ECLI:NL:RBAMS:2010:BM7226
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- C.J. Polak
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening bij aanvraag bijstandsuitkering na intrekking
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 mei 2010 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. T.A. Vetter, had een verzoek ingediend naar aanleiding van de intrekking van haar bijstandsuitkering door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam. De uitkering was ingetrokken omdat verzoekster volgens verweerder een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon. Verzoekster had hiertegen bezwaar aangetekend en op 3 februari 2010 een nieuwe aanvraag voor bijstandsuitkering ingediend, die door verweerder was afgewezen op grond van een herhaalde aanvraag.
De voorzieningenrechter heeft op de zitting van 22 april 2010 de argumenten van beide partijen gehoord. De rechter oordeelde dat verzoekster voldoende bewijs had geleverd voor gewijzigde omstandigheden die haar recht op bijstandsuitkering zouden kunnen onderbouwen. De voorzieningenrechter wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, wat betekent dat verweerder de aanvraag van verzoekster per datum van de uitspraak in behandeling moest nemen. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster, die in totaal € 874,- bedroegen.
De voorzieningenrechter benadrukte dat het in deze zaak van belang was om de belangen van verzoekster af te wegen tegen de belangen van verweerder. De rechter concludeerde dat er een spoedeisend belang was voor verzoekster, wat de toewijzing van de voorlopige voorziening rechtvaardigde. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.