ECLI:NL:RBAMS:2014:262

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
AWB-12_3901
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) met betrekking tot vrijwilligerswerk en inlichtingenverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen. Eiseres had een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en ontving daarnaast een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk. De verweerder had de uitkering van eiseres herzien en een bedrag van € 1.103,50 aan betaalde bijstandsuitkering teruggevorderd, omdat eiseres niet had gemeld dat zij een kostenvergoeding ontving voor haar vrijwilligerswerk. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de berekening van verweerder niet klopt en heeft bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt. De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld en na schorsing het onderzoek hervat. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de herziening en terugvordering van de bijstand niet op een deugdelijke motivering berustten. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat het aan eiseres zelf te wijten was dat zij een procedure moest voeren. Tevens is bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht vergoed dient te worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 12/3901

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

wonende te[plaats], eiseres,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats],

verweerder,
gemachtigde mr. N. Ahmadi.

Procesverloop

Bij besluit van 2 april 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) over de jaren 2009, 2010 en 2011 herzien en een bedrag van € 1.103,50 aan betaalde bijstandsuitkering van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 27 juni 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder – conform het advies van de commissie voor de bezwaarschriften - het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard voor zover het de terugvordering betreft over de jaren 2010 en 2011 en gegrond voor zover het de terugvordering betreft over het jaar 2009. Over de jaren 2010 en 2011 wordt een bedrag van € 1061,40 bruto teruggevorderd. Het primaire besluit wordt voor het overige gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en mevrouw M.N. Schelvis.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek hervat teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om in onderling overleg een oplossing in der minne te vinden.
Bij brief van 26 augustus 2013 heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank bericht dat het niet is gelukt om een regeling in der minne te treffen en verzocht om voortzetting van de behandeling van het beroep ter zitting.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voortgezet ter zitting van 9 januari 2014.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tevens zijn verschenen de door eiseres opgeroepen getuigen: mevrouw [naam] en mevrouw [naam].

Overwegingen

1.
Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-verzekering en in aanvulling daarop een uitkering op grond van de WWB. Zij zit in de [bedrijf] waarvoor zij een onkostenvergoeding ontvangt van € 500, - per jaar. Daarnaast verricht zij vrijwilligerswerk als telefoniste bij [bedrijf]. Daarvoor ontvangt zij een kostenvergoeding van € 2, - per uur.
2.
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft gemeld dat zij een kostenvergoeding ontvangt voor het vrijwilligerswerk dat zij verricht, waardoor zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het informatieformulier WWB biedt voldoende ruimte om vergoedingen voor vrijwilligerswerk op te geven. Verweerder heeft om die reden het recht op bijstand herzien en de te veel betaalde bijstand over de jaren 2010 en 2011 van eiseres teruggevorderd. Omdat het terug te vorderen bedrag over het jaar 2009 lager is dan € 150, - op jaarbasis, namelijk € 27, -, wordt dit bedrag niet teruggevorderd. Niet gebleken is van dringende redenen om van de herziening en terugvordering af te zien. Gelet op het feit dat eiseres de inlichtingenverplichting heeft geschonden heeft verweerder de vordering gebruteerd.
3.
In beroep heeft eiseres – kort samengevat – aangevoerd dat de berekening van verweerder van de aan haar uitbetaalde vrijwilligersvergoeding niet klopt. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt tijdens de hoorzitting in bezwaar van 16 mei 2012 en vervolgens in beroep bij de nadere gronden op 29 augustus 2012, ten behoeve van de zitting op 5 april 2013 en na de schorsing nog nadere stukken van [bedrijf] overgelegd, die ter zitting van 9 januari 2014 zijn besproken. Tevens hebben twee getuigen, namens [bedrijf], ter zitting van 9 januari 2014 een toelichting op de overgelegde stukken gegeven en één ontbrekende pagina van de laatst overgelegde stukken toegevoegd.
4.
Verweerder heeft - kort samengevat - gesteld dat wordt vastgehouden aan het door eiseres op 7 februari 2012 aan haar klantmanager overgelegde overzicht van mevrouw[naam] Dit stuk bevindt zich als productie 8 in het dossier. De stukken die eiseres daarna heeft overgelegd zijn niet ondubbelzinnig, niet concreet en niet te verifiëren. Ook in beroep en ter zitting heeft eiseres geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de verschillen die er bestaan tussen de verschillende door eiseres overgelegde overzichten van [bedrijf]. Nu de omvang van de door eiseres verzwegen inkomsten niet meer kan worden vastgesteld, mocht verweerder deze inkomsten schatten door uit te gaan van het als productie 8 overgelegde overzicht.
5.
Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
6.
In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden de uitkering van eiseres heeft herzien en het teveel aan uitbetaalde bijstand heeft teruggevorderd en gebruteerd. Daarbij is met name de hoogte van de door eiseres ontvangen kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk van belang en de vraag of deze onkostenvergoeding meer bedraagt dan het in artikel 7 van de Regeling WWB bepaalde vrij te laten maximumbedrag van € 764, - per jaar.
7. Zoals reeds ter zitting van 5 april 2013 is overwogen heeft eiseres de inlichtingenverplichting zoals is neergelegd in artikel 17 van de WWB, geschonden. Dit is alleen anders voor de maanden juni 2010, juli 2010 en november 2011, in welke maanden eiseres op de Inlichtingenformulieren WWB heeft aangegeven dat zij vrijwilligerswerk deed. De stelling van eiseres dat door deze drie formulieren duidelijk was dat deze vermelding van vrijwilligerswerk voor de hele periode gold volgt de rechtbank niet.
8.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat op grond van de in bezwaar overgelegde stukken de omvang van verzwegen inkomsten niet was vast te stellen en dat verweerder derhalve de hoogte van de inkomsten mocht schatten, hetgeen verweerder heeft gedaan aan de hand van het door eiseres in eerste instantie overgelegde overzicht van [bedrijf] van februari 2012. De rechtbank verwijst voor dit oordeel naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
8 oktober 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AR4447, waarin is overwogen dat indien achteraf de omvang van verzwegen inkomsten niet meer kan worden bepaald aan de hand van betrouwbare schriftelijke gegevens, verweerder deze inkomsten op een redelijke wijze mag schatten. De betrokkene uitkeringsontvanger heeft dan vervolgens de mogelijkheid om de juistheid van de op basis van deze schatting vastgestelde bedragen te weerleggen met ondubbelzinnige, concrete en verifieerbare inkomensgegevens. Een redelijke verdeling van de bewijslast met betrekking tot de omvang van de feitelijke genoten inkomsten uit arbeid brengt in die situatie met zich mee dat het risico dat relevante gegevens onbewezen blijven bij de uitkeringsontvanger wordt gelegd. Het is derhalve in beroep aan eiseres om de juistheid van deze schatting te weerleggen.
9.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de verschillende fases van de beroepsprocedure meerdere overzichten heeft overgelegd, afkomstig uit de administratie van [bedrijf]. Deze overzichten vertonen onderling relevante verschillen. De vraag is of eiseres daarmee ondubbelzinnige, concrete en verifieerbare inkomensgegevens heeft overgelegd, waarmee de door haar in 2010 en 2011 ontvangen inkomsten alsnog kunnen worden vastgesteld. Daarbij is van belang dat de ter zitting van 9 januari 2014 aanwezige getuigen hebben uitgelegd dat [bedrijf] twee registraties bijhield. Er was een zorgadministratie, waarin alle uren werden bijgehouden dat cliënten aanwezig waren. Daarin staan dus zowel uren vermeld die werden besteed aan vrijwilligerswerk (en werden uitbetaald) als uren dat cliënten voor andere onbetaalde activiteiten en bijeenkomsten aanwezig waren. De getuigen hebben daarbij aangegeven dat [bedrijf] meer is dan alleen een vrijwilligersorganisatie, vandaar deze zorgadministratie. Het overzicht van februari 2012, waarop verweerder haar schatting heeft gebaseerd, is afkomstig uit deze zorgadministratie. Daarop staan dus meer uren dan de uren die werden besteed aan vrijwilligerswerk en werden uitbetaald. Deze uitbetaling vond steeds plaats elke laatste dinsdag van de maand. De lijsten van de op die dagen aan iedere cliënt/telefoniste uitbetaalde uur/vrijwilligersvergoeding zijn voor het eerst tijdens de schorsing aan het dossier toegevoegd. Daarop staan voor eiseres iets lagere bedragen aangegeven dan op basis van de zorgadministratie is geschat. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met deze uitleg door de getuigen en de lijsten van de daadwerkelijk uitbetaalde bedragen voldoende heeft aangetoond dat voor de berekening van de vergoedingen die eiseres heeft ontvangen uitgegaan moet worden van de gegevens van deze laatste lijsten met uitbetalingen van [bedrijf].
10.
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat een aantal betaalde vergoedingen van het totaal bedrag moeten worden afgetrokken. Eiseres heeft er daarbij op gewezen dat op een aantal betaallijsten “+2” of een veelvoud daarvan, wordt vermeld. Volgens eiseres betreft “+2” een vergoeding voor de was die eiseres voor [bedrijf] heeft gedaan en waarvoor eiseres kosten aan electriciteit, wasmiddel etc. maakte. De rechtbank stelt vast dat nu eiseres de inlichtingenverplichting heeft schonden, het aan haar is om te bewijzen dat deze bedragen daadwerkelijk een onkostenvergoeding voor de was waren. De enkele mededeling van eiseres wordt niet ondersteund door de verklaringen van de getuigen en volstaat daarmee niet.
11.
Voorts heeft eiseres aangevoerd dat op de betaallijst van juni 2011 een extra bedrag staat vermeld van € 21,60 en op de betaallijst van december 2011 een bedrag van € 40,20. Dit betreffen volgens eiseres kosten die zij heeft gemaakt voor boodschappen en deze dienen volgens eiseres van het totaal bedrag te worden afgetrokken. De rechtbank overweegt dat, nog afgezien van de vraag of dit daadwerkelijk vergoedingen betreffen voor boodschappen, dan wel vergoedingen voor reiskosten, zoals op de overzichten staat vermeld, voor dergelijke vergoedingen de door verweerder gehanteerde vrijstelling van € 764, - per jaar is bedoeld. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat deze bedragen derhalve onderdeel uitmaken van de door eiseres ontvangen vergoeding.
12.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de herziening en de terugvordering van de bijstand niet op een deugdelijke motivering berusten zodat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit wegen strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigen.
13.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, zelf in de zaak te voorzien door verweerder op te dragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van het navolgende.
14.
Ten aanzien van de brutering van het terug te vorderen bedrag geldt dat nu eiseres de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17, eerste lid, van de WWB, heeft geschonden, verweerder de vordering op grond van artikel 58, vierde lid, van de WWB heeft mogen bruteren. Dit geldt echter niet voor de maanden juni en juli 2010 en november 2011. Bij de door verweerder nieuw te maken berekening van de terug te vorderen bedragen dient brutering over deze maanden daarom achterwege te blijven.
15.
Uit de door eiseres overgelegde gegevens blijkt dat zij in 2010 in totaal € 375, - bij [bedrijf] aan kostenvergoeding heeft ontvangen. Voorts heeft zij € 500, - ontvangen voor haar werkzaamheden bij [bedrijf]. In totaal derhalve € 875, -. Dit bedrag ligt €111, - boven het door verweerder vrij te laten bedrag van € 764, -. Op grond van artikel 2, onder a van de Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Gemeente Amstelveen ziet verweerder af van terugvordering indien het terug te vorderen bedrag lager is dan € 150, - op jaarbasis. Indien het terug te vorderen bedrag na brutering minder bedraagt dan € 150,- dient daarom van terugvordering te worden afgezien.
16.
Uit de door eiseres overgelegde gegevens blijkt dat zij in 2011 in totaal € 761,80 aan kostenvergoeding van [bedrijf] heeft ontvangen. Voorts heeft zij een bedrag van € 500, - ontvangen voor haar werkzaamheden bij [bedrijf]. In totaal € 1261,80. Dit bedrag ligt € 497,80 boven het door verweerder vrij te laten bedrag van € 764, -.
17.
De rechtbank draagt verweerder op om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
18.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt. Indien eiseres direct aan verweerder de juiste informatie zou hebben verstrekt, en niet pas op de tweede zitting inzake de behandeling van haar beroep, zou dit tot een juiste besluitvorming hebben kunnen leiden. De omstandigheid dat de administratie van [bedrijf] nogal te wensen overliet, baat eiseres in dit verband niet, aangezien de bewijslast van de daadwerkelijk door haar ontvangen bedragen bij gebreke van een tijdige opgave daarvan op haar rust en van haar verwacht mocht worden ook zelf een registratie bij te houden van de door haar ontvangen inkomsten. Het is dan ook aan eiseres zelf te wijten dat zij een procedure bij de rechtbank heeft moeten voeren. Van de kosten van eiseres in verband met de behandeling van het beroep kan dan ook niet worden gezegd dat zij deze redelijkerwijs heeft moeten maken.
19.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42, - aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.I. van der Does, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. van Duinen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2014.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D:B
SB