te noteren tijdens de gesprekken bij McDonalds. Tja, het is vijf jaar geleden. Laat ik het anders zeggen: al die teksten bewaarde ik op kantoor. Die heeft het openbaar ministerie ook meegenomen, die hebben ze kunnen lezen. Als daar bezwaarlijke dingen in stonden, dan zou dat wel onderkend zijn.
Het klopt dat ik vaker wat noteerde, bijvoorbeeld met betrekking tot de brief aan de Nederlandse Bank en dat [medeverdachte 1] zei: “ [verdachte] , maak hier even een notitie van en stuur het naar al die adressen waar jij het naartoe stuurt.” We hebben een enorme reeks persadressen. [medeverdachte 1] vroeg mij om die brief te versturen naar al die adressen.
U houdt mij voor dat [medeverdachte 1] dicteerde wat er verstuurd moest worden. U houdt mij een passage voor uit een gesprek dat eindigt met ‘we laten ons geen rad voor ogen draaien, we zijn klaarwakker', waarop ik zeg ‘juist, zo is dat, helder, jonge, dank je wel, super’ en dat [medeverdachte 1] mij dan succes wenst. U vraagt mij hoe het zit in de rol van toehoorder. Ik heb vaak gesprekken beëindigd met de woorden ‘prima’, ‘super’ en dat soort dingen, zoals u kunt zien in de stukken. Dit ging over de Nederlandse Bank en hij vond dat de brieven ook naar allerlei pers toe moest. Zo is het gegaan.
Ik moest in opdracht van [medeverdachte 1] de usb-sticks met drukwerk uit de postbus naar [medeverdachte 2] brengen. Ja, dat deed ik dan gewoon. U vraagt mij of [medeverdachte 1] in de positie was om mij opdrachten te geven. Ik was in die tijd voorzitter van een grote bedrijvenclub in de omgeving, [Y] . Een van de leden was [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] zei op een gegeven moment dat hij een drukker nodig had en vroeg of ik er een kende. Ik kende [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zei: ‘Breng maar, ik druk het wel’. Zo kreeg ik usb-sticks van [medeverdachte 1] met drukwerk. Het was de bedoeling dat ik die usb-sticks naar [medeverdachte 2] bracht. Ik wist niet wat op de usb-sticks stond. Ik wist ook niet dat ik mij mogelijk bezighield met illegale activiteiten door de usb-stick uit de postbus te halen en naar [medeverdachte 2] te brengen. Ik heb in mijn rol als woordvoerder niet willen weten wat er op de usb-sticks stond. Ik heb in die zin een rol als postbode op mij genomen. Ik heb nooit gezien wat er op de usb-sticks werd afgedrukt. Het mooiste voorbeeld is dat ik er in het laatste gesprek bij mr. [betrokkene 40] achter kwam dat in de zwarte kaft een tekst was gedrukt. Ik zag die dingen niet. U vraagt mij waarom ik tegen degene die het drukwerk verzorgde, tig keer heb gezegd dat hij er niet met zijn handen aan moest komen en dat hij handschoentjes aan moest trekken. Ik heb dat gezegd omdat ik op geen enkele manier in verband gebracht wilde kunnen worden met een omstandigheid waarin het drukwerk op die usb-sticks negatief zou uitpakken.
U houdt mij voor dat het dus kan zijn dat ik rekening hield met de eventualiteit dat er op de usb-stick iets stond dat het daglicht niet kon verdragen. Het had ermee te maken dat ik er op geen enkele manier mee in verband wilde kunnen worden gebracht, omdat ik geen rol zou hebben in het verder brengen van zoiets. Het drukwerk werd vaak opgehaald door [medeverdachte 1] of anderen. Het werd één of twee keer wel door mij opgehaald, maar verder niet. Ik heb het gedaan, omdat ik [medeverdachte 2] kende. Dat had ik misschien niet moeten doen. Het is niet in mij opgekomen om tegen [medeverdachte 1] te zeggen dat hij de usb-sticks zelf naar [medeverdachte 2] moest brengen. Over de opmerking ‘niet met je fikken aanzitten’: [medeverdachte 2] heeft gezegd dat ik dat niet heb gezegd.
(…)
De
verdachtevervolgt zijn verklaring in antwoord op vragen van de voorzitter, zakelijk weergegeven:
Ik heb inderdaad aan [medeverdachte 2] gevraagd of hij de bestanden van zijn computer had gehaald, omdat ik niet wilde dat er een verbinding zou zijn tussen mij en het drukwerk, omdat het zou kunnen zijn dat de inhoud zou worden gebruikt in een omstandigheid waarmee ik mij niet zou kunnen verenigen. Ik wilde als woordvoerder blanco blijven. Ik wist niet wat erop stond. Later bleek dat er geen strafbare uitingen op stonden.
De
voorzitterdeelt mede dat dat het standpunt van de verdachte is en dat het openbaar ministerie daar anders over denkt.
De
verdachtevervolgt zijn verklaring in antwoord op vragen van de voorzitter, zakelijk weergegeven:
Ik kan niet meer zeggen wanneer ik tegen [medeverdachte 2] heb gezegd dat hij de bestanden moest verwijderen. Ik ontving de usb-sticks in de brievenbus. Ik wist dat een usb-stick naar [medeverdachte 2] : moest omdat die stick zonder brief in de brievenbus lag. Ik ging dan met de usb-stick naar [medeverdachte 2] en vroeg of hij wilde afdrukken wat erop stond. Ik zag niet wat er op de usb-stick stond. Ik bleef er dan niet bij staan. U vraagt mij nogmaals wanneer ik tegen [medeverdachte 2] zei ’heb je het spul van je computer gehaald?” Het is vijf jaar geleden.
(…)
De
verdachtevervolgt zijn verklaring in antwoord op vragen van de voorzitter, zakelijk weergegeven:
Nee, als ik met een opdracht voor zakelijk drukwerk bij [medeverdachte 2] kwam, dan zei ik niet tegen hem dat hij de bestanden moest verwijderen van zijn computer of dat hij een handschoentje aan moest doen. Dan wist ik wat hij printte en wat de opdracht was.
U houdt mij voor dat in een ovc-gesprek, vermoedelijk van 23 mei 2019, ook gesproken wordt over dat [medeverdachte 2] met zijn fikken ervan af moet blijven en over dat hij zijn praatje klaar moet hebben. Ja, ik kan mij dat gesprek met [medeverdachte 1] herinneren.
U houdt mij voor dat het praatje zou zijn: dat hij geen idee had wie de opdrachtgever was, hij vindt een usb-stick in zijn postbus, daar legde hij het drukwerk ook weer in en daar vond hij ook het geld in. En dat praatje klopte ook met de situatie, dat er een postbus aan zijn gevel hing. Nee, die situatie klopt niet. De postbus was een gesloten postbus. Over het praatje klopte wel, maar de inhoud van het verhaal klopt niet. Het klopt niet dat het zo is gegaan. Ik weet niet meer waarom het praatje zo is gegaan.
U vraagt mij waarom ik bij de politie stellig ontkende dat ik weleens drukwerk bij [medeverdachte 2] had laten doen, en daarmee glashard loog, als ik onschuldig was en een schoon geweten had. Ik heb kennelijk gezegd dat ik nooit drukwerk van [medeverdachte 2] heb opgedragen. Ik herinner mij niet dat ik daarop ‘nee’ heb gezegd. Ik twijfel er niet aan dat u dat heeft gelezen.. Het kan zijn dat ik dat in een opstandigheid en in onzekerheid onterecht ontkend heb. Ik was toen net aangehouden, dat was imponerend en ik had geen ervaring met het strafrecht Ik heb dit antwoord dat niet klopt waarschijnlijk in paniek gegeven.
Ik had het telefoonnummer van politiefunctionaris [betrokkene 41] in mijn telefoon. Ik heb hem laatst nog een appje gestuurd. Hij kwam af en toe op kantoor om te vragen hoe het ging met de weerstand tegen de windturbines, hoe de onrust onder de bevolking was, of ik daar iets over kon verklaren. Ja, ik ging ervan uit dat hij agent was. Ik heb hem verteld over hetgeen ik in het gebied ervaarde, over waar wij mee bezig waren, hoe de bevolking daarop reageerde, dat soort dingen. Ik had zijn telefoonnummer inderdaad.
U vraagt mij waarom ik niet een gesprek met [betrokkene 41] heb gehad over alles wat ik hoorde van [medeverdachte 1] over wapens, kogels, bruggen onklaar maken, et cetera. Dat is niet in mij opgekomen, vooral omdat ik altijd achteraf hoorde wat er gebeurde.
U houdt mij voor dat ik dit over vuurwapens en munitie niet achteraf hoorde en dat ik ook nog een steentje bijdroeg over het schieten. U houdt mij voor dat, terwijl ik wist dat dit speelde in het hoofd van [medeverdachte 1] , ik dat niet heb gemeld via mijn contact bij de politie, Nee, dat klopt. Achteraf was dat goed geweest, alleen in dat moment heb ik heel veel dingen gehoord die mensen van plan waren die niet uitkwamen. Als dat verder was gegaan, dan had ik wel een blokkade opgeworpen. Ik heb er ook niet aan gedacht om een mma-melding te doen.
U houdt mij voor dat ik in mijn verhoor bij de politie verklaar dat ik en [medeverdachte 1] allang bezig waren om op democratische wijze dingen te doen, alsmede dat het ontstaan van het zwartboek het enige was waar wij mee bezig waren en dat ik het daarbij over ‘wij’ heb en dat ik zelf het zwartboek noem. Ik merk op dat daarna vermeld staat ‘althans alles wat over de wind gaat’. Wij waren alleen maar bezig met alles wat over de wind ging.
U houdt mij voor dat ik het zwartboek noem en zeg dat dat het enige is waar 'wij' mee bezig waren. U houdt mij voor wat een kritische lezer in zo een verbaal kan lezen, waarop ik kan reageren.
(…)
In antwoord op vragen van de jongste raadsheer verklaart
de verdachte, zakelijk weergegeven:
Met mijn verklaring zojuist over [medeverdachte 2] , dat ik niet wist dat dat illegaal was en dat ik niet in verband gebracht wilde worden met iets wat illegaal was, bedoelde ik dat de dingen op de usb-stick op zichzelf niet belastend waren maar dat daar een belastende omstandigheid aan toegevoegd kon worden, bijvoorbeeld middels een brief. Ik wilde daar geen verbinding mee hebben. Stel, dat aan het drukwerk nog een bezwarende omstandigheid toegevoegd zou worden, bijvoorbeeld drukwerk in de kaft. Ik wilde daar geen verbinding mee hebben. Ik heb ze niet geprint, ik heb er niks mee gedaan. Ik heb de usb-sticks gekregen, laten afdrukken en ik kreeg de spullen in een envelop terug. Ik heb geen idee wat erop stond, maar ik wilde op geen enkele manier daarmee in verband gebracht worden.
Ik heb overwogen dat het zo zou kunnen zijn dat er op het moment van publicatie een negatieve omstandigheid bij zou komen op de inhoud van de usb-sticks. Daar wilde ik niet mee in verband gebracht kunnen worden.
U vraagt mij waarom ik de usb-stick dan naar [medeverdachte 2] heb gebracht, als ik er zo mee bezig was. Ik heb die usb-stick gewoon als postbode bezorgd. Ik was bezig met de inhoud van de usb-sticks omdat ik blanco wilde blijven en een schoon blazoen wilde houden.
U houdt mij voor dat een neutrale lezer ook kan denken dat ik niet betrapt wilde worden. Ik wist niet wat er op de usb-sticks stond. Ik wilde schoon blazoen houden, ik wilde niet in verband gebracht worden met verkeerde uitingen.
Soms deed [medeverdachte 1] de usb-sticks bij mij in de bus, ik weet het niet. U houdt mij voor dat als [medeverdachte 1] naar mij toe kwam, dat hij dan door [plaats] kwam waar [medeverdachte 2] zat. U vraagt mij waarom [medeverdachte 1] het niet gewoon zelf deed. Ik kende [medeverdachte 2] . Ik betaalde hem soms, soms deed hij het gratis.
De jongste raadsheer houdt; de volgende passage uit het ovc-gesprek van 23 mei 2019 voor en vraagt verdachte wat hij daarmee bedoelde:
" [medeverdachte 1] Alleen al die post bezorgen [verdachte] in Duitsland
[verdachte] Ja dat is wat
[medeverdachte 1] Dat is al een klus. We zijn gewoon euh om één uur zijn we maandag gegaan en toen was ik om half vijf weer terug om een geschikte bus te vinden hè. Het is gewoon allemaal een klus.
[verdachte] Ja., en in Duitsland postzegels opplakken?
[medeverdachte 1] jaja Zeker.
[verdachte] Die moet je ook nog ergens weg halen
[medeverdachte 1] jaja
[verdachte] Verdomme jonge Het is allemaal niet niks hoor. Iedere keer weer moet je héél voorzichtig zijn als eng (fon) der aan komt
[medeverdachte 1] Ja
[verdachte] En dat je niks achter laat der onder”.
De
verdachtevervolgt zijn verklaring in antwoord op vragen van de jongste raadsheer, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] vertelde dat hij in Duitsland post had bezorgd. Achteraf blijken dat de zwartboeken te zijn. Ik wist niet dat er toen al een brief in de zwartboeken zat. Ik heb er kennelijk rekening mee gehouden dat er iets in kon zitten wat niet positief was en waarop inderdaad geen sporen achtergelaten moesten worden.
U houdt mij voor dat als je van niks weet en iemand daar iets op de bus doet, je toch helemaal niet bezig bent met sporen achterlaten. Ik moet nadenken over de context en hoe ik het heb gezegd. Ik heb tegen hem aan gepraat en meegepraat: Ook daarin heb ik geen actieve rol gehad. Hij heeft die brieven gepost en ik zeg daar wat van. Ja, je wekt dan de indruk dat er misschien wel eens bezwaarlijke dingen in die brief kunnen staan of in zo een envelop.
U houdt mij voor dat ik zelf zeg dat je heel voorzichtig moet zijn als je daar aan komt en dat je niks achterlaat. Dat was een uiting van mij en meer niet.
Het klopt dat toen ik zei dat ik adressen nodig had voor signaalbrieven, dat het ging om bedrijven die meewerkten aan de bouw van windturbines, niet alleen de bouw zelf, maar ook de bedrijven die betrokken waren. Ja, ook broodzaken.
U houdt mij een passage voor waarbij het gaat om de adressen en waarin [medeverdachte 1] tegen mij zegt: "
Als ik volgende week donderdag omslagen heb, is dat vroeg genoeg”, en dat ik zeg: "
Ik heb gister bij [organisatie 3] ook nog met nadruk gezegd: ik wil graag van jullie weten wie betrokken is bij de aanleg, bij alles wat om die windturbines heen zit. Ik heb te weinig adressen in de postbus gehad.”
Het klopt dat ik zeg dat dat adressen waren voor de signaalbrieven. U vraagt mij wat [I] ermee te maken heeft. [I] herbergde medewerkers die aan de windturbines meewerkten. Ja, het ging zover dat we iedereen die betrokken was en faciliteerde bij de windturbines een signaalbrief zouden sturen. Dat ging inderdaad ver, maar de impact van de plannen van de windturbines ging ook heel ver. Het is nog steeds een hele grote zaak.
De
jongste raadsheerhoudt de volgende passage uit een ovc-gesprek van 9 mei 2019 voor met betrekking tot het [I] :
" [medeverdachte 1] : Ja niks .... nee ... nee ik heb er een paar gekregen ehh [I] [verdachte] , wat is dat?
[verdachte] : Dat zit in het centrum van [plaats] , daar zit een ehh dat hoorde ik gisteravond dat hoorde ik gistermorgen ehh wij hebben hier laatst Engelsen horen praten.”
De
verdachtevervolgt zijn verklaring in antwoord op vragen van de jongste raadsheer, zakelijk weergegeven:
Medewerkers die meewerkten aan windturbines waren in het hotel aanwezig. Daarom moesten zij ook een signaalbrief krijgen. Het ging om de bedrijven die betrokken waren in brede zin. Het ging dus inderdaad verder dan alleen de infrastructuur.
U vraagt mij of ik hobby’s heb. Ik heb veel hobby’s. U vraagt mij of ik natuurliefhebber ben. Ja, dat ben ik wel.
U vraagt mij of ik vogelaar ben en houdt mij een passage voor uit het ovc-gesprek van 9 mei 2019 waarin [medeverdachte 1] en ik praten over vogels kijken en dat het vogels kijken niet doorgaat.
Wat wij gingen doen, wij zouden met een grote groep mensen lopen naar windturbines in aanbouw. Dat heeft niks met vogels kijken te maken, maar we wilden niet dat het van tevoren bekend was. Daarom spreken we er op die manier over.
(…)
In antwoord op vragen van de voorzitter verklaart de
verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb [medeverdachte 1] niet gevraagd naar de inhoud van het drukwerk. Ik wilde dat niet weten. U vraagt mij of ik dat niet wilde weten om later te kunnen zeggen dat ik van niks wist. Niet op voorhand. Ik wilde op geen enkele manier in verband gebracht kunnen worden met iets dat op die usb-stick zou staan als dat niet zou deugen. Ik heb dat niet gevraagd. Ik heb gewoon gedacht ‘ik breng de stick weg, ik ben postbode, ik ben niet verantwoordelijk, ik hoef het niet te weten’. Ik heb inderdaad twee keer geld gegeven toen ik die usb-sticks bracht.
[medeverdachte 2] schatte de kosten voor het drukwerk. Hij zei: ‘doe maar twintig euro’. U vraagt mij of dat zo ging als er 10.000 pamfletten gedrukt moesten worden, Nee, dat was niet best, maar zo zal het zijn. Zo is het. Heel vaak zei hij ook dat het zo goed was. Als hij had gezegd dat het 500 euro was, dan had ik dat niet betaald. Ik kan dat vanuit [medeverdachte 2] verklaren – en dan praat ik voor iemand anders – doordat hij de windturbines ook niet zag zitten.
U vraagt mij naar de relatie met het [I] en dat ik de avond ervoor Engelsen had horen praten. Zij waren er ook met auto’s met tekstopdruk aan de buitenkant. Het klopt dat ik dat toen niet heb uitgelegd, maar zo gaat het.
(…)
In antwoord op vragen van de advocaat-generaal verklaart
de verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb niet geweten van het politieonderzoek en dat ik onderwerp van het onderzoek was. U houdt mij voor dat ik in een tapgesprek wordt gewaarschuwd voor meeluisteren en dat ik zeg dat ik dat weet, dat ik heel voorzichtig doe en dat ik al onder de auto heb gekeken of er een baken onder zat.
U houdt mij voor dat dat lijkt op een soort bewustheid. Dat klopt. In eerste instantie heb ik mij niet gerealiseerd dat er een politieonderzoek gaande zou kunnen zijn. Op een gegeven moment hebben mensen mij gewaarschuwd, dat ik mogelijk gevolgd werd omdat ik woordvoerder was. Ja, ik heb toen ook onder mijn auto laten kijken voor een baken. Ja, dat gaat best ver. In mijn telefoongesprekken heb ik daar geen rekening mee gehouden. Het was geen bewuste afweging om tijdens de gesprekken bij de McDonalds iets openlijker te spreken dan over de telefoon.
U wijst mij op een passage uit het laatste ovc-gesprek, op pagina 494, over het idee van een wapen en over geld en dat ik zeg dat er ook wel geld van [organisatie 3] is. Ja, ik geef dat antwoord, maar ook bij die uiting stopt het verhaal. Ik heb geen enkele bedoeling gehad om bij [organisatie 3] om geld voor een wapen te vragen. Ik zeg alleen tegen [medeverdachte 1] dat er bij [organisatie 3] nog 3500 euro staat, niet dat dat beschikbaar is. U houdt mij voor dat ik dat heb gezegd in de context dat geld bij elkaar gelegd moet worden. Die context heb ik er bij deze uiting niet aan gegeven. Ik heb het alleen genoemd in de context van praten, zeggen en niet doen. Ik heb in alle gesprekken meegepraat, mensen gelijk gegeven, nergens een blokkade opgeworpen, ik heb nergens keihard ‘nee’ op gezegd, ik heb alleen maar meegepraat.
U wijst mij op een passage (bovenaan) pagina 1362 met betrekking tot adressen, waarbij de politie zegt dat het gaat om het zwartboek, en dat het erop lijkt dat ik zeg: ‘
ja, dat moet dan dat geweest zijn, dat het daarmee te maken heeft, in algemene zin, in alle openheid, daarvan af te zien, ja dat heeft dan te maken met de zwartbrieven'.
Ja, daar geef ik aan dat het te maken zou hebben met zwartbrieven. Het is een beetje een rare tekst, want het gaat om signaalbrieven en verkeersbrieven en een zwarte kaft, niet over zwartbrieven. Ik weet niet waar die opmerking weg komt.
U houdt mij voor dat u dat begrijpt als dat ik een deel van de adressen wel koppel aan de zwartbrieven. Ik ben nooit verder gekomen dan dat de adressen bestemd waren voor de signaalbrieven.
Het klopt dat ik uit eigen zak geld aan [medeverdachte 2] heb betaald voor drukwerk. Als hij drukwerk deed, hoefde hij dat niet gratis te doen, vond ik. En dat deed hij meestal wel. De eerste twee keer heb ik hem daar geld voor gegeven. Ik was dan niet actief betrokken, maar omdat ik hem goed kende, vond ik dat ik hem iets moest geven voor zijn acties. Ik had inderdaad ook tegen [medeverdachte 2] kunnen zeggen dat hij een factuur naar [medeverdachte 1] moest sturen, maar daar heb ik niet aan gedacht. U vraagt mij of ik zelf ook weleens handschoenen heb aangedaan bij het ophalen van drukwerk, omdat in een ovc-gesprek die indruk wordt gewekt als wordt gesproken over handschoenen en ik zeg ‘dat doe ik ook of ik pak een doekje’.
Dat zou ik gezegd kunnen hebben, maar daarvan is geen sprake geweest.
U vraagt mij of met het praatje dat [medeverdachte 2] klaar moest hebben, het de bedoeling was dat mijn naam niet genoemd zou worden. Dat heb ik er niet expres bij gezegd., Ik wilde op geen enkele manier betrokken zijn bij de usb-sticks in de zin van wat daarmee ging gebeuren. Ik kan mij niet herinneren dat ik heb gezegd dat hij niet moest zeggen dat hij de usb-sticks van mij had.
De
advocaat-generaalhoudt verdachte voor dat in een ovc-gesprek in mei wordt gesproken over het opblazen van bruggen, onklaar maken en het lastig vinden van mensen die klussen kunnen opknappen, waarin verdachte ook zegt (op pagina 479):
“Ik heb ook wel rond zitten kijken naar mensen die dat kunnen doen. "
De
voorzittervoegt toe dat in dat verband is gesteld dat die mensen A. slim en B. 100% betrouwbaar en niet bang moeten zijn.
De
verdachtevervolgt zijn verklaring in antwoord op vragen van de advocaat-generaal, zakelijk weergegeven:
Dit was een beetje weggezakt, maar ook hier heb ik alleen meegepraat zonder bedoelingen. Ik heb absoluut niet rondgekeken. Dit was allemaal in de context, zoals iedere keer: [verdachte] vertelde iets, ik gaf hem alleen maar gelijk, ik viel hem daarin bij, maar ik heb er nooit iets mee gedaan. Na deze gesprekken stopte het.
U vraagt mij naar de noodzaak om zelf ook duiten in het zakje te doen.
Ik heb alleen maar meegepraat en ben hem bijgevallen. Ik heb niemand gezocht, dat heb ik niet gedaan.
De
verdachtevervolgt zijn verklaring in antwoord op vragen van de voorzitter, zakelijk weergegeven:
Er is geen sprake van dat ik in mijn hoofd mensen bij langs ben gegaan. Het zou grootspraak kunnen zijn geweest. Ik heb er in ieder geval geen enkele bedoeling mee gehad. Ik zou het niet in mijn hoofd halen om mee te zoeken naar mensen voor dit soort plannen. U houdt mij voor dat wanneer dingen in het dossier uitgelegd worden zoals het openbaar ministerie dat wil, dat ze belastend zijn. Ik realiseer mij dat. Ik heb die uitingen gedaan, maar daar heb ik niks mee gedaan. Dat is steeds de rode draad.
(…)
De
raadsmanhoudt de volgende passage voor uit het ovc-gesprek op 9 mei 2019, pagina 445/446, met de vraag waar dit over gaat:
" [medeverdachte 1] : Dat is geen geen brand ehh [betrokkene 20] en [betrokkene 21] die zijn adressen bij mekaar aan het ehh die gaan dat allemaal doen.
[verdachte] : Super. Je hebt zoveel adressen?
[medeverdachte 1] : Jaa
(...)
[medeverdachte 1] : Die ehh we hebben een ehh lijstje en ehh ik heb er ook weer nieuwe bij. Jongen. [betrokkene 22] , de houtboer komt er bij en ehh: [betrokkene 23] een transportbedrijf, dus ehh we moeten onze ogen open houden".
In antwoord op vragen van de
raadsmanverklaart de verdachte, zakelijk weergegeven:
Dat gaat allemaal over de signaalbrief.
U houdt mij voor dat verderop op pagina 446 is opgeschreven uit mijn mond:
"
Ik heb maandag [Y] overleg en vanmiddag overleg gehad en uit betrouwbare bron vernomen dat ze inmiddels drie mensen op de korrel hebben, Dat zijn die mensen die ze direct hebben kunnen linken aan die dreigbrieven.” En dan zegt [medeverdachte 1] ‘
Ja?".
Dat zal te maken hebben met dreigbrieven die verstuurd zijn. Daar kwam ik in de pers achter en bij de [Y] wisten ze mij te vertellen dat daar drie mensen aan gelinkt konden worden. Ja, ik haalde de kennis over de dreigbrieven uit de media. Ik hoorde altijd alles in de media.
U houdt mij de passage voor op pagina 447:
‘Ik heb natuurlijk nog allemaal even op trom geslagen, want dat is om even met jouw woorden, maandag hadden we ook gezegd wel of geen brieven wegsturen die geen effect hebben, je moet het goed doen.”
U vraagt mij of dat weer over de signaalbrief gaat. Ja, dat gaat over de signaalbrieven. Binnen [organisatie 3] en [organisatie 2] waren daar allerlei ideeën over. Er is veel over gezegd, maar die zijn niet verstuurd.
[medeverdachte 2] stopte de bestelling in een envelop en ik kreeg de envelop mee. Ik herinner mij niet dat ik een kaft heb opgehaald. Dat zou een zwaar pakket moeten zijn geweest. Dat herinner ik mij absoluut niet. Het klopt dat ik de binnenkant van het zwartboek, die brief, niet kende. Het doel van het zwartboek an sich was het sturen naar bedrijven die meewerkten aan de windturbines en daar zou dan een brief in komen te staan. [medeverdachte 1] had het over de opbouw van het zwartboek, daar zou een bladzijde in komen. Ik wist niet wat hij op de bladzijde zou schrijven, maar het ging erom dat [medeverdachte 1] daarmee de bedrijven wilde ontmoedigen om mee te doen aan de bouw van windturbines. In welke vorm heeft hij mij niet verteld.

De jongste raadsheer deelt mede, zakelijk weergegeven:

Uw raadsman hield net een passage voor over adressen waarover u zegt dat die voor de signaalbrieven waren, maar wat ik niet begrijp is dat in dat stuk – dat deel heeft de raadsman overgeslagen – ook wordt gezegd, op pagina 446: “
Maandagmiddag hebben wij in Duitsland een pakket op de post gedaan, in de buurt van [plaats] . Daar hebben we het in de bus gegooid. Als men dat weet te traceren dan gaat men dat linken aan [plaats] ." En dan zegt u: “
Het toneelstuk is enorm.” En dan moet u lachen. En dat staat precies tussen het stuk dat de raadsman u zojuist voorhield dat ging over de signaalbrieven.
In antwoord op vragen van de jongste raadsheer verklaart
de verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb geen idee wat dit pakketje uit Duitsland is, ook niet wat met toneelstuk wordt bedoeld.
Ik heb geen idee wat hij bedoelde met de link aan [plaats] . U houdt mij voor dat u het opmerkelijk vindt dat ik het net, toen mijn raadsman iets voorhield, wel wist en dat ik bij dit deel uit hetzelfde gesprek waarin het ook gaat over een verzendlijst en over het versturen van een pakketje vanuit Duitsland, niet weet waar het over gaat. Ik weet het niet. Ik weet niet waarom ik heb gezegd ‘het toneelstuk is enorm’. Ik kan die verbinding niet leggen nu. Ik denk niet dat er signaalbrieven vanuit Duitsland verstuurd zouden worden.
(…)
De
raadsmanstuurt zijn (digitale) pleitnota, welke aan dit proces-verbaal is gehecht, per e-mail naar de griffier en de advocaat-generaal. De griffier zendt de pleitnota per e-mail door naar de raadsheren.
De
raadsmanvoert het woord overeenkomstig zijn pleitnota, met uitzondering van de vierde alinea op pagina 4. (…)’
9. De pleitnota die de raadsman (digitaal) heeft overgelegd, houdt onder meer het volgende in (met weglating van voetnoten):

Feit 1
Feitelijkheid?
Los van de vraag of cliënt betrokken is of niet, moet de vraag beantwoord worden of sprake is van een poging tot dwang. Daarvoor is noodzakelijk dat een poging wordt gedaan om door geweld of een feitelijkheid, dan wel bedreiging daarmee de ontvangers worden gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Bepalend is de tenlastelegging.
De tekst van de brief onder feit 1 sub a (“Aan de directie”) is zeer zeker niet vriendelijk. Maar strikt genomen staat er niet meer in dan dat rekening moet worden gehouden met “zeer onaangename ervaringen” en dat de leefomgeving van de afzender is verwoest. “U kunt de schade beperken door de bevolking verder met rust te laten. Dan zullen wij in het zwartboek geen namen van het personeel vermelden.”
Het dwingen iets te doen is het voortaan met rust laten van de bevolking. Met geweld wordt niet gedreigd, het moet dus gaan om een feitelijkheid. Die feitelijkheid is blijkens deze brief het niet vermelden van namen van het personeel in het zwartboek.
Het begrip ‘feitelijkheid’ is enigszins vaag. Een hard criterium is er niet. De wetgever heeft alleen gesproken over de “dwingende kracht” die van feitelijkheden moet uitgaan. Er is wel rechtspraak.
(…)
Stuk voor stuk situaties waarin het voorstelbaar is dat van de gedragingen een “dwingende kracht” uit gaat.
In de brief onder a wordt echter niets geconcretiseerd. Geen geweld, alleen maar het mogelijk opnemen van namen in een zwartboek. Wat er met het zwartboek gebeurt, aan wie dit wordt verstrekt, of het openbaar wordt gemaakt e.d. is niet bekend. Ook in de tekst die onder b in de tenlastelegging vermeld is, wordt hierover niet gerept.
De vraag is of onder die omstandigheden sprake kan zijn van strafbare dwang of een poging daartoe. Wat de verdediging betreft is de tekst te onbepaald. Dat leidt om die reden tot vrijspraak. Dit doet overigens aan het laakbare karakter van de brief niet af.
De brief onder b is wel iets concreter (“constant achterom moeten kijken”), maar er wordt niet concreet gedreigd met geweld. Ook hier gaat het er om dat de ontvanger van de brief kennelijk kan voorkomen om een bladzijde over het bedrijf uit het zwartboek verwijderd te krijgen. Maar welke status dat zwartboek heeft, blijkt uit niets. Anders gezegd, in de teksten wordt niet gesproken over het publiceren of anderszins openbaar maken van het zwartboek. Wat is dan de dwingende kracht die de wetgever eist?
Een grensgeval dus wat de verdediging betreft. Ten aanzien van de in feit 1 onder a en b genoemde teksten bepleit ik vrijspraak om deze reden. De tekst onder c is eveneens niet heel concreet en duidelijk. Deze wordt op een hypothetische manier geschreven (“stelt u zich eens voor”) maar kan bij de ontvanger de indruk wekken dat er asbest wordt gestort op het bedrijf. Dit verweer gaat dus niet op voor de onder c genoemde tekst.
Dan de onder feit 3 opgenomen brief aan [betrokkene 12] van [J] . De inhoud van de brief is weinig fraai. Maar in feite wordt in die brief in vage bewoordingen – en wellicht enigszins cynisch – gerept wordt over het vertrouwen dat [betrokkene 12] zijn collega’s op de hoogte stelt van een nieuwe situatie voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden, met name het veiligheidsaspect. Verder wordt gerept over “nietsontziende projectontwikkelaars” en dat de werkgever van [betrokkene 12] kansen onbenut heeft gelaten om de bevolking tegemoet te komen. En er wordt gesproken over de mogelijkheid om persoonlijk langs te komen. Nogmaals, laakbaar. Maar u velt geen moreel oordeel maar moet oordelen of sprake is van een feitelijkheid in de zin van art. 284 Sr. De eis is minst genomen dat met voldoende concreetheid psychische druk wordt uitgeoefend. Dat de schrijver van het epistel tegen de activiteiten is die in het gebied worden verricht, is helder. Maar daarmee is het nog geen feitelijkheid?
Dus ook voor feit 3 leidt dit tot een vrijspraak.
Ten aanzien van de tekst van de brieven aan [betrokkene 14] en [betrokkene 16] ligt dit anders. [betrokkene 14] en [betrokkene 16] krijgen een ultimatum waarbij gedreigd wordt dat de onderneming bij niet inwilliging niet meer levensvatbaar is of dat beveiliging noodzakelijk is. Daarmee is sprake van een feitelijkheid en in het geval van [betrokkene 16] wellicht zelfs met bedreiging met geweld.
Is cliënt medepleger?
De vervolgvraag is of cliënt strafrechtelijk verantwoordelijk is. Of hij als medepleger kan worden beschouwd.
De bewijsconstructie van de rechtbank komt er op neer dat naast de diverse aangiftes gebruik wordt gemaakt van de OVC’s met [medeverdachte 1] . Daarnaast – maar die bewijsmiddelen staan in een iets verder verband – verklaringen van [medeverdachte 2] dat cliënt langskwam om een USB-stick te brengen.
• OVC’s
Kern van het bewijs zit dus in de OVC’s. Met name die van 4 april 2019, 9 mei 2019 en 23 mei 2019.
Ik heb de gesprekken beluisterd. De kwaliteit is niet best. De gesprekken zijn soms erg slecht of niet te verstaan.
In eerste aanleg is door de vorige raadsman gewezen op eenrichtingsverkeer. “Het is [medeverdachte 1] die [verdachte] op de hoogte stelt en informeert. [verdachte] reageert doorgaans kort met ja of oké of super maar ik zie in al die uitgewerkte gesprekken geen overleg terugkomen.” Ik ben het met de eerdere raadsman eens.
In het gesprek van 4 april ’19 reageert cliënt bijvoorbeeld “is die al in beeld?” Dan weet cliënt dus van niks. Of hij zegt “goedzo, goedzo” als [medeverdachte 1] een plan lanceert. Verder “ja” of “precies” als bevestiging dat hij [medeverdachte 1] begrijpt, “super” als blijk van instemming, of “ohw” als teken dat cliënt iets nieuws hoort. De rechtbank heeft als bewijsmiddel de passage opgenomen dat [medeverdachte 1] spreekt over het station [plaats] en dat een plaatselijke aannemer een brief in de bus heeft gekregen. [medeverdachte 1] zegt dan “die heeft ie ehh gisteren of eergisteren heeft ie die gekregen…. [verdachte] ”. Dat laatste is eerder een contra-indicatie voor het bewijs. Hieruit blijkt juist dat [medeverdachte 1] acties uitvoert waarvan cliënt onwetend is. [medeverdachte 1] vertelt cliënt hier dus iets dat [medeverdachte 1] al heeft gedaan.
In het gesprek van 9 mei ’19 komt hetzelfde naar voren. Ook hier veel instemmende geluiden van cliënt. “Goed”, “jaa”, “super”, “kijk aan”, “precies”, “tsjonge, jonge, jonge”, “nee”, “jeetje”, “ohw”. [medeverdachte 1] vertelt dat maandag een pakket op de post is gedaan in Duitsland. Cliënt reageert dan met “super”. Daarop geeft [medeverdachte 1] nog wat details, nl. dat het in de buurt van [plaats] op de post is gedaan. Ook hier zie ik louter een contra-indicatie voor het bewijs. Cliënt was van deze actie dus kennelijk onwetend (anders hoeft [medeverdachte 1] het immers niet aan cliënt mee te delen) en wordt door [medeverdachte 1] op de hoogte gesteld dat dit de maandag ervoor is gebeurd. Cliënt hoort het aan en reageert. Cliënt maakt geen deel uit van de uitvoering, zoals de rechtbank in het vonnis overweegt. Wellicht kan cliënt verweten worden dat hij het niet heeft afgekeurd, dat hij niet is weggelopen en geen tegengas heeft gegeven, maar het ontbreken van tegengas of instemmen met mogelijk strafbaar gedrag impliceert nog geen medeplegen.
Dat blijkt ook in het gesprek van 23 mei 2019. [medeverdachte 1] spreekt dan over een lastige klus. “We zijn gewoon euh om een uur zijn we maandag gegaan en toen was ik om half vijf weer terug om een geschikte bus te vinden he. Het is gewoon allemaal een klus.” En cliënt vraagt dan: “Ja.. en in Duitsland postzegels opplakken?” Cliënt weet dus niet hoe dat gegaan is met die postzegels en [medeverdachte 1] informeert cliënt hierover. Geen medeplegen, hooguit wetenschap achteraf.
Opvallend is ook nog een opmerking van [medeverdachte 1] over drie mensen die “ze” kunnen linken aan de dreigbrieven. Cliënt antwoordt dan met “ja?”. Ook hiervan weet cliënt dus niks.
In dat gesprek is ook een passage opgenomen waarin cliënt het volgende zegt: ”En ik heb natuurlijk nog allemaal .... even op de trom geslagen want dat is om ...ntv.. en even met jouw woorden. Maandag hadden we ook gezegd...wel of geen brieven wegsturen die geen effect hebben, je moet het goed doen.” Blijkt daaruit dan dat cliënt de drijvende kracht was – samen met [medeverdachte 1] – achter het versturen van zwartboeken en dreigbrieven? In eerste aanleg is door de rechtbank hier ook naar bevraagd. Cliënt heeft toen geantwoord dat dat gesprek niets te maken had met de brieven die rond 15 mei werden ontvangen. Cliënt verklaart later ter zitting ook dat ze bezig waren met een conceptbrief . Wij wilden met die brieven de bedrijven er op wijzen wat er werd aangericht voor de mensen in de omgeving waar de windmolens zouden komen. Die brief is een concept gebleven.”
Ik heb met cliënt hierover gesproken. Hij overhandigde mij mailwisseling vanuit de actiegroep [organisatie 2] vanaf eind 2018 tot eind april 2019. In die correspondentie blijkt dat door personen nagedacht wordt over een brief aan de bouwbedrijven. Cliënt was daarmee ook actief. Als cliënt spreekt over brieven of adressen, wil dat niet zeggen dat hij het heeft over dreigbrieven of adressen aan aangevers in deze strafzaak. Een en ander wordt bevestigd door de getuige [betrokkene 44] bij de r.c. waarin hij verklaart de schrijver van de conceptbrief te zijn in die mail.
Cliënt heeft dus wetenschap van acties die door [medeverdachte 1] zijn opgezet. Cliënt heeft zich niet gedistantieerd. Heeft het wellicht op basis van de gesprekken misschien zelfs wel goedgekeurd. Maar dat is niet genoeg voor het bewijs. De lat ligt hoog voor het bewijs van opzet en voor medeplegen. Er moet sprake zijn van een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict. Sympathiseren met een dader – wat u er moreel ook van vindt – levert niet een dergelijke bijdrage op.
Cliënt valt bij, stemt in met wat hij hoort, maar voert niets uit.
Uit het gesprek blijkt dat [medeverdachte 1] cliënt informeert. “ [betrokkene 42] die krijgt ehh die krijgt er ook één.” “ (…) wat betreft [A] dat hebben we goed ingeschat die hebben we geen ultimatum gegeven” enz. betekent dat cliënt hiervan geen weet heeft en wordt geïnformeerd. Als cliënt reeds wetenschap zou hebben van deze brieven, waarom zou hij dan door [medeverdachte 1] op de hoogte gesteld moeten worden in dit gesprek?
Dat geldt ook voor het gesprek op 23 mei 2019. [medeverdachte 1] : “ (…) er zijn weer 17 de deur uitgegaan”. Zo’n passage is alleen logisch als cliënt van die verzending geen weet had. Cliënt reageert vervolgens instemmend met “mooi”.
De uitleg die de rechtbank aan deze gesprekken geeft, is te ruim.
U moet niet vergeten dat cliënt wel tegen windmolens was. En dus actie op zichzelf niet afkeurde. Als hij bijvoorbeeld in zo’n gesprek zegt “we moeten gewoon keihard druk blijven zetten” past dat in de aversie van alles wat met windmolens te maken had. En als u het gesprek leest of beluisterd, blijkt dat deze passage past in een gesprek over een brief aan de Rabobank en later over gemeenten die aangesproken zouden moeten worden. Cliënt verwijst dan naar ene [betrokkene 43] die adviseert een korte brief te sturen. Geen dreigbrief dus, maar een – zoals cliënt dat heeft genoemd – “verkeersbrief” of signaalbrief.
Uit de conceptbrief van [betrokkene 44] zoals in de mailwisseling naar voren komt, blijkt van deze aversie. Een indringende oproep om geen medewerking te verlenen aan het te realiseren park.
Het is dus gevaarlijk om alles wat in die gesprekken met [medeverdachte 1] over windmolens en brieven gaat, maar voetstoots onder de ten laste gelegde dreigbrieven te scharen.
Het was immers de bedoeling van [organisatie 2] om bedrijven aan te schrijven. Een oproep om niet mee te werken aan de bouw van windmolenparken. Een legale oproep, geen druk of dreiging. Ik verwijs nogmaals naar de mailwisseling van eind 2018/begin 2019 van [organisatie 2] waaruit dit blijkt. En cliënt was woordvoerder van [organisatie 2] . En dat past ook bij de brieven die verstuurd zijn, zoals de brief naar de Rabobank van begin 2019.
De rechtbank hecht in het vonnis bijzondere aandacht voor het gesprek van 9 mei 2019 met [medeverdachte 1] over “te weinig adressen” en het “ [I] ”. [medeverdachte 1] zat ook bij [organisatie 2] . Dat maakt het ook logisch dat het hier om een verkeersbrief/signaalbrief gaat, niet om een dreigbrief. Het is hetzelfde gesprek waarin cliënt die term ‘verkeersbrief’ ook benoemt.
Het gesprek van 23 mei 2019 is wat dat aangaat veelzeggend. De inleiding ademt een sfeer van frustratie. Het systeem is corrupt en ziek, burgers hebben “geen ruk” meer te vertellen enz. Overigens allemaal uitlatingen van [medeverdachte 1] , niet van cliënt. Maar uit het gesprek volgt wel dat cliënt het er mee eens is. Vervolgens benoemt [medeverdachte 1] dat ze “met papier bezig” zijn. “Met de pen en psychologisch proces”. En opnieuw klinkt instemming van cliënt.
Daarna meldt [medeverdachte 1] dat “16 de deur zijn uitgegaan”. En vlak daarvoor wordt ook de naam “ [K] ” genoemd. Als dat door [medeverdachte 1] wordt verteld, impliceert dat dat cliënt hiervan op dat moment onwetend is. Anders hoeft [medeverdachte 1] het immers aan cliënt niet te vertellen. Cliënt reageert hierop met “mooi”. Dus instemming, maar zeer zeker geen gezamenlijke uitvoering. Of geen – zoals de rechtbank dat noemt – “strategie bepalen en het selecteren van bedrijven/personen die een zwartboek/dreigbrief moeten ontvangen”. Als een iemand de strategie bepaalt, dan is dat [medeverdachte 1] . En u kunt cliënt verwijten dat hij een luisterend oor biedt, geen afstand neemt en in enkele gevallen reageert.
Overigens blijkt uit die gesprekken niet dat cliënt weet of op de hoogte wordt gesteld van de inhoud van de brieven. Hooguit de strekking.
Ook meldt [medeverdachte 1] dat [betrokkene 12] , de woordvoerder van [K] , persoonlijk is aangeschreven. “(…) die hebben wij persoonlijk aangeschreven”. Cliënt reageert daarop met “juist”. Dat kan toch niets anders inhouden dan dat cliënt van nieuws op de hoogte wordt gesteld? Als cliënt hiervan reeds af zou hebben geweten of als cliënt in die passage in het gesprek onder “wij” zou vallen, dan kan ik niet verklaren waarom [medeverdachte 1] dit vertelt, waarom hij dit op deze manier vertelt, en dat cliënt daarop op deze wijze reageert. Oftewel, deze passage is door de rechtbank als bewijsmiddel gebruikt, maar is juist een contra-indicatie voor het bewijs van medeplegen.
Dat past ook bij het vervolg. [medeverdachte 1] zegt onder meer “Wij kunnen ook gewoon heel gemakkelijk bij jullie aan de deur komen. Houd daar rekening mee. In die trant [verdachte] .” Cliënt antwoordt “ja, ja”. En daarna zegt [medeverdachte 1] : “Ik heb er ook bij gezet van, we vertrouwen erop dat je je collega’s hiervan in kennis stelt.” [medeverdachte 1] spreekt in de “ik”-vorm. Uit niets blijkt dat cliënt aan deze actie heeft deelgenomen. Integendeel. Cliënt krijgt dit als nieuwtje te horen. Cliënt reageert met “super”. Opvallend is dat in de brief (‘aanvulling op het zwartboek’, over asbest) inderdaad een passage is opgenomen “Waarschuw uw collega bedrijven (…)”. Dat past bij wat [medeverdachte 1] heeft verteld aan cliënt dat [medeverdachte 1] in de brief heeft gezet dat collega’s in kennis gesteld moeten worden. Een dag na dit gesprek ontvangt [betrokkene 3] deze brief. En als [medeverdachte 1] later in het gesprek zegt “ De [V] die gaat vandaag” valt op dat [medeverdachte 1] dat aan cliënt meedeelt en dat daarna OGB ook daadwerkelijk deze brief ontvangt. En ook [betrokkene 12] van [K] ontvangt een brief waarin is vermeld dat de schrijver verwacht dat hij zijn collega’s “in kennis stelt van de nieuw ontstane situatie”.
Een sterke indicatie dat [medeverdachte 1] – met anderen – voor deze brieven verantwoordelijk is en niet cliënt.
En als cliënt aangeeft wel adressen te hebben dan lijkt het alsof de rechtbank redeneert dat dit enkel kan slaan op de dreigbrieven. Dan kan, maar dat hoeft niet. En gelet op de loop van het gesprek en de signaalbrief waaraan gewerkt werd, is het heel wel mogelijk dat het hier om adressen gaat voor een andere brief. En dat cliënt dus niet op de hoogte was van de inhoud van de brieven. [medeverdachte 1] bepaalde, regisseerde en voerde uit, cliënt hoorde het aan.
Illustratief is de OVC van 9 mei 2019 waarin [medeverdachte 1] tegen cliënt zegt: “ [A] gaan we een [A] zetten, die staat wel op de nominatie hoor! En ehh wat…We hebben de de de projectontwikkelaars, die krijgen hebben dus deze kaft gekregen met een aparte schrijven erbij.” Dus [medeverdachte 1] vertelt dat er bedrijven zijn die een kaft hebben gekregen met een aparte brief erbij. Cliënt wordt hiervan op de hoogte gesteld en reageert met “Ohw”. Geen gezamenlijk uitstippelen van een strategie, geen gezamenlijk plan.
• [medeverdachte 2]
In het vonnis zijn ook verklaringen van [medeverdachte 2] als bewijsmiddel opgenomen. Hieruit blijkt dat cliënt bij hem een USB-stick langs bracht en dat na het printen de stick door [medeverdachte 2] werd verwijderd en weer werd meegenomen. Is dat bewijs van medeplegen?
Dat cliënt bij [medeverdachte 2] kwam, staat niet ter discussie. Dat erkent cliënt ook. Hij kreeg die sticks van [medeverdachte 1] . En [medeverdachte 2] kende cliënt al langer. [medeverdachte 2] drukte wel vaker voor cliënt, ook zakelijk. In het dossier bevinden zich ook mailcontacten tussen [medeverdachte 2] en cliënt waaruit dat blijkt. Maar cliënt verklaart nooit op die USB-stick te hebben gekeken. Cliënt wist van het drukken van het zwartboek, maar verklaart niets te weten van de dreigbrieven. “Ben de postbode geweest naar [betrokkene 31] en [verdachte] .”
In zekere zin vindt dit bevestiging in het onderzoek op de computers van cliënt. De brieven staan niet op de computer en ook is niet vastgesteld dat deze ooit zijn geopend. Dat was wel logisch geweest indien cliënt van de inhoud op de hoogte moet zijn geweest.
Ik begrijp uit het onderzoek dat de tekst aan de binnenzijde van het kaft ook door [medeverdachte 2] moet zijn gedrukt. Het is dus geen tekst die nadien op de binnenzijde is aangebracht. [medeverdachte 2] verklaart deze tekst niet te hebben gelezen. En cliënt stelt deze tekst ook niet te kennen. Dat laatste is niet onlogisch als cliënt verklaart het drukwerk in een gesloten enveloppe te hebben ontvangen. “Ik weet niet wat er in die enveloppen zat.”
Niet bekend is waar de extra brieven zijn gedrukt. Uit onderzoek is niet komen vast te staan dat dit bij [medeverdachte 2] is gebeurd. Het ging bij [medeverdachte 2] dus enkel om het zwartboek en de tekst aan de binnenzijde van het kaft. Ik heb eerder al betoogd dat er geen bewijs is dat cliënt zich met die extra brieven heeft bezig gehouden. Op de gegevensdragers van cliënt zijn deze brieven niet aangetroffen. Ook is niet vastgesteld dat deze brieven daarop ooit zijn geopend. Het feit dat op de extra brief aan [K] het DNA van [medeverdachte 1] is aangetroffen en niet van cliënt past hierbij.
Conclusie is dat onvoldoende bewijs voor medeplegen. Cliënt ontkent, [medeverdachte 1] is de leider in de gesprekken, cliënt luistert en stemt in met nieuwtjes. Voor het overige blijft het bewijs hangen in aannames en suggesties.
Medeplegen moet op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad de afgelopen jaren meer worden gezien als het ten uitvoer brengen van een tevoren gemaakt gezamenlijk daadplan. De verdachte moet voldoende bijdrage hebben geleverd aan dat plan. In feite moet cliënt als een soort van gelijkwaardige partner in het criminele plan worden beschouwd. Daarvan is geen sprake.
Het OM verwees in eerste aanleg nog naar de auteursnaam [betrokkene 46] van de bestanden op de computer van [medeverdachte 2] . Volgens het OM komt deze auteursnaam ook voor “bij bestanden die waren verwijderd van een bij [verdachte] aangetroffen USB-stick”. Voor zover ik kan nagaan ging het niet om ‘bestanden’ maar om één bestand van een pamflet uit 2018. Maar cliënt heeft verklaard dat klanten allemaal hun gegevens aanleverden op een USB-stick. Er zijn ook vele sticks door de politie op het kantoor aangetroffen. Klanten laten die sticks achter en deze worden vervolgens (her)gebruikt. Als op een van die sticks blijkt dat een bestand van auteur [betrokkene 46] is verwijderd, zegt dat niets over de rol van cliënt. Sterker nog, indien cliënt dat zou hebben gedaan zou dat uit onderzoek aan de gegevensdragers moeten zijn gebleken. Dat zou het bestand immers geopend moeten zijn. De naam [betrokkene 46] is ook niet te linken aan cliënt. Bovendien zou cliënt wel buitengewoon dom zijn om zo’n stick gewoon op zijn bureau achter te laten in de wetenschap dat de auteur van beide documenten dezelfde is.
Ik bepleit vrijspraak van het 1 primair ten laste gelegde.
Is cliënt medeplichtig?
Indien cliënt geen medepleger is, moet worden vastgesteld of hij wellicht medeplichtig is. In de tenlastelegging is deze medeplichtigheid feitelijk uitgewerkt door – kortweg – een USB-stick te bezorgen en na het drukken van de brieven deze op te halen. Bovendien bestaat volgens de steller van de tenlastelegging de behulpzaamheid bij het strafbare feit uit het afleveren van adressen waar brieven bezorgd moesten worden en het verzenden van die brieven. Ten aanzien van die laatste twee handelingen heb ik al aangevoerd dat er geen bewijs is dat cliënt zich hiermee bezig heeft gehouden: de adressen hadden een ander doel en aanwijzingen dat cliënt actief is geweest bij het bezorgen van de brieven ontbreken.
Voor wat betreft de USB-stick is deze alleen van belang voor de onder b genoemde tekst. Dat was de tekst die aan de binnenzijde van het kaft van het zwartboek was afgedrukt.
Voor medeplichtigheid is dubbel opzet vereist. Opzet op het verschaffen van middelen en opzet op het gronddelict. Dat cliënt wist dat hij een USB-stick bracht naar [medeverdachte 2] , is geen bewijsprobleem. Maar heeft cliënt daarmee ook opzet op het gronddelict?
De rechtbank gebruikt als bewijsmiddel ook een passage in het OVC-gesprek van 23 mei 2019 waarin cliënt tegen [medeverdachte 1] over de drukker zegt “die zit er met zijn fikken aan”. Het valt op dat [medeverdachte 2] ontkent dat dit tegen hem is gezegd. Maar als u er van uit gaat dat dit tegen [medeverdachte 2] is gezegd, zou je hiermee wellicht kunnen aannemen dat cliënt rekening hield met problemen. Cliënt ging immers uit van het drukken van het kaft voor het zwartboek. Is dat volgens cliënt reeds strafbaar? Dat is niet ten laste gelegd, het gaat immers om de tekst aan de binnenzijde waarover cliënt verklaart hiervan onwetend te zijn geweest. Dan kan ik me voorstellen dat cliënt probeert te voorkomen dat er een link is naar de drukker en dergelijke uitlatingen doet. De rechtspraak van de Hoge Raad ten aanzien van medeplichtigheid is dat opzet van de medeplichtige niet gericht behoeft te zijn op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan maar het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel is gericht, moet wel voldoende verband houden met het gronddelict. Maar rekening houden met problemen, is nog geen opzet op dwang. En zelfs al zou cliënt wel weten dat er een brief bijgedrukt werd, dan kan die brief van alles inhouden. Smaad, belediging of wat dan ook. Een verband met kennis bij cliënt van dwang is te niet bewijzen.
Ook niet via voorwaardelijk opzet. Want cliënt verklaart dat hij onwetend was van de inhoud. En ik heb al onderbouwd dat er geen bewijs is dat dit anders is. Heeft cliënt dan bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat met het zwartboek strafbare dwang geprobeerd worden uit te oefenen?
Dat cliënt wellicht enige naïviteit kan worden verweten, betekent niet dat hij bewust een aanmerkelijke kans aanvaard dat hij meewerkt aan een strafbaar feit. Dat zou mogelijk anders zijn als cliënt van de tekst op de hoogte was, maar dat blijkt uit niets. Ik zie niet dat u opzet op het gronddelict kunt bewijzen.
Dat gold voor [medeverdachte 2] ook. Maar [medeverdachte 2] is door de rechtbank vrijgesproken. Volgens de rechtbank is niet te bewijzen dat [medeverdachte 2] kennis heeft genomen van de inhoud van de brief. Het OM heeft geen hoger beroep ingesteld.
Tot slot merk ik op dat cliënt volgens [medeverdachte 2] niet de enige was die USB-sticks bracht. [medeverdachte 2] beschrijft ook een oudere man met een witte bestelauto en “dun krullig haar”. Cliënt voldoet niet aan dit signalement en heeft ook geen witte bestelauto. Het gaat dus duidelijk om iemand anders. En [medeverdachte 1] noemt ook nog ene [betrokkene 15] uit [plaats] die bij brieven betrokken zou zijn. Ik stel vast dat het bewuste zwartboek en de brief aan de binnenzijde op 1 mei 2019 om 9.00 uur op de computer van [medeverdachte 2] is opgeslagen. Uit peilbakengegevens is komen vast te staan dat de auto van cliënt diverse malen bij [medeverdachte 2] is gesignaleerd. Op 1 mei 2019 bijvoorbeeld, maar pas aan het einde van de ochtend. Dat bezoek kan dus nooit met het opgeslagen zwartboek en brief te maken hebben. Dat geldt ook voor de bezoeken daarna.
Het baken is geplaatst op 28 februari 2019. Kennelijk is niet vastgesteld dat cliënt met zijn auto voor 1 mei 2019 9.00 uur bij [medeverdachte 2] is geweest. Dat zou wel moeten indien cliënt een USB-stick met daarop de bestanden van het zwartboek en de brief aan de binnenzijde van het kaft bij [medeverdachte 2] heeft gebracht. De vastgelegde bezoeken van cliënt aan [medeverdachte 2] vanaf 1 mei 2019 zullen dus om iets anders moeten zijn gegaan dan het bewuste zwartboek met tekst. Klaarblijkelijk niets illegaals. Hooguit zou uit de peilbakengegevens kunnen worden afgeleid dat cliënt het drukwerk nadien kan hebben opgehaald. Maar nogmaals, dan zal cliënt van de inhoud wel op de hoogte moeten zijn. En dat is wat door cliënt wordt betwist. Ik bepleit cliënt dus ook van het subsidiaire feit vrij te spreken.

Feit 3

Ook ten aanzien van dit feit is primair verweer gevoerd dat niet gesproken kan worden van een feitelijkheid.
Subsidiair nog kort het volgende.
Bij de feiten 3 en 4 is geen medeplichtigheid als subsidiaire variant ten laste gelegd. U moet dus bewijzen dat cliënt de pleger of medepleger is geweest.
Het gaat om de dwang jegens de [K] en/of [betrokkene 12] . Een brief die op 24 mei 2019 is ontvangen. Voor de vraag of cliënt verantwoordelijk gesteld kan worden voor verzending, verwijs ik naar mijn eerdere opmerkingen. In het bijzonder is van belang dat [medeverdachte 1] in een OVC van 23 mei 2018 aan cliënt bevestigt dat hij verantwoordelijk is voor het versturen van een brief aan [betrokkene 12] van [K] . “Die hebben wij persoonlijk ook aangeschreven, hij persoonlijk en de directie (…)”.
[medeverdachte 1] vertelt dit dus aan cliënt. Daaruit moet worden afgeleid dat cliënt tot dat moment onwetend was.
Ik bepleit vrijspraak van feit 3

Feit 4

Het gaat hier om de voltooide dwang jegens [betrokkene 14] en/of [Z] enerzijds en [betrokkene 16] en/of [CC] anderzijds.
(…)
Cliënt betwist betrokken te zijn geweest bij de brief aan [Z] . Voor deze brief is – anders dan bij het zwartboek – de verklaring van [medeverdachte 2] niet van belang omdat uit onderzoek niet naar voren is gekomen dat de brief daar geprint is.
Voor [betrokkene 16] geldt dat de brief op 2 april 2019 is bezorgd. Ik ga er van uit dat het schrijven en/of verzenden – anders dan bij [Z] – in de ten laste gelegde periode moet zijn geweest.
Cliënt ontkent. Meer bewijs dan dat cliënt gesprekken over brieven met [medeverdachte 1] heeft gehad is er niet. Het OM verwijst in het requisitoir in eerste aanleg nog naar een OVC van 4 april 2018 waarin [medeverdachte 1] zegt: “Bij ons wordt nu ehh ..ntv...station [plaats] wordt eh.. daar zijn ze nu begonnen nog eh een stuk bouwrijp maken van ...ntv.. park, ehh daar zit nu een plaatselijk aannemertje te graven en die heeft een brief in de bus.” Volgens het OM moet met het ‘aannemertje’ [betrokkene 16] bedoeld zijn. Cliënt reageert met “kijk eens aan.” Opnieuw ziet de verdediging in deze tekst juist een sterke aanwijzing dat cliënt er juist niets mee te maken heeft, hooguit wetenschap achteraf heeft. Want waarom zou [medeverdachte 1] dit tegen cliënt zeggen als cliënt hiervan al op de hoogte was? En waarom zou cliënt ‘kijk eens aan’ zeggen, als hij al wetenschap had van de verzending van de brief.
Wetenschap achteraf af, of zelfs instemming achteraf levert geen medeplegen op. Er moet sprake zijn van een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht
aanhet delict. In de literatuur wordt hierover vermeld: “Dit houdt in dat de medeplegers opzettelijk – wetens en willens – samenwerken
tothet verrichten van de delictueuze gedraging.” Medeplegen door achteraf in te stemmen of geen afstand te nemen, is niet mogelijk.
Ik bepleit ook van dit feit vrijspraak

Feiten 2 en 5

Opvallend is dat het OM ten aanzien van deze partiële vrijspraken appel heeft ingesteld, maar zich bij dezelfde vrijspraken in de zaak tegen [medeverdachte 1] heeft neergelegd.
De verdediging sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank.
Op 8 april 2019 heeft [A] een brief ontvangen. Maar ondersteuning voor betrokkenheid van cliënt is er niet. Terecht wijst de rechtbank op het feit dat in de OVC van 4 april 2019 niet over [A] wordt gesproken maar alleen in de OVC van een maand later. In dat gesprek zegt [medeverdachte 1] “We gaan [A] ” aanpakken. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] dat [A] een kaft heeft gekregen met een apart schrijven. Cliënt antwoordt met “Ohw”. Los van het feit dat hieruit volgt dat [medeverdachte 1] een plan heeft en cliënt neutraal reageert, sluit ik me aan bij de vaststelling van de rechtbank dat hieruit volgt dat kennelijk geen wetenschap is van een eerder verzonden brief.
Meer is er niet. In eerste aanleg is door het OM nog verwezen naar mogelijke overeenkomsten tussen diverse brieven. Maar in de kern blijft alleen over dat in de brief naar [A] gewaarschuwd wordt voor financieringsproblemen en een gebrek aan financiële dekking. Het OM in eerste aanleg verwees vervolgens naar een OVC van 4 april 2019 waarin door [medeverdachte 1] tot op zekere hoogte gesproken wordt over financiering. Los van het feit dat het ook hier weer gaat over [medeverdachte 1] die uitlatingen doet en cliënt slechts instemmend reageert, zijn de uitlatingen wel erg vaag en vertonen deze weinig overeenkomsten met hetgeen in de brief staat. Het woord ‘financiering’ is genoemd, maar daarna houdt elke overeenkomst op. Dat is te weinig om een bewezenverklaring op te stoelen.’

Bespreking van het tweede middel

10. Het middel behelst de klacht dat het hof (telkens) ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake was van (poging tot) dwang ‘door bedreiging met een feitelijkheid’ terwijl de bewezenverklaarde passages uit de brieven (gelet op de context waarin de brieven werden geschreven) onvoldoende ‘dwingende kracht’ hebben om van ‘dwang’ in de zin van artikel 284 Sr te kunnen spreken. De zogenoemde ‘bedreiging’ zou in de brieven niet concreet worden gemaakt. De inhoud van de brieven had volgens de steller van het middel gewogen moeten worden als afkomstig van verontruste burgers die duidelijk willen maken dat zij grote bezwaren hebben tegen de aanleg van windmolenparken in een kwetsbaar gebied. De brieven zouden niet meer zijn dan actiemiddelen in een gevecht tegen windmolens en hadden moeten worden beschouwd als uitingen die in beginsel onder de vrijheid van meningsuiting zouden moeten kunnen vallen. Het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ noopt volgens de steller van het middel tot terughoudendheid bij de kwalificatie van de gedragingen onder het begrip ‘dwang’. Al met al zou het oordeel van het hof dat de inhoud van de teksten zoals ten laste gelegd onder de feiten 1, 2, 3 en 4 is aan te merken als strafbare dwang door dreiging met feitelijkheden in de zin van artikel 284 Sr blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk zijn.
10. Artikel 284, eerste lid, onder 1o, Sr stelt strafbaar ‘hij die een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht hetzij tegen die ander hetzij tegen derden, wederrechtelijk dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden’. De dwangmiddelen ‘enige andere feitelijkheid en ‘bedreiging met enige andere feitelijkheid’ zijn in 1903 door de Stakingswet aan artikel 284 Sr toegevoegd. [2] Op basis van de parlementaire behandeling van deze wet concludeert Lindenberg dat voor de uitleg van de term feitelijkheid ‘nooit een eenduidig richtsnoer is gegeven’ en dat de vraag welke gedragingen volgens de wetgever aan het begrip feitelijkheden voldoen ‘in vrijwel elke richting te beantwoorden’ is. [3]
12. De Wet van 7 maart 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht BES met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking heeft de maximumstraffen gesteld op artikel 284 Sr verhoogd. [4] De memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel houdt onder meer in dat het bij artikel 284 Sr ‘ook om psychische druk door bedreiging met geweld’ kan gaan en dat het daarbij om ‘meer subtiele vormen van psychische druk’ kan gaan. [5]
13. Lindenberg maakt onderscheid tussen expliciete en impliciete bedreigingen. [6] Als een gedraging ‘onvoldoende specifieke gerichtheid’ bezit om als bedreiging met geweld, smaad of smaadschrift te worden aangemerkt, maar ‘zonneklaar (is) dat een nadeel in het vooruitzicht is gesteld, dan valt die gedraging waarschijnlijk onder het bestanddeel ‘bedreiging met enige andere feitelijkheid’’. [7] Deze ruime uitleg spoort met de ruime uitleg die in rechtspraak van Uw Raad aan het dwingen door een ‘feitelijkheid’ is gegeven. Daarin staat centraal of de verdachte ‘door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer tegen zijn of haar wil iets heeft gedaan, niet gedaan of geduld’. [8]
14. Onder 1 is bewezenverklaard dat de verdachte in de periode van 1 mei 2019 tot en met 13 juni 2019 (kort gezegd) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen medewerkers (etc.) van nader genoemde bedrijven alsmede nader genoemde personen door bedreiging met een feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen te stoppen met werkzaamheden voor of het faciliteren van de bouw van twee windmolenparken, dreigbrieven aan hen heeft geschreven, doen schrijven, verzonden of doen verzenden, terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid. Uit de bewijsoverwegingen volgt dat alle geadresseerden het ‘zwartboek’ ontvingen met daarin de tekst die onder b is opgenomen. Die tekst kondigt aan dat geadresseerde ‘het over onze rug verdiende, geld (gaat) uitgeven aan beveiliging’; dat afzenders ‘waar wij een gaatje vinden en het de moeite waard vinden (…) gebruik (zullen) maken van de gelegenheid om u het leven zuur te maken’, dat ‘Behandelingen zijn te verwachten op alle locaties’ en dat geadresseerde ‘constant achterom (zal) moeten kijken als u zich op straat begeeft’. De tekst gaat uit van: ‘Wij, de door de overheid en initiatiefnemers van windparken, belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe, mannen en vrouwen, vaders en moeders, opa's en oma’s, van hoog tot laag opgeleid. Kort gezegd: [organisatie 1] .’
14. Onder 2 is bewezenverklaard dat de verdachte in de periode van 1 april 2019 tot en met 8 april 2019 (kort gezegd) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen eigenaren/directieleden van [A] door bedreiging met een feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen te stoppen met werkzaamheden voor of het faciliteren van de bouw van twee windmolenparken, een brief aan hen heeft geschreven, doen schrijven, verzonden of doen verzenden, terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid. Deze brief hield onder meer in dat de onderneming kan ‘rekenen op grote problemen’ als zij overgaat ‘tot werkzaamheden’ en ‘dan door ons vogelvrij’ wordt verklaard. Voor de ‘onderneming nadelige, behandelingen zullen niet op locaties in Drenthe plaatsvinden, maar juist daarbuiten’, een internationale aanpak ‘is voor ons ook geen probleem’. Ondertekend is met ‘ [organisatie 1] . De door de overheid en initiatiefnemers van windparken, belazerde, belaagde, bedreigde en tot nu. toe als uitschot behandelde burgers uit Groningen en Drenthe.’
14. Onder 3 is bewezenverklaard dat de verdachte in de periode van 14 mei 2019 tot en met 24 mei 2019 (kort gezegd) ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen medewerkers (etc.) van [J] en woordvoerder [betrokkene 12] door bedreiging met een feitelijkheid wederrechtelijk te dwingen te stoppen met werkzaamheden voor of het faciliteren van de bouw van twee windmolenparken, een brief aan hen heeft geschreven, doen schrijven of doen verzenden, terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid. Deze aan [betrokkene 12] gerichte brief hield onder meer in: ‘Wij vertrouwen erop dat u uw collega’s in kennis stelt van de nieuwe ontstane situatie voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden. En dan met name het veiligheidsaspect.’ De ‘situatie’ zou door toedoen van zijn werkgever ‘meer dan grimmig’ zijn en ‘wij’ geven ‘het verzet nooit op. Ook niet als we daarvoor persoonlijk bij u langs moeten komen’. Deze brief is ondertekend door ‘ [organisatie 1] ’.
14. Onder 4 is bewezenverklaard dat de verdachte in of omstreeks de periode van 20 maart 2019 tot en met 5 april 2019 (kort gezegd) tezamen en in vereniging met anderen medewerkers/eigenaren/directieleden van bedrijven en personen, te weten [betrokkene 14] en [Z] B.V. te [plaats] alsmede [betrokkene 16] en [CC] te [plaats] , wederrechtelijk heeft gedwongen te stoppen met werkzaamheden voor of het faciliteren van de bouw van twee windmolenparken door dreigbrieven aan hen te schrijven, te doen schrijven, te verzenden of te doen verzenden. De dreigbrief aan [betrokkene 14] en [Z] hield onder meer in: ‘Dat wat u in 20 jaar heeft opgebouwd gaan wij zorgvuldig afbreken en daar nemen wij alle tijd voor.’ De onderneming is ‘niet meer levensvatbaar’ als geen persverklaring wordt uitgegeven dat de onderneming stopt met ‘de werkzaamheden voor de windboeren’. De brief aan [betrokkene 14] is met de brief aan (grondverzetbedrijf) [betrokkene 16] meegestuurd. De brief aan [betrokkene 16] zelf houdt onder verwijzing naar die brief in: ‘Wij hebben met u minder geduld. U krijgt 48 uur de tijd om uw onderneming veilig te stellen.’ Bij uitblijven van actie kan geadresseerde ‘het geld wat u, over onze rug, daar verdient uitgeven aan beveiliging van u en uw onderneming.’ Beide brieven worden ondertekend met ‘uw provincie genoten over wiens rug u zich wilt verrijken’.
14. Het hof heeft de inhoud van de in elk van de bewezenverklaringen opgenomen teksten – meen ik - als een bedreiging met feitelijkheden kunnen aanmerken. Daarbij neem ik niet alleen de inhoud van de teksten in aanmerking, maar ook de aanduiding van de personen die voor de tekst verantwoordelijk zijn. Die aanduidingen duiden op betrokkenheid van een grote(re) groep (niet bij name bekend gemaakte) personen die bereid zijn de impliciete bedreigingen ten uitvoer te brengen. Van een ‘actiemiddel’ dat onder de vrijheid van meningsuiting valt is geen sprake. Dat de exacte inhoud van de voorgenomen acties in de tekst niet nader wordt omschreven, doet er niet aan af dat van bedreiging met een ‘feitelijkheid’ kan worden gesproken. Voor zover de steller van het middel aanvoert dat de ‘dwingende kracht’ van de teksten onvoldoende zou zijn, wijs ik erop dat onder 4 twee voltooide bedreigingen bewezen zijn verklaard (vgl. de bewijsmiddelen 10, 11 en 12), en dat de inhoud van de teksten sterk vergelijkbaar is. [9] De inhoud van elk van de teksten is van zulke aard dat zij naar de gegeven omstandigheden beschouwd iemand kan dwingen, hem zijns ondanks te brengen tot hetgeen van hem wordt verlangd. [10]
19. Voor zover de steller van het middel heeft willen aanvoeren dat uit de bewijsvoering niet volgt dat sprake was van ‘wederrechtelijk’ dwingen, wijs ik erop dat uit rechtspraak van Uw Raad kan worden afgeleid dat het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ in artikel 284 Sr kan worden uitgelegd als ‘zonder bevoegdheid’. [11] Er is geen bepaling waar de bevoegdheid aan kon worden ontleend om de teksten die in de bewezenverklaring zijn opgenomen aan de geadresseerden te sturen.
20. Het oordeel van het hof dat de bewezenverklaarde gedragingen een bedreiging met feitelijkheden opleverden, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
20. Het middel faalt.

Bespreking van het eerste middel

22. Het middel behelst de klacht dat het oordeel van het hof ten aanzien van het medeplegen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk is. De verdachte zou slechts een luisterend oor hebben geboden aan [medeverdachte 1] . De steller van het middel voert aan dat uit de bewijsvoering niet volgt dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het opstellen en versturen van de brieven. De ovc-gesprekken bevestigen volgens de steller van het middel evenmin dat de verdachte een actieve betrokkenheid heeft gehad bij het opstellen en verzenden van de tenlastegelegde dreigbrieven. Dat de verdachte tijdens de gesprekken aantekeningen maakte van uitspraken die [medeverdachte 1] deed, is volgens hem een plausibele verklaring voor de bij de verdachte aangetroffen notities en daarmee evenmin redengevend voor het oordeel dat de verdachte actief betrokken is geweest bij het opstellen en versturen van de dreigbrieven. Dat de verdachte de inhoud van de brieven redigeerde, mede bedrijven selecteerde die een brief moesten ontvangen en adressen van die bedrijven liet verzamelen ten behoeve van de verzending van de brieven, zijn volgens de steller van het middel ‘niet meer dan veronderstellingen van het hof’. Dat verdachte eraan bijdroeg dat [medeverdachte 2] werk van [medeverdachte 1] heeft gedrukt, maakt hem nog niet verantwoordelijk voor de inhoud van dat drukwerk; daarbij zou uit de bewijsmiddelen niet volgen dat [medeverdachte 2] de in de tenlastelegging genoemde dreigbrieven heeft gedrukt.
22. Uw Raad overwoog in een arrest van 8 juli 2025 onder meer het volgende: [12]
‘2.3 Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. (Vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316.)
De vraag of aan de bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan hieromtrent geen algemene regels geven, maar slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het formuleren van aandachtspunten alsook door het beslissen van concrete gevallen, waarbij de toetsing in cassatie overigens sterk wordt gekleurd door de precieze bewijsvoering van de feitenrechter, waaronder begrepen een eventuele op het medeplegen toegesneden nadere motivering.’
24. De bewezenverklaarde feiten betreffen (kort gezegd) pogingen tot bedreiging (onder 1 t/m 3) en voltooide bedreigingen (onder 4). De strafbare gedraging betreft het een ander door bedreiging met een feitelijkheid wederrechtelijk (pogen te) dwingen iets te doen. De nauwe en bewuste samenwerking dient derhalve op dat ‘dwingen’ betrekking te hebben.
24. Het hof heeft de bewijsoverwegingen onder het kopje ‘Medeplegen’ onder een aantal subkopjes gerubriceerd: ‘Overeenkomende teksten en afzender’; ‘Ovc-gesprekken’; ‘ Drukker [medeverdachte 2] ’ en ‘Samenhang brieven [betrokkene 14] , [betrokkene 16] en [A] ’. Daarna formuleert het hof een ‘Conclusie medeplegen’. Ik zal de feiten en omstandigheden die het hof onder de verschillende subkopjes bespreekt in een afwijkende volgorde langslopen.
24. Het hof stelt onder het subkopje ‘Overeenkomende teksten en afzender’ vast dat de teksten zoals tenlastegelegd onder de feiten 1, 2, 3 en 4 ‘meerdere overeenkomsten bevatten of op andere wijze aan elkaar worden gelinkt’ en dat het hof er daarom van overtuigd is ‘dat dezelfde (mede)plegers het zwartboek en de verschillende tenlastegelegde brieven’ hebben opgesteld. Die vaststelling is niet onbegrijpelijk. Voor de bewijsvoering van medeplegen wordt zij evenwel pas relevant als uit andere onderdelen van de bewijsvoering blijkt dat de verdachte bij het opstellen van één of meer van deze teksten betrokken is geweest.
24. Onder het subkopje ‘ Drukker [medeverdachte 2] ’ overweegt het hof dat uit de ovc-gesprekken blijkt ‘dat verdachte het contact met de drukker onderhield’. Dat de verdachte contact onderhield met de drukker blijkt ook uit andere bewijsmiddelen. Een tot het bewijs gebezigd proces-verbaal van bevindingen houdt in dat verbalisant de bakengegevens heeft bekeken van de auto’s die bij de verdachte en [medeverdachte 1] in gebruik waren alsmede de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers die bij beiden in gebruik waren (bewijsmiddel 16). Uit dit proces-verbaal blijkt dat [medeverdachte 1] en de verdachte op 1 mei 2019 rond half 11 in de ochtend de afspraak maken dat [medeverdachte 1] ‘zo langs kan komen op het kantoor van [verdachte] om wat van de meiden langs te brengen’ en dat de auto van [medeverdachte 1] vervolgens rond 11 uur langs komt. De auto van de verdachte komt ruim een half uur later aan bij [H ] . Rond drie uur in de middag gaat de auto van verdachte weer naar [H ] en vertrekt daar korte tijd later weer. Op de computer van [medeverdachte 2] zijn twee pdf bestanden met daarop het ‘Zwartboek’ aangetroffen die op 1 mei 2019 gedateerd zijn.
24. [medeverdachte 2] heeft op 19 juni 2019 verklaard dat de tekst zwartboek hem wel iets zegt en dat er af en toe een man komt, ‘met een USB-stick, die wil dan 10 of 20 kopieën’ (bewijsmiddel 4). Een dag later verklaart hij dat de verdachte het afgelopen half jaar 5 tot 10 bij hem op de zaak is geweest en ‘sinds anderhalf jaar’ bij hem op de zaak komt (bewijsmiddel 5). De verdachte ‘komt dan binnen, geeft het stickje en ik heb een paar afdrukjes kun je dat even doen’ (bewijsmiddel 6). Deze verklaringen sluiten aan bij de passage uit de ovc-gesprekken waar het hof aan refereert, en waarin de verdachte aan [medeverdachte 1] vertelt dat hij ‘de drukker al tig keer (heeft) gewaarschuwd dat hij er niet met ‘zijn fikken’ aan moet zitten’.
24. Anders dan de steller van het middel meen ik dat het hof uit de bewijsmiddelen heeft kunnen afleiden dat [medeverdachte 2] ‘het contact met de drukker onderhield’, en er – zo begrijp ik – aldus voor heeft gezorgd dat [medeverdachte 2] de in de bewezenverklaring van de vier feiten vermelde geschriften heeft gedrukt. Ik wijs er daarbij in het bijzonder op dat [medeverdachte 2] op 20 juni 2019 heeft verklaard dat de verdachte het afgelopen half jaar 5 tot 10 keer bij hem is geweest en dat de betreffende geschriften in die periode zijn verzonden. Daaraan doet – mede in licht van hetgeen de verdachte en de medeverdachte in het Ovc-gesprek van 23 mei 2019 hebben besproken – niet af dat op de computer van [medeverdachte 2] alleen twee pdf bestanden zijn aangetroffen met daarop het ‘Zwartboek’ (bewijsmiddel 16).
24. Het hof overweegt dat het de verdachte niet volgt ‘in zijn verweer dat hij richting [medeverdachte 2] slechts voor postbode speelde, zonder te weten wat er op de usb-stick en in het drukwerk stond’. Dat de verdachte wel degelijk kennis had ‘van de illegale inhoud van het drukwerk’ leidt het hof af uit de ‘wijze waarop verdachte drukker [medeverdachte 2] instrueerde hoe om te gaan met het drukwerk en het voorkomen c.q. wissen van sporen’. Het hof wijst er voorts op dat verdachte en [medeverdachte 1] ‘tijdens de ovc-gesprekken uitvoerig (spreken) over de brieven die verzonden zullen worden en zijn verzonden’ en dat ‘tijdens het ovc-gesprek van 23 mei 2019 door verdachte en [medeverdachte 1] met zoveel woorden wordt gesproken over de inhoud van het zwartboek’. Zie ik het goed dan wordt de begrijpelijkheid van deze gevolgtrekking in cassatie niet bestreden.
24. Ik merk nog op dat uit de overwegingen van het hof niet kan worden afgeleid dat het door de verdachte onderhouden van de contacten met [medeverdachte 2] de bewezenverklaring van medeplegen in overwegende mate draagt. Dat komt ook begrijpelijk voor. Het enkele onderhouden van contacten met [medeverdachte 2] voor het drukwerk kan worden geduid als een vorm van medeplichtigheid. Ik wijs er in dit verband op dat in de tenlastelegging onder 1 subsidiair deze gedragingen als medeplichtigheid ten laste zijn gelegd.
24. Het hof citeert onder het subkopje ‘Ovc-gesprekken’ eerst een aantal passages uit die gesprekken. Het hof overweegt vervolgens dat uit diverse gegevens blijkt dat de gesprekken tussen de verdachte en [medeverdachte 1] ‘frequent, structureel en veelal bij de McDonalds in alle vroegte plaatsvonden’. En dat deze gesprekken het karakter hadden van ‘overleg, waarin de voortgang van acties tegen de windmolenparken werd besproken, strategie werd bepaald en bedrijven dan wel personen werden geselecteerd die aangepakt moesten worden, bijvoorbeeld door toezending van (dreig)brieven’. Uit de gesprekken blijkt volgens het hof voorts ‘dat de samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] werd gekenmerkt voor meerdere heimelijke aspecten’.
24. De vaststelling dat de verdachte (heimelijk) overleg heeft gevoerd met de medeverdachte kan relevant zijn in het kader van de bewijsvoering van medeplegen. Dat is bijvoorbeeld het geval als in die gesprekken afspraken worden gemaakt over een taakverdeling bij de uitvoering van strafbare feiten die onderdeel van een gezamenlijk plan vormen. Het voeren van (heimelijk) overleg kan evenwel ook plaatsvinden met andere oogmerken. De raadsman heeft de gesprekken aldus uitgelegd dat [medeverdachte 1] de verdachte ‘op de hoogte stelt en informeert’. Ook overleg met die strekking kan, gelet op de onderwerpen die aan de orde kwamen, een heimelijk karakter hebben. Tegen die achtergrond meen ik dat aan de enkele vaststelling dat (heimelijk) overleg is gevoerd in het kader van de bewijsvoering van het medeplegen van de bedreigingen een beperkte betekenis toekomt.
24. Het hof gaat vervolgens in op het verweer ‘dat de ovc-gesprekken moeten worden bezien in de context van de legale verkeersbrief/signaalbrief’. Uit de inhoud van de gesprekken en de heimelijke context blijkt volgens het hof dat de gesprekken niet of nauwelijks over de ‘legale verkeersbrief gaan, maar over het zwartboek en de andere tenlastegelegde brieven’. Het hof wijst er daarbij op dat de verdachte en [medeverdachte 1] meermalen praten over ‘een omslag’, dat het zwartboek een omslag is, en dat dit wat anders is dan de verkeersbrief. En dat onderdelen van de brieven a, b en c nagenoeg letterlijk terugkeren in de gesprekken, ‘zoals het met rust laten van personeel en het sturen van een briefje naar de zandboeren inhoudende of ze zich er een voorstelling van kunnen maken dat er asbest in hun zand- en grindvoorraad is aangetroffen en wat voor invloed dat heeft’. Het hof citeert ook een passage waarin [medeverdachte 1] refereert aan de eerder verzonden privacybrief. Het hof wijst er voorts op dat verdachte en [medeverdachte 1] spreken over aangevers, waaronder [A] , het [I] , [K] , [betrokkene 12] , de [W ] en [betrokkene 3] . En dat zij praten over de dreigbrieven aan aangevers [betrokkene 14] en [betrokkene 16] . Zij praten voorts over verzending uit Duitsland. Het hof is van oordeel dat uit ‘bovenstaande onderdelen (…) evident de betrokkenheid van verdachte en [medeverdachte 1] bij de tenlastegelegde brieven/teksten’ blijkt.
24. Dat het hof uit de ovc-gesprekken heeft afgeleid dat de door het hof aangeduide onderwerpen, die verband houden met de bewezenverklaarde bedreigingen, daarin aan bod komen, is niet onbegrijpelijk en wordt in cassatie als ik het goed zie ook niet bestreden. De betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de bewezenverklaarde bedreigingen staat, zo begrijp ik, ook niet ter discussie. Wel van belang is welke vorm van ‘betrokkenheid’ van de verdachte daaruit blijkt. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte aan [medeverdachte 1] slechts een ‘luisterend oor’ heeft geboden. Het hof geeft in de onderhavige alinea, waarin het ingaat op de onderwerpen die tijdens de ovc-gesprekken aan de orde zijn geweest, niet aan op welke gronden het van oordeel is dat van een verdergaande vorm van betrokkenheid sprake is.
24. Het hof gaat vervolgens nader in op de genoemde privacybrief ‘die in juni en augustus 2018 naar meerdere bedrijven is verzonden’. Het hof stelt vast dat de overeenkomsten met de tenlastegelegde teksten opvallen, ‘zowel in woordgebruik als strekking’ en dat daarnaast de aankondiging dat ‘de acties alleen maar zullen verhevigen’ opvalt. Het hof constateert vervolgens dat met de verzending van de tenlastegelegde teksten ‘en met de plannen die [medeverdachte 1] en verdachte tijdens de ovc-gesprekken maakten, de acties in grimmigheid inderdaad toenamen’. Het hof wijst daarbij op het ovc-gesprek van 6 juni 2019 waaruit ‘niet alleen duidelijk de samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] (blijkt), maar ook dat zij gebruik van geweld niet schuwen’.
24. Het is niet meteen duidelijk welke betekenis het hof in de context van het medeplegen van de bedreigingen aan deze vaststellingen, die in cassatie niet worden bestreden, heeft gehecht. Het hof stelt niet vast door wie de privacybrief (zie bewijsmiddel 15) is geschreven. Uit de zinnen die [medeverdachte 1] tijdens het ovc-gesprek van 9 mei 2019 aan de privacybrief wijdt en waar het hof in de voorafgaande alinea aan refereert, wordt dat ook niet onmiddellijk duidelijk. [medeverdachte 1] legt daarin uit welke brief aan [A] zal worden gestuurd en dat daarin zal worden gerefereerd aan ‘de privacybrief weet je wel die we toen gestuurd hebben’. Ook als ervan wordt uitgegaan dat verdachte tot deze ‘we’ behoort (dat [medeverdachte 1] aan verdachte de inhoud vertelt kan als een indicatie in andere richting worden gezien) betekent dat niet dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het schrijven of verzenden van latere brieven, voor de tekst waarvan inspiratie is ontleend aan de privacybrief. En dat volgt ook niet uit – de verwijzing door het hof naar de inhoud van – het latere ovc-gesprek van 6 juni 2019.
24. Ik merk in dit verband op dat bij de bewijsvoering van medeplegen van belang kan zijn dat het bewezenverklaarde feit past binnen een bredere samenwerking en een breder gezamenlijk plan. In een arrest van 7 juli 2015 was bewezenverklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander de banden van een Toyota, een Opel en een Daihatsu had vernield. [13] In cassatie werd geklaagd over de bewijsvoering van het medeplegen van de vernieling van de banden van de Toyota. Volgens A-G Harteveld kon uit de bewijsvoering niet worden afgeleid dat de verdachte substantieel aan deze vernieling had bijgedragen. Uw Raad oordeelde dat de handelingen van de verdachte en de medeverdachte het karakter droegen van gezamenlijke uitvoering, en betrok daarbij dat zij ‘een half uur later op het vakantiepark aankwamen waar de verdachte vervolgens zelf andere autobanden heeft doorgestoken’. Ik meen evenwel dat hetgeen het hof heeft overwogen inzake andere gedragingen van de verdachte en de medeverdachte niet impliceert dat de bewezenverklaarde feiten als uitvloeisel van zo’n bredere samenwerking kunnen worden gezien. Ik neem daarbij in aanmerking dat uit de bewijsvoering niet blijkt van (andere) strafbare feiten waarbij een andere taakverdeling tussen de verdachte en de medeverdachte bestaat, en dat het gesprek van 6 juni 2019 na de verzending van de brieven plaatsvond en een ander onderwerp had.
39. Het hof gaat onder het subkopje ‘Ovc-gesprekken’ tot slot in op de stelling van verdachte dat hij ‘enkel toehoorder was tijdens de gesprekken met [medeverdachte 1] ’ en op de stelling van de raadsman dat onderdelen uit de OVC-gesprekken ‘juist een contra-indicatie vormen voor wetenschap bij verdachte van en voor betrokkenheid van verdachte bij activiteiten waarover [medeverdachte 1] hem tijdens de gesprekken vertelde’. Het hof overweegt dat het de inhoud van de gesprekken plaatst in de ‘hiervoor omschreven context van voortgangsoverleg en de heimelijke context van de gesprekken’. Het hof leidt uit de ovc-gesprekken af ‘dat daar waar het woord ‘we’ werd gebruikt in de gesprekken, in ieder geval verdachte en [medeverdachte 1] werden bedoeld.’ Dat [medeverdachte 1] de verdachte ‘op sommige momenten vertelde over handelingen/activiteiten die verricht waren’ ziet het hof ‘in het licht van voortgangsoverleg dat zij voerden over die activiteiten’. Daarbij leverde de verdachte volgens het hof ook ‘een actieve, inhoudelijke bijdrage aan de gesprekken’. De verdachte en [medeverdachte 1] ‘smeedden gezamenlijk plannen’ waarbij sprake was van een ‘rolverdeling tussen beiden. Verdachte redigeerde de inhoud van de brieven, selecteerde mede bedrijven die een brief moesten ontvangen in verband met hun betrokkenheid bij de windparken en liet adressen van die bedrijven verzamelen ten behoeve van verzending van de brieven’. Het hof vermeldt dat de verdachte zo nu en dan noteerde ‘hetgeen door [medeverdachte 1] werd gezegd. In het kantoor van verdachte zijn, deels handgeschreven, deels op digitale gegevensdragers, notities gevonden die wat betreft woordgebruik en strekking overeenkomen met onderdelen van de tenlastegelegde teksten en de hierboven genoemde privacybrief’.
39. Het woord ‘we’ komt een groot aantal keren in de tot het bewijs gebezigde ovc-gesprekken voor. Dat het hof van oordeel is dat de verdachte in deze aanduiding begrepen is, komt bij een aantal van die uitlatingen niet onbegrijpelijk voor. Zo zegt [medeverdachte 1] op 4 april 2019: ‘We gaan ze aanpakken …. tuig’. De verdachte zegt daarop: ‘Ja.. honden.’ In andere passages komt deze uitleg evenwel minder begrijpelijk voor. Zo vertelt [medeverdachte 1] in het gesprek van 9 mei 2019 aan verdachte: ‘maandagmiddag hebben wij ehh in Duitsland hebben we een pakket op de post gedaan…ja...’ De verdachte reageert daarop met ‘Super’. Een uitleg van dit gespreksdeel die inhoudt dat de verdachte mee is geweest naar Duitsland om dit pakket op de post te doen komt mij niet begrijpelijk voor. Later in dat gesprek zegt [medeverdachte 1] : ‘waar ik dus naar benieuwd ben [verdachte] , we moeten even een werklocatie hebben van [A] , buiten dit gebied. We gaan [A] aanpakken! Mocht je ergens rondrijden…’. De verdachte antwoordt daarop: ‘Ja als ik rond rij en ik zie iets dan ehhh…. Heel goed.’ Ook dit gespreksdeel kan moeilijk aldus worden uitgelegd dat de verdachte deel uitmaakt van de personen (‘we’) die hebben besloten [A] aan te gaan pakken.
39. Mede in dat licht meen ik dat aan de algemene overweging van het hof ‘dat daar waar het woord ‘we’ werd gebruikt in de gesprekken, in ieder geval verdachte en [medeverdachte 1] werden bedoeld’ beperkte betekenis toekomt in het kader van de bewijsvoering van het medeplegen van de bedreigingen. Waar het om gaat, is welke betekenis in een concrete uitlating aan dit woord kan worden toegekend.
39. Cruciaal is de overweging van het hof dat sprake was van een ‘rolverdeling tussen beiden’ waarbij verdachte ‘de inhoud van de brieven’ redigeerde, mede de bedrijven selecteerde ‘die een brief moesten ontvangen’ en adressen liet verzamelen ‘ten behoeve van verzending van de brieven’. Het valt op dat juist deze overweging door het hof niet is gebaseerd op verwijzingen naar concrete passages in de bewijsmiddelen, in het bijzonder de ovc-gesprekken. Dat valt temeer op nu de raadsman heeft aangevoerd dat de rolverdeling anders was (een ‘luisterend oor’), dat [medeverdachte 1] met anderen verantwoordelijk was voor deze brieven, en dat het verzamelen van adressen door de verdachte samen kan hangen met een andere brief waar hij aan werkte. Dat het hof eerder onder het kopje ovc-gesprekken heeft vastgesteld dat de ovc-gesprekken niet moeten worden bezien in de context van de legale verkeersbrief, sluit niet uit dat enkele uitlatingen daar verband mee houden. In dat verband merk ik op dat het hof overweegt dat de gesprekken ‘niet of nauwelijks over de hiervoor genoemde legale verkeersbrief gaan’.
39. De ovc-gesprekken bevatten als ik het goed zie maar een enkele passage die erop zou kunnen duiden dat de verdachte zich met de inhoud van een brief heeft bemoeid. In het gesprek van 9 mei 2019 zegt [medeverdachte 1] over [A] dat ‘we’ dat goed hebben ingeschat ‘die hebben we geen ultimatum gegeven’. De verdachte zegt daarop: ‘Zo is dat dus die dreiging en grote onzekerheid’. Hendrik zegt daarop ‘Ja dus dat was een goeie inschatting’. De verdachte bevestigt dat met ‘Ja… ja.’ [medeverdachte 1] zegt dan ‘Niet aldoor eh de hoofdprijs willen’ en de verdachte antwoordt met ‘Klopt’. Deze passage zou erop kunnen duiden dat de verdachte en [medeverdachte 1] het bij een eerdere gelegenheid hebben gehad over een aan [A] te sturen brief, dat de verdachte daarbij een advies heeft gegeven dat is opgevolgd (geen ultimatum) en dat [medeverdachte 1] daarop terugkomt. Uit de overwegingen van het hof onder het kopje ‘Samenhang brieven [betrokkene 14] , [betrokkene 16] en [A] ’ kan worden afgeleid dat het hof deze uitlatingen in verband brengt met de in de bewezenverklaring van feit 2 vermelde dreigbrief, die in de periode van 1 april 2019 tot en met 8 april 2019 aan [A] is geschreven. Maar ook als ervan wordt uitgegaan dat het hof deze passage (in het licht van de duiding van het woord ‘we’) aldus heeft uitgelegd, kan zij de vaststelling dat de verdachte de inhoud van de (in de bewezenverklaring onder 1, 2, 3 en 4 weergegeven) brieven redigeerde naar het mij voorkomt niet dragen.
39. De overweging dat in het kantoor van de verdachte deels handgeschreven, deels op digitale gegevensdragers, notities zijn gevonden die wat betreft woordgebruik en strekking overeenkomen met onderdelen van de tenlastegelegde teksten en de hierboven genoemde privacybrief is gebaseerd op een tot het bewijs gebezigd proces-verbaal (bewijsmiddel 14). Het gaat om de volgende handgeschreven teksten: ‘willens en weten de genadeslag toe te dienen als uitschot behandelde door de overheid bedreigde en belaagde burgers’; ‘belazerde en als uitschot behandelde burgers’; ‘incompetente en corrupte bestuur’ en ‘wij verklaren de oorlog’. In een uitgetypt verslag van een gesprek met [betrokkene 14] wordt over ‘de broodjeszaak’ geschreven; een zinsnede ‘die later terug wordt gevonden in de dreigbrief die [betrokkene 16] in april 2019 ontvangt. Daarnaast wordt in het document nog verwezen naar [plaats] , die in december 2018 een brief heeft ontvangen’. In een inbeslaggenomen brief staat tussen de tekst een aantal keer ‘vogelvrij’.
39. Het hof heeft de betekenis van deze teksten in de bewijsoverweging evenwel niet nader geduid. Dat de verdachte de inhoud van de brieven redigeerde kan uit het aantreffen van deze teksten naar het mij voorkomt niet zonder meer worden afgeleid. Daarbij is van belang dat het hof in dezelfde alinea vaststelt dat verdachte zo nu en dan noteerde ‘als [medeverdachte 1] praatte, hetgeen door [medeverdachte 1] werd gezegd’. Met de steller van het middel kan daarin ook een plausibele verklaring voor de handgeschreven notities worden gezien. Het gaat voorts om aantekeningen en een brief die, zo kan uit het proces-verbaal worden afgeleid, dateren van (ver) voor de dreigbrieven. Ook de betekenis van het gespreksverslag, waarvan de inhoud niet in het proces-verbaal is opgenomen, is niet zonder meer duidelijk en door het hof niet nader geduid.
39. Welke bedrijven een brief zouden ontvangen, komt in de gesprekken op verschillende momenten aan de orde. Daarbij is de rolverdeling evenwel telkens aldus dat [medeverdachte 1] een bedrijf of persoon naar voren brengt en de verdachte (meestal instemmend) reageert. Ik wijs in het bijzonder op het gesprek van 9 mei 2019 ( [I] , [A] , projectontwikkelaars, zandboeren, betonboeren, OGB, [betrokkene 42] ). Dat die instemming van de verdachte noodzakelijk is om de brief vervolgens daadwerkelijk te zenden, kan naar het mij voorkomt niet zonder meer uit de gesprekken (en de verhouding tussen de verdachte en de medeverdachte) worden afgeleid.
39. Ook de selectie van adressen komt in de ovc-gesprekken op verschillende momenten aan de orde. In het gesprek van 9 mei 2019 vertelt [medeverdachte 1] over ‘ [betrokkene 20] en [betrokkene 21] ’ die kennelijk met het verzamelen van adressen bezig zijn. De verdachte vertelt [medeverdachte 1] later dat ‘we’ maandag hebben gezegd: ‘wel of geen brieven wegsturen die geen effect hebben, je moet het goed doen’. Dat duidt erop dat de verdachte in ander verband met briefschrijverij bezig is (de signaalbrief of verkeersbrief). Weer later komt [medeverdachte 1] terug op [betrokkene 20] en [betrokkene 21] in verband met ‘volhouden voor adressen’. Verdachte meldt vervolgens dat hij bij [organisatie 3] heeft gemeld dat hij ‘te weinig adressen in de postbus’ heeft gehad. [medeverdachte 1] meldt vervolgens: ‘Ja niks….nee…nee ik heb er een paar gekregen’. Deze passages duiden erop dat zowel de verdachte als [medeverdachte 1] in ander verband bezig was adressen te verzamelen. Dat sluit ook aan bij een passage uit het gesprek van 23 mei 2019 waarin verdachte aan [medeverdachte 1] meldt: ‘Ik heb jou wel 4 adressen in de euh map gestopt. Vier briefjes die ik in de bus had.’ Zo bezien behoeft het in ieder geval nadere toelichting waarom het hof het (laten) verzamelen van adressen ziet als onderdeel van een nauwe en bewuste samenwerking in het kader van de bewezenverklaarde bedreigingen. Het verschaffen van adressen waar dreigbrieven aan gezonden kunnen worden kan, als het geen onderdeel uitmaakt van een dergelijke samenwerking, medeplichtigheid opleveren.
39. Het hof bespreekt tenslotte onder een afzonderlijk subkopje, de ‘Samenhang brieven [betrokkene 14] , [betrokkene 16] en [A] ’, een passage uit het ovc-gesprek van 4 april 2019 waarin wordt gerept over de ‘financiering’, en wijst erop dat [A] vier dagen later, op 8 april 2019, een brief ontvangt waarin ‘gewaarschuwd wordt voor het gebrek aan financiële dekking van de projecten’. Voor zover het hof aan deze passage een verder strekkende betekenis voor de bewijsvoering van medeplegen heeft toegekend, wijs ik erop dat [medeverdachte 1] ook in deze passage aan het woord is. De verdachte zegt in de geciteerde passage vijf keer ‘ja’ en één keer ‘precies’. Dat [medeverdachte 1] de verdachte mogelijk als klankbord heeft gebruikt en passages op hem heeft uitgetest die hij in een dreigbrief wilde opnemen, maakt verdachte nog niet tot medepleger.
39. Al met al meen ik dat het middel slaagt. De bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 4, voor zover inhoudend dat de verdachte het bewezenverklaarde ‘tezamen en in vereniging met een of meer anderen’ heeft gepleegd, is ontoereikend gemotiveerd.

Afronding

50. Het eerste middel slaagt. Het tweede middel faalt en kan met de aan artikel 81, eerste lid, RO ontleende formulering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
50. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, behoudens de beslissingen inzake het onder 5 tenlastegelegde en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen [betrokkene 3] B.V. en/of [betrokkene 3] alsmede [Z] N.V., en tot terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Het cassatieberoep richt zich blijkens de ‘akte cassatie’ niet tegen de vrijspraak van feit 5 en de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen ‘ [betrokkene 3] B.V. en/of [betrokkene 3] ’ en ‘ [Z] N.V.’. Beide beperkingen zijn toelaatbaar (vgl. in verband met de tweede beperking HR 12 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:837,
2.Wet van 11 april 1903,
3.K. Lindenberg,
8.Vgl. HR 13 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5834,
9.Het begrip ‘dwingende kracht’ lijkt ontleend aan Machielse, in:
10.Machielse, in:
11.HR 14 oktober 1986,
12.HR 8 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1116.
13.HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1808,