ECLI:NL:RBALM:2012:BW8376

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
12 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
129478 / KG RK 12-293
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechters en gerechtsambtenaren in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 12 juni 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, die eerder op 27 februari 2012 een vergelijkbaar verzoek had ingediend. Dit eerdere verzoek was op 12 maart 2012 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het wrakingsverzoek van verzoeker was gericht tegen de leden van de wrakingskamer en verschillende gerechtsambtenaren, waarbij verzoeker zijn onvrede over de procedure en de inhoud van de eerdere beschikking naar voren bracht. De wrakingskamer oordeelde dat een wrakingsverzoek moet worden ingediend voordat de behandeling van de zaak door de betrokken rechter(s) is geëindigd. Aangezien de behandeling van het eerdere wrakingsverzoek al was afgesloten, kon het nieuwe verzoek geen doel meer treffen. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte om de voortgang van de procedure te frustreren. Daarom werd het verzoek opnieuw kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 129478 / KG RK 12-293
Datum beschikking: 12 juni 2012
Beschikking van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken op een verzoek tot wraking als bedoeld in artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) op het verzoek van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking, verder te noemen verzoeker,
strekkende tot wraking van:’
2.1.1 de weledegestrenge heer mr. van der Winkel
2.1.2 de weledelgestrenge heer mr. Stoové
2.1.3 de weledelgestrenge heer mr. van Eerden
2.1.4 de edel8bare “De griffier van de Rechtbank Almelo Sector Civielrecht”
2.1.5 “de vierde praafhandtekeningambtenaar, in de beschikking opgedoken”
2.1.6 de welgeboren mevrouw [A]
2.1.7 alle andere dan de in sub 2.1.1 t/m 2.1.6 vermelde ambtenaren, en door een of meerderen van hen ingeschakelde derden-medebehandelaars, niet zijn de gewezen, vigerende of toekomstige kantonzaak(mede)behandelaars
2.1.8 de welgeboren mevrouw [B]
2.1.9 de welgeboren mevrouw [C]
2.1.10 de edelachtbare heer of mevrouw “De griffier met paraafhandtekening zonder voorletters en achternaam in kantongedingstuk d.d. 13 maart 2012”
2.1.11 alle gewezen, vigerende en toekomstige kantonzaak(mede) behandelaars, die op welke wijze dan ook, collegiaalspontaan danwel op bevel, (fictieve) diensten hebben geleverd aan de sub 2.1.1. t/m 2.1.7. bedoelde ambtenaren en derden, tezamen met laatstbedoelden aangeduid als “de wrakingszaak(mede)behandelaars”;
2.1.12 alle overige Almelose Regiorechtbankambtenaren en derden ten laste van de begroting van de minister van vergelding en justitie, niet zijnde de 2.1.1 t/m 2.1.1. bedoelde natuurlijke personen en mono- en/of multifunctionele personages, die fictief of feitelijk, al dan niet van harte collegiaal, hebben ingestemd met de (mede)behandeling en tussen eindprodukten van de wrakingszaak(mede)behandelaars, danwel niets of onvoldoende hebben ondernomen om zodanige (mede)behandeling en tussen- eindprodukten te voorkomen
2.1.13 de weledelgestrenge mevrouw mr. [D]
Sub 2.1.1. t/m 2.1.13 worden gezamenlijk aangeduid als “de gewraakten” ’.
1. De procedure
1.1. Bij de kantonrechter te Enschede is onder zaaknummer
3837778 CV EXPL 11-9016 een procedure aanhangig tussen de naamloze vennootschap ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V. als eiseres en verzoeker als gedaagde. In deze zaak heeft verzoeker eerder, op 27 februari 2012, een wrakingsverzoek gedaan. Ten tijde van dat wrakingsverzoek stond de zaak voor conclusie van dupliek aan de zijde van verzoeker. Dit wrakingsverzoek is bij beschikking van 12 maart 2012 (zaaknummer 127085 HA RK 12-22, LJN BV8663) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.2. Verzoeker heeft bij faxbericht gedateerd 30 mei 2012, door de rechtbank ontvangen op 31 mei 2012, het onderhavige wrakingsverzoek gedaan. De bodemzaak stond toen geagendeerd op de rolzitting van 5 juni 2012 voor - nog steeds - een conclusie van dupliek aan de zijde van verzoeker (inmiddels ambtshalve peremptoir). Bij faxbericht van
4 juni 2012 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek nader toegelicht.
1.3. De wrakingskamer heeft, gelet op het navolgende, afgezien van een mondelinge behandeling.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Verzoeker heeft in 30 onderdelen - zakelijk weergegeven - aan zijn wrakingsverzoek ten gronde gelegd dat hij het niet eens is met de procedure die heeft geleid tot de voormelde beschikking van 12 maart 2012 op zijn eerdere wrakingsverzoek, noch met de inhoud van die beschikking. Zakelijk weergegeven richt het wrakingsverzoek zich jegens de leden van de wrakingskamer en meerdere gerechtsambtenaren.
3. De beoordeling
3.1. Een verzoek tot wraking dient te worden gedaan voordat de behandeling van de zaak door de betrokken rechter(s) met het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Doel van het wrakingsverzoek is immers te beletten dat een bepaalde rechter of bepaalde rechters ten aanzien van wie er objectief gerechtvaardigde twijfel is of kan zijn over zijn, haar of hun onpartijdigheid, een zaak beslist of beslissen. De behandeling van het wrakingsverzoek van 27 februari 2012 is door een beslissing van de wrakingskamer d.d. 12 maart 2012 geëindigd. Als de behandeling van een wrakingsverzoek door een uitspraak al is geëindigd, kan een wrakingsverzoek jegens de wrakingskamer geen doel meer treffen. In dat geval blijft het voor een partij als regel mogelijk om ter zijner tijd de tegen de uitspraak in de bodemzaak een rechtsmiddel aan te wenden, waarin ook bezwaren ten aanzien van de onpartijdigheid en de procesgang in eerdere aanleg aan de orde kunnen worden gesteld. Wraking van een wrakingskamer die al heeft beslist is echter niet mogelijk.
3.2. Daarnaast moet een wrakingsverzoek op grond van artikel 36 Rv gericht zijn tegen de rechter die de betreffende zaak behandelt. Wraking van onder sub 2.1.4 tot en met 2.1.13 opgenomen gerechtsambtenaren is derhalve rechtens niet mogelijk.
3.3. Gelet op vorenstaande voldoet het wrakingsverzoek niet aan de wet. Herstel van de gebreken is niet mogelijk. De wrakingskamer zal het verzoek (wederom) kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. Het aanwijzen van een andere wrakingskamer en de mondelinge behandeling van het kennelijk niet-ontvankelijke wrakingsverzoek kunnen achterwege blijven (Hoge Raad 3 februari 2012, LJN BV2739).
3.4. Gelet op de omstandigheid dat verzoeker in de bodemzaak
(3837778 CV EXPL 11-9016) nu andermaal een kennelijk niet-ontvankelijk wrakingsverzoek heeft gedaan, waardoor een beslissing in de bodemzaak wederom onnodige vertraging heeft opgelopen, is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. De wrakingskamer zal derhalve bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling wordt genomen.
4. De beslissing
De wrakingskamer:
I. verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk;
II. bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de bodemzaak (kenmerk 3837778 CV EXPL 11-9016) niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door de mr. A.R. van der Winkel, voorzitter en
mr. G. van Eerden en mr. G.J. Stoové, rechters, en in openbaar uitgesproken op 12 juni 2012 in tegenwoordigheid van mr. C. van de Lustgraaf, griffier.