Op 8 juli 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op het geldtransportbedrijf Brink’s op 29 juni 2011 in Amsterdam Zuidoost. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 13 en 24 juni 2014. De officieren van justitie, mr. H. Hoekstra en mr. R.A. Kloos, hebben vorderingen gedaan, terwijl de raadsman van de verdachte, mr. M.A.I. Witlox, verweer heeft gevoerd. De verdachte werd beschuldigd van het wegnemen van een geldbedrag van ongeveer 12 miljoen euro, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen politieambtenaren aan de orde waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijswaardering uitvoerig besproken. De overval vond plaats omstreeks 03:00 uur, waarbij de overvallers op de vlucht sloegen en op politieagenten schoten. Er werd DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen op een handschoen die tussen een hangslot en een ketting aan het toegangshek van de KLPD was gevonden. De rechtbank oordeelde echter dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte te veroordelen voor medeplichtigheid aan de overval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 1 tot en met 3, maar achtte de feiten 4 en 5 wel bewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor het voorhanden hebben van een gasalarmpistool en het telen van hennepplanten.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij Brink’s Nederland B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. G.M. van Dijk, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2014.