ECLI:NL:RBALK:2007:BI6642

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
30 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/1237
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Luigjes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de onroerende-zaakbelasting door de Rechtbank Alkmaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 30 augustus 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [plaatsnaam], en de heffingsambtenaar van de gemeente Castricum. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslag onroerende-zaakbelasting (OZB) voor het jaar 2006, welke door de heffingsambtenaar op 21 maart 2006 ongegrond was verklaard. Eiser stelde dat de tariefstelling van de OZB niet voldeed aan de wettelijk maximaal toegestane verhoging van 2% ten opzichte van 2005. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente Castricum het tarief voor de OZB voor 2006 had verhoogd naar € 3,03 per volle € 2.500,00 van de heffingsmaatstaf, met een korting van € 0,81. Eiser betoogde dat deze verhoging, in combinatie met de daling van de korting, resulteerde in een grotere stijging dan toegestaan.

De rechtbank heeft de relevante bepalingen uit de Gemeentewet en de verordeningen van de gemeente Castricum in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de vaststelling van de tarieven van de OZB een zelfstandige bevoegdheid is van de gemeenteraad, en dat de rechter slechts kan ingrijpen als de tariefstelling leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing. De rechtbank concludeerde dat de korting op de OZB een integraal onderdeel uitmaakt van de tariefopbouw en dat de heffingsambtenaar de wettelijke bepalingen correct had toegepast.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar van 21 maart 2006, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak in stand blijven. De gemeente Castricum werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 38,00 aan eiser. Deze uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de gemeentelijke belastingwetgeving en de bevoegdheden van de gemeenteraad met betrekking tot de OZB.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 06/1237 WOZ
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiser,
de heffingsambtenaar van de gemeente Castricum,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006 een aanslag onroerende-zaakbelastingen (OZB) opgelegd, gedagtekend 28 februari 2006, aanslagnummer 158412.
Hiertegen heeft eiser bij brieven van 4 maart 2006 en 11 maart 2006 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 maart 2006 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 16 april 2006 beroep ingesteld.
Onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank bepaald, nadat partijen daarvoor toestemming hadden gegeven, dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
1. Geschil
In geschil is de vraag of verweerder voor het belastingjaar 2006 het tarief van € 3,03 mocht hanteren met een korting van € 0,81 voor elke volle € 2.500,00 van de heffingsmaatstaf bij de eigenarenbelasting van de OZB voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen en daarmee heeft voldaan aan het gestelde in artikel 220f van de Gemeentewet.
2. Feiten
De rechtbank stelt vast dat haar op grond van de stukken van het geding, het verhandelde ter zitting en ambtshalve het volgende is gebleken:
Bij ‘Verordening onroerende –zaakbelastingen 2004’ van de gemeente Castricum is het tarief voor 2004 bij de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen voor elke volle € 2.268,00 van de heffingsmaatstaf vastgesteld op € 2,56.
Bij wijziging van eerder genoemde verordening is de heffingsmaatstaf voor 2005 vastgesteld op € 2,71.
Bij ‘Verordening onroerende-zaakbelastingen 2006’ is de maatstaf voor 2006 vastgesteld op € 2,75 voor elke volle € 2.268,00. Na wijziging van de gemeentewet is het tarief voor elke volle € 2.500,00 van de heffingsmaatstaf vastgesteld op € 3,03.
Bij besluit van de gemeenteraad van Castricum van 27 januari 2005 is voor het belastingjaar 2005 op de aanslag onroerende-zaakbelasting een korting toegekend voor elke volle
€ 2.268,00 van de heffingsmaatstaf onroerende zaakbelasting bij de eigenarenbelasting van
€ 0,86. Bij besluit van de gemeenteraad van Castricum van 26 januari 2006 is voor het belastingjaar 2006 voor elke volle ? 2.500,00 van de heffingsmaatstaf een korting toegekend van € 0,81.
In de jaarlijkse zogenaamde ‘mei-circulaire’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Financiën ontvangen de gemeenten informatie over de maximaal toegestane stijging van de OZB tarieven. De gelimiteerde tariefstijging voor 2006 is vastgesteld op 2 %.
3. Standpunt eiser
Eiser heeft zich – zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld, dat de tariefstelling OZB van de gemeente Castricum niet voldoet aan de wettelijk maximaal toegestane verhoging met 2% ten opzichte van 2005. Door de verhoging van het tarief voor 2006 en de daling van de korting is er sprake van een grotere stijging. Eiser heeft voorts gesteld dat verweerder geen ontheffing van het ministerie van Financiën of van de provincie Noord Holland heeft voor een stijging met meer dan 2%.
4. Standpunt verweerder
Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat verweerder met de tariefstijging voor 2006 ten opzichte van 2005 is gebleven beneden de gelimiteerde stijging van 2 %. Volgens de berekening van verweerder is het tarief voor eigenaren van woningen gestegen van € 2,99 in 2005 naar € 3,03 in 2006 per eenheid van € 2.500,00 en dus slechts met 1,43 %. (de rechtbank leest 1,34 %). Verweerder heeft voorts aangegeven dat het toepassen van de kortingsbijdrage een relatie heeft met de ombuigingsbesluitvorming in januari 2005. In het kader van het sluitend maken van het meerjarenperspectief heeft zij een combinatie gemaakt van het gefaseerd verhogen van de inkomsten en het gefaseerd besparen op de organisatiekosten.
5. Wettelijke bepalingen
Ingevolge artikel 220 van de Gemeentewet kunnen ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken onder de naam onroerende-zaakbelastingen worden geheven:
a. een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken;
b. een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar van onroerende zaken het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
Artikel 220f van de Gemeentewet luidde, voor zover hier van belang, ten tijde van de bestreden aanslag:
1. Het tarief wordt per volle € 2 500 van de heffingsmaatstaf niet hoger vastgesteld dan:
a. € 6,68 voor de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel a;
b. € 6,62 voor de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel b, voor zover het onroerende zaken betreft die in hoofdzaak tot woning dienen;
c. € 8,29 voor de belasting, bedoeld in artikel 220, onderdeel b, voor zover het onroerende zaken betreft die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
2. Indien in de belastingverordening een tarief is bepaald boven het maximumtarief genoemd in het eerste lid, is het tarief gelijk aan het maximumtarief.
3. In afwijking van het eerste lid geldt voor de gemeente die een tarief hanteert dat lager is dan het in het eerste lid genoemde maximumtarief maar hoger dan € 2,45, € 2,43 onderscheidenlijk € 3,04 voor de onder de letters a, b en c van het eerste lid genoemde belasting, dit tarief jaarlijks mag worden verhoogd met maximaal het percentage trendmatige BBP-groei na correctie voor inflatie en verminderd met de voor dat jaar geraamde areaalontwikkeling. De gemeente die voor een in het eerste lid genoemde belasting een tarief hanteert dat lager is dan het in de vorige volzin voor die belasting genoemde tarief, mag dit tarief verhogen tot maximaal het in de vorige volzin voor die belasting genoemde tarief, met dien verstande dat het in de belastingverordening opgenomen tarief ten minste verhoogd mag worden met het percentage trendmatige BBP-groei na correctie voor inflatie en verminderd met de voor dat jaar geraamde areaalontwikkeling.
6. Beoordeling van het geschil
De rechtbank is, in de lijn van de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 20 december 2006, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-Nummer AZ5430, van oordeel dat uitgangspunt is dat de vaststelling van de tarieven van de OZB een zelfstandige bevoegdheid is van de raad van de gemeente. De rechter is niet bevoegd om over de in de gemeenteraadsverordening vastgelegde tarieven te oordelen, tenzij deze tariefstelling leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van voormelde bevoegdheid niet voor ogen had kunnen hebben.
De rechtbank is, anders dan verweerder, van oordeel, dat de korting op de OZB niet los gezien kan worden van de tariefstelling van de OZB in de gemeente Castricum. Immers de korting wordt slechts gegeven aan degenen, die een aanslag OZB krijgen, waarbij een onderverdeling is gemaakt naar gebruikersbelasting en eigenarenbelasting en naar onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen of niet in hoofdzaak tot woning dienen. Voorts is in de kortingsbesluiten aangegeven, dat indien, om welke reden dan ook, de verplichting tot betaling van de onroerende-zaakbelasting wijzigt of vervalt ook de bovengenoemde korting wijzigt of vervalt. In de toelichting bij het aanslag-/beschikkingsbiljet 2006 (de rechtbank ambtshalve bekend) is aangegeven:
“Op de in 2005 voor het belastingjaar 2006 vastgestelde OZB-tarieven wordt voor de woningen nog één keer een korting verstrekt, om de belastingverhoging door de waardestijging van de onroerende zaken grotendeels te compenseren. Het tarief voor onroerende-zaakbelasting bedraagt per volle € 2.500,00 (was € 2.268,00) van de WOZ-waarde:
Voor woningen Korting
- voor eigenaren € 3,03 € 0,81”
Naar het oordeel van de rechtbank maakt de korting een integraal onderdeel uit van de door de gemeente Castricum gehanteerde tariefopbouw van de OZB in 2006. Dat de korting voor 2006 is opgenomen in een afzonderlijk raadsbesluit doet daar niet aan af.
In de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder deze samenhang tussen de belastingtarieven van de heffingsmaatstaf en de korting miskend. Gelet hierop is de bestreden uitspraak op bezwaar op een onjuiste grondslag gebaseerd en genomen in strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met eiser is de rechtbank van oordeel, dat de verhoging van het tarief van de belasting bij de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen voor elke volle € 2.500,00 de heffingsmaatstaf van de OZB voor 2006 ten opzichte van 2005 meer bedraagt van 2 %. Gelet op het vorenstaande zal het beroep van eiser gegrond worden verklaard en het bestreden besluit geheel worden vernietigd.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven. Door verweerder is het tarief bij de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen voor de OZB voor 2005 gesteld op € 2,71 voor elke volle € 2.268,00 van de heffingsmaatstaf met een korting van € 0,86. Derhalve is het nettotarief € 1,85 voor elke volle € 2.268,00 van de heffingsmaatstaf. Omgerekend naar elke volle € 2.500,00 van de heffingsmaatstaf is het nettotarief € 2,04. Voor 2006 is het tarief bij de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen voor de OZB gesteld op € 3,03 voor elke € 2.500,00 van de heffingsmaatstaf met een korting van € 0,81. Het nettotarief bedraagt voor 2006 derhalve € 2,22. De stijging in tarief voor 2006 ten opzichte van 2005 is dus € 0,18. Dit is meer dan 2 %, maar de tariefstelling voor 2006 blijft daarmee beneden het maximum tarief van € 2,43 dat is aangegeven in het derde lid van artikel 220f van de Gemeentewet. Daarmee heeft verweerder het OZB tarief voor het belastingjaar 2006 kunnen vaststellen op € 3,03 voor elke € 2.500,00 van de heffingsmaatstaf bij de eigenarenbelasting voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen met een korting van € 0,81. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de rechtsgevolgen van de bestreden uitspraak op bezwaar geheel in stand laten.
7. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
- de rechtbank verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 21 maart 2006;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven;
- bepaalt dat de gemeente Castricum aan eiser het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht van € 38,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 30 augustus 2007 mr. T. Luigjes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C. van Steenoven, griffier.
griffier, rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen partijen hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van deze uitspraak te zenden aan het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.